December

geboren
overleden

1
december

Pierre Kemp (1886-1967)

Wim Hoogers (1940-2020)

Eric van Loo (1957)

Catharina Blaauwendraad (1965)

Daniël Vis (1988)

Margot Vos (1891-1985)

Jan H. de Groot (1901-1990)

Koos Schuur (1915-1995)

Elisabeth Eybers (1915-2007)

Paul van den Hout (1939-2015)

VEDERLICHT II

Een musje landt op een mirabellenboom
het twijgje veert vervaarlijk door.
Onverstoorbaar schommelt zij
en doet zich stilgevallen tegoed
aan wat daar kruipt en vliegt en groeit.

Een mens kijkt wel uit, bekwaamd
in berekenen, de kat uit de boom.
Het is slechts weinigen gegeven
zo licht te leven, te balanceren,
van eigen veerkracht uit te gaan.


Eric van Loo
In: Iets kleins volstaat (2021)

2
december

Frédéric Leroy (1974)

Yge Foppema (1901-1983)

N.E.M. Pareau (1906-1981)

Jaap Harten (1931-2017)

De Sidderrog


Schoon week en traag schuwt hij den vijand niet;
zijn blanke buik komt door het slijk gegleden
en peinzend starend prevelt hij gebeden,
’t vermoeide oog vol eeuwenoud verdriet.


Maar ijzig gif doorstroomt de klamme leden,
verschrikking, die het vadsig merg doorziedt.
Het oog vlamt op. De kille bliksem schiet.
De prooi is dood, de sidderrog tevreden.


Somwijl heeft hem het listig aas bedrogen,
de haak is door de dunne lip gebogen.
Thans spilt niet, ijdel rukkend, hij zijn kracht.


De visscher trekt... hij ziet het monster drijven
en loost het snoer – dan plots: de handen stijven;
de sidderrog zinkt bodemwaarts en lacht.


N.E.M. Pareau
In:  Mengelingen (1933)

3
december

Werner Spillemaeckers (1936-2011)

Fred De Swert (1945-1977)

Albertina Soepboer (1969)

Mear langstme

 

Hoe’t ik dy net begeare wol, mar

dat it noch foardat wurden lucht fine

werklikheid is, hoe’t ik dy no

yn ‘e lûden fan ‘e nacht tekenje,

dyn mûle yn in oare mûle fyn

dyn hannen yn oare hannen fiel

en dyn skaden my neirinne,

it is hast fansels.

 

Hoe’t langstme yn my ombyt, har

angels troch my hinnen stekt,

spytgnizend op ‘e spegel

har bewegingen tekenet en seit

dat gjinien ûntkomt en dat se wit

fan it fallen fan ‘e stim, it sinken

fan it lichem en de swierte fan in hân,

it is hast fansels.

 

Albertina Soepboer

Op: https://www.frieseliteratuur.nl/albertina-soepboer/

4
december

Pat Donnez (1958) 

Méland Langeveld  ((1959)

Geert Jan Beeckman (1961)

Linda Vogelesang (1974)

Kees Buurman (1933-1997)

HOTEMETOTEN

 

Wie bedenkt een leuk gedicht met het rijmwoord

torpedoboten? Talrijke prijzen te winnen.

Het stond afgelopen week in de krant.

Duidelijk een wedstrijd die zich kant

tegen vrije verzen.

Op de voorpagina las ik over een droommoord.

Wat moet je je daar in hemelsnaam bij voorstellen?

Een zonovergoten lynchpartij op de Seychellen?

Toen bekeek ik het bericht opnieuw en las droomoord.

Over een waanzinnige cruise naar de Hotemetoten.

En ineens had ik het rijmwoord voor torpedoboten.

Maar please, zeg het niemand voort, op je erewoord.

 

Pat Donnez

Uit: Hotemetoten; Gedichten voor kinderen en andere grote mensen (2008)

5
december

Gerrit Jan van de Waal (1904-2010)

Voorwaarts Vaderland.

 

Voorwaarts Vaderland!

Hoog de oude vaan.

De stormklok luidt de opstand.

De Geuzen breken baan:

Par-ti-saan!

 

Voorwaarts Vaderland!

Nu geldt één gebod.

Gejaagd door éénen vijand,

Gelouterd door één lot:

Pa-tri-ot!

 

Voorwaarts Vaderland!

Eén voor één rebel.

Het davert door de kampen.

Het echo't in de cel:

Groot-appèl!

 

Voorwaarts Vaderland!

Riemen om de kin.

Met God door bloed en tranen

Een schooner tijdperk in:

Ko-nin-gin!

 

Voorwaarts Vaderland!

Vult de bandelier.

De klok luidt stormend verder,

Wij volgen Uw banier:

Ze-ge-vier!

 

Gerrit Jan van de Waal

Uit: Geuzenliedboek 1940-1945 (1975)

6
december

Dina Mollinger (pseudoniem Ellen, 1871-1940)

W.A.P. Smit (1903-1986)

Jan Kooistra (1938-1992)

Renée Luth   (1979)

het veenoffer

 

ik eens van vlees en bloed

formeel tot turf geworden

kan branden als het moet

want ik hing aan de strop

boven het zwarte veen

voordat ik in het water viel

trokken nog 7 nachten

aarzelend langs mij heen

Odin brandende god.

 

Jan Kooistra

Uit: Helse jager (geen jaartal)

7
december

Jan van der Geer  (1949)

Bert Lema (1969)

Bernard Wesseling (1978)

J.L. de Belder (1912-1981)

Een nieuw huis

 

Het huis op de Patersweg is leeg.

De paar vierkante meter grond,

waar de bruine jaloerse hond

haar behoeftes deed, zal

nooit meer betreden worden.

Althans niet door Wanda.

De nieuwe bewoner zal het omspitten

en er margrieten laten groeien.

De boekenplank is er ook

niet meer, de gedichten aan de muur

zijn weg en ook het blauwe gordijn

tussen gang en woonkamer.

Nooit meer zullen daar de rustige

stemmen klinken en het getik

van de machine die brailleschrift

tovert op okerkleurig papier.

Nooit zal Wim

mij daar nog begroeten,

maar elders,

driekwart omgeven door hoge bomen

in een huis vastgeklonken aan

een dierenasiel.

Al in aanbouw en omringd

door een hek waarachter

nu nog maar één herder blaft.

 

Jan van der Geer

Uit: Niemand verdwijnt (2012)

8
december

Erik van Os  (1963)

Sieger M. Geertsma (1979)

Frank Daen (1918-2007)

Wouter Kotte (1933-1998)

Een banaan

 

Een banaan

is heengegaan

het was haar laatste wens

te mogen sterven in haar schil

maar een of ander mens

had niets te maken met haar wil

zo stierf zij bloot

een droeve dood.

 

Erik van Os

Uit: De man die in sprookjes geloofde (2002)

9
december

Theo Vesseur (1921-1991)

W.J. van der Molen (1923-2002)

Hava Güveli (1980)

Chris J. van Geel sr. (1891-1969)

Gery Helderenberg (1891-1979)

Jacq Vogelaar (1944-2013)

Koenraad Goudeseune (1965-2020)

Wil je een koekje bij de thee?

 

En als je thee op is, hoop ik dat je er nog een wilt

of koffie kan ook. Anders iets wat erop lijkt. Granaatappelsap.

Daar sta ik ook open voor.

Wat ik eigenlijk bedoel, is of je alsjeblieft nog even wilt blijven zitten

alsjeblieft nu het nog kan, dat ik dan kan zeggen wat ik wil. Dat ik je nog niet kwijt.

En leg je dan ook even je telefoon naast je bord, misschien kun jij dat doen.

Je weet toch wel dat als de zon schijnt een boom sneller groeit of een struik

en ze het vermogen hebben om te horen en onbevangen te luisteren naar water.

 

Hava Güveli

10
december

Frank Valkenier (1907-1999)

Martijn Teerlink (1987-2013)

Zegswijze

 

wat ik doe bestaat alleen hierin,

dat ik mijn naam op veel manieren uitspreek

ik ben de zegswijze van deze tijd

dus wat mij recht in het gezicht gezwegen wordt

schep ik rond en rood en open ik

mijn woorden zijn een lange aderlating

uit mijn vaten stroomt mijn bloei

en ik praat slechts in vormen van wind

 

Martijn Teerlinck

In: Ademgebed (2014)

11
december

J.C. van Schagen (1891-1985)

Martin Veltman (1928-1995)

Ernst van Altena (1933-1999)

Paul Rigolle (1953)

Wat heb je verwacht?

 

Wat heb je verwacht, toen je in mijn kamer kwam?

Wat heb je verwacht, toen je mij tot partner nam?

Heb jij toen gedacht: goed beginnen?

Of was het soms meer: ik ben binnen?

Wat heb je gedaan?

Na een jaar weggegaan …

Wat heb je verwacht, toen je mij eenmaal bezat?

Wat heb je verwacht, toen je aan mijn tafel at?

Heb jij toen gedacht: alles delen?

Of was het soms meer: stiekem stelen?

Wat heb je gedaan?

Na een jaar weggegaan …

Met open armen en open verwachting

trad ik jou tegemoet …

Met heel veel trots en met heel weinig achting

riep jij: gegroet …

Wat heb je verwacht, van ons nachtelijk gestreel?

Wat heb je verwacht, van ons daaglijks gekrakeel?

Wat heb je verwacht van je woede?

Was die soms om mij óp te voeden?

Wat heb je gedaan?

Na een jaar weggegaan …

Wat heb je verwacht in die eerste teed’re week?

Wat heb je verwacht, toen het mij nog blijvend leek?

Dacht jij net als ik toen aan kind’ren?

Of dacht je: die kunnen me hind’ren?

Wat heb je gedaan?

Na een jaar weggegaan …

Ik had een toekomst en jij een verleden,

Dus werd het … een hel …

Ik heb gepraat en gesmeekt en gebeden …

Maar jij? Vaarwel!

Wat heb je verwacht in ons allereerste uur?

Wat heb je verwacht: warme warmte? Of koud vuur?

Wat was het voor mij: Heel mijn leven …

Wat was het voor jou? Zo maar even …

Wat heb je gedaan?

Na een jaar weggegaan …

Zonder kus weggegaan …

Zonder jas weggegaan …

Zonder hand weggegaan …

Zonder hoed weggegaan …

Zonder meer … weggegaan …

 

Ernst van Altena

Uit: Chansons van Ernst (1965)

12
december

George Kettmann jr. (1898-1970)

Shriniváshi (1926-2019)

Jacobus Bos (1943)

Nes Tergast (1896-1974)

Vult verdriet met verdriet

 

Er kruipt een meerval door mijn hersens
die meer dan een meter lang is
en elke uithoek daar verkent.
Ik voel hem kronkelen en woelen.
Hij voedt zich met mijn gedachten.
Haalt alle zuurstof uit mijn bloed.
Ik hang uit het raam en hap naar adem.
Buiten ruikt het naar dierentuin.
Ik sla zo hard als ik kan alarm.
De vijand valt van achteren aan.
Zelfs wie dood is vecht nog mee.
Mannen op neushoorns bestormen
met fakkels en stormrammen de poort.
Waanzin tintelt in hun ogen
wanneer het strijdgewoel verstomt.
Op straat roept iemand mijn naam.
Maar ik weet dat het te laat is.
Met een glimlach sta ik voor het raam.

 

Jacobus Bos
In: De waan en zin van het bestaan (2019)
 

13
december

J.F. Kunst (1897-1948)

Ida Vos (1931-2006)

Peter Schotman (1940)

Anton Dautzenberg (1967)

Wolfram Swets (1969)

Albert Bontridder (1921-2015)
Karel Jonckheere (1906-1993)

 

Als je weggaat
brandt een silhouet van pijn
zich in mijn vlees tot eeuwige

 

herinnering

 

lispelt zacht
een woord van troost
in mijn verwarde

 

ziel

 

zo net nog in contact
met jouw gevoel
je hand wuift
lucht onwezenlijk
ver van ons

 

leven

 

neem je mee in een valies
mijn oog stroomt
leeg van beelden van

 

geluk

 

dat roept nog groeten
aan de nacht
maar jij bent

 

weg

 

Peter Schotman
Uit: Op windveren van verlangen (2011)
 

14
december

Ferdinand Vercnocke (1906-1989)

Gerard Reve (1923-2006)

Johanna Kruit (1940)

Boudewijn Büch (1948-2002)

Jan Fabre (1958)

Cees van der Pluijm (1954-2014)

Elisabeth Augustin (1903-2001)

35

 

Slaap is niet het sluitstuk

van de oude dag

Wanneer ik slaap

vallen de maan en de sterren naar beneden

in mijn open ontspannen mond

en verspreid ik licht van buitenuit

Slaap is het vertrekpunt

van de nieuwe dag

En wanneer ik ontwaak

valt de zon

in mijn open verbaasde mond

en verbrand ik van binnenuit

 

Jan Fabre

Uit: Restanten (2016)

15
december

Jan Greshoff (1888-1971)

Joris Miedema (1978)

Sjoerd Leiker (1914-1988)

De Verborgene

 

De Eeuwige, de Almachtige spreekt uit het zand:

Lofzangen, perkamenten vellen, houtjes en stenen.

Ik mocht van de Eeuwige zijn vergrootglas lenen,

hoe houdt men het uit zonder liniaal, garen en

band?

 

Sjoerd Leiker

Uit: Verzegel in zand (1989)

16
december

Tip Marugg (1923-2006)

Adriaan van Dis (1946)

Jos Versteegen (1956)

Omer Karel De Laey (1876-1909)

MAAN BOVEN SURABAYA

de geboortestad van mijn jong overleden vader

 

mijn vader als maan

eerst schil, dan weg, wassend

een nacht in regen opgegaan

oog langs wolken krassend

 

man van eb en vloed

die wroet

 

komt en gaat

en de nacht geel

bloeden laat

 

Adriaan van Dis

Uit: Totok II (2008)

17
december

Gerard van Klinkenberg (1900-2003)

Toon Hermans (1916-2000)

Paul Snoek (1933-1981)

Frank Martinus Arion (1936-2015)

Hendrik Carette (1946)

Henri Bruning (1900-1983)

De nazaat van Djengiz Chan

 

Nog zwerft hij rond op de steppen van het Altai

of op de vlakten van de Gobi. Ademt als Adam

en leeft zijn nomadisch leven.

 

Hij koestert zijn kameelharen tapijten, zijn jachtvalk

en zijn tanige Mongoolse

alsook een oude verkreukte foto van de laatste Dalai.

 

Avond na avond slurpt hij zure merriemelk

en ranzige boterthee en schuilt

in een vilten tent onder de sterren.

 

Zijn zonen drinken al gestookte alcohol

en rijden rond op rode Russische motoren met zijspan

in grote wolken van stof en opstuivend zand.

 

Te paard gaat hij, de nazaat van Djengiz Chan,

stapvoets de bergen in

en zingt en neuriet als een extatische sjamaan.

 

Hendrik Carette

Uit: Panorama’s en portretten (2018)

18
december

Jan Kal (1946)

Friso Woudstra (1988)

 

Geert van Oorschot (1909-1987)

Pem Sluijter (1939-2007)

I.M. Geert van Oorschot

 

Ik vond je ooit, voor je dood, voorover liggend

op je bed. Je droeg een zwart pak en een zwarte hoed.

 

“Geert is dood!” Nee, je ademde en ik wekte je.

Je vertelde me dat je kleiner zou gaan wonen.

 

“Is dit huis niet goed? Wat gebeurt er dan met al

je boeken?” Hoe kon ik weten dat jij een urn bedoelde?

 

Sprak je over een graf? Geen voorlopig onderkomen?

Je zei: “Ga de tuin in om bloemen te plukken.”

 

Je stuurde mij de tuin in om bloemen te plukken.

In het licht deed ik wat je wilde. Bloemen. Voor jou?

 

Of meer voor alles wat er was gebeurd en wat er zou

gaan gebeuren? Ik heb je vaker bezocht dan men vermoedt,

 

we hebben elkaar meer gesproken dan men denkt. Ik weet

veel van je, ik ken je liefde en je spijt, je vrezende grootheid.

 

Ik hield het geheim, zoals je mij geheim hield in dat laatste jaar

voor de anderen. Ik weet niet waarom. Ik was zo onbelangrijk.

 

Misschien daarom? Maar zo was je niet, want we aten samen

en je zei bezorgd: “Zoek een baan, van dichten kan niemand leven.”

 

Ik zoek geen baan en jij bent ongelooflijk dood. Ooit kwam er een brief

met jouw handschrift van een ander. Een mirakel: je was Geert van Oorschot.

 

Rogi Wieg

In: de kam (2007)

19
december

Maurice Roelants (1895-1966)

Hanny Michaelis (1922-2007)

H.J. de Roy van Zuydewijn (1927-2019)

Dorette van Kalmthout (1946)

Juliaan Haest (1912-1984)

Hans Warren (1921-2001)

Michael Slory (1935-2018)

Jules Deelder (1944-2019)

GODDANK

featuring Hans Dulfer

 

Soms zittend voor m’n platenkast

hoor ik alle platen uit die kast

tegelijk tot klinken gebracht

Dan is het of het paradijs plots

stil boven de aarde hangt

en ik in een flits van deze

gene wereld binnenval en één on-

deelbaar monument het On-

verklankbare in mij wordt verklankt

om even onherroepelijk als ongrijp-

baar ver voorbij de sterren

in een zwart gat te versterven

Op die momenten ben ik bijna

een gelukkig man die God –

zo Hij bestond – vanuit de

diepste diepten zijner ziel

voor deze blijk van Eeuwigheid

ootmoedig dank zou willen zeggen

 

Jules Deelder

Uit: Totaal Loss (2011)

20
december

Harriët Laurey (1924-2004)

Alexander West (1938-1967)

Gerard Beense (1946-2020)

Hans van Willigenburg (1963)

Hulde

 

Vliegen is aan vogels voorbehouden

en dieren die vleugels bezaten,

zo heeft de mensheid lang gedacht.

De nazaat van Djengiz Chan

Nog zwerft hij rond op de steppen van het Altai

of op de vlakten van de Gobi. Ademt als Adam

en leeft zijn nomadisch leven.

Hij koestert zijn kameelharen tapijten, zijn jachtvalk

en zijn tanige Mongoolse

alsook een oude verkreukte foto van de laatste Dalai.

Avond na avond slurpt hij zure merriemelk

en ranzige boterthee en schuilt

in een vilten tent onder de sterren.

Zijn zonen drinken al gestookte alcohol

en rijden rond op rode Russische motoren met zijspan

in grote wolken van stof en opstuivend zand.

Te paard gaat hij, de nazaat van Djengiz Chan,

stapvoets de bergen in

en zingt en neuriet als een extatische sjamaan.

Toch is in het verleden meermalen getracht

Dat doemdenken te verlaten

door op tal van manieren te proberen,

zich het vliegend voortbewegen van

een vogel aan te leren.

Het is gelukt, na veel gedoe.

Daarom een blijk van hulde aan allen

die in hun pogingen daartoe,

in falen ter aarde zijn gevallen.

 

Gerard Beense

Uit: Weerspiegeling (2019)

21
december

Garmt Stuiveling (1907-1985)

Ted van Lieshout (1955)

Co Woudsma (1960)

Bibi Dumon Tak (1964)

Florence Tonk (1970)

Leo Ross (1934-2014)

Chawwa Wijnberg (1942-2019)

De wilde kameel

 

Wilde kamelenman, alleenstaand,

zkt. Kennismaking met vr.

6 jr.

kinderen geen bezwr.

Sterk. Zeer trouw.

Flex. Kan tegen hitte (+50 °C.)

en extr. kou (-40 °C.)

Komt uit Mongolië, Gobi wstn.

Chinese uit Lop Nur geen probl.

Mag ook hele harem zijn.

Tam niet gewenst,

(want te veel vermenst).

Ben jij, of zijn jullie, de ware(n)?

Laat dan een boodschap achter in het zand.

We zijn nog maar met duizend,

het is zo stil en leeg hier

en mijn ♥ staat al te lang in brand.

 

Bibi Dumon Tak

Uit: Laat een boodschap achter in het zand (2018)

22
december

Wiljan van den Akker (1954)

Astrid Lampe (1955)

Georgine Sanders (1921-2015)

Jaap Zijlstra (1933-2019)

en waar het aan zoomfunctie ontbrak

loepzuiver het gehoor – meersporenband

de roltongvaren van het binnenoor

(omlaag uitwissen)

 

Astrid Lampe

Uit: Rouw met diertjes (2013)

23
december

Arnold Spauwen (1946-2013)

Els de Groen (1949)

Peter van Lier (1960)

Hans Kloos (1960)

Hermien Manger (1903-1988)

Louis Th. Lehmann (1920-2012)

Francis Verdoodt (1941-2018)

Leve de reigers (II)

 

Zij aan

zij spieden vogel en man liefst tot op

de bodem van het water, hun blikveld door verstandige

vissen, ‘gezien de natuurlijke achterdocht in hun ogen’, volkomen

sur place doorgrond -

totdat

de reigers uiterst behoedzaam twee stappen

achteruit en zijwaarts zetten om (‘tsjak’)

precies

op het goede moment

diagonaal voorwaarts te bewegen; snel, kwaakt een kikker, plonst

synchroon een man?

 

Peter van Lier

Uit: Zes wenken voor muggen aan de deur (2007)

24
december

Henriëtte Roland Holst-van der Schalk (1869-1952)

H.C. ten Berge (1938)

Frank de Crits (1942)

Harmen Wind (1945-2010)

Jace van de Ven (1949)

Sebastiene Postma (1957)

Esther Jansma (1958)

Mea Mees-Verweij (1892-1978)

Winterzin

Een grijze lucht die urenlang
    op sneeuwen stond,
zich inhield, schuchter toen
een handvol vlokken zond
als een belofte voor de nacht
waarin je wakend lag
te slapen tot de dageraad
het sneeuwen niet meer tegenhield
en je gonzend van geluk
de dag begon en uit het zolderraam
de eeuwen en de witbestoven akkers
naast de landweg overzag,
 en er niets was dat die vervoering brak —

H.C. ten Berge (1938)
uit: Splendor (2016)

25
december

Jacques Benoït (1901-1991)

N.E.M. Pareau (1906-1981)

Max de Jong (1917-1951)

Ard Posthuma (1942)

Hans Dekkers (1954)

Hans Kloos (1960)

C.J. Kelk (1901-1981)

Hendrik van Teylingen (1938-1998)

HET RECHTE RUGJE

 

Het rechte rugje van zijn kinderjaren

raakt menigeen zijn leven niet meer kwijt 't Weerbarstig kuifje slecht gekleurde haren is nauwelijks vatbaar voor de tand des tijds.

 

Het schoolse schrift, de welverzorgde handen beklijven en met rekenen blijft het gaan ...

O, konden wij eens ruilen met elkander

en zorgeloos in eens anders schoenen staan.

 

Ik zou zo graag dan Casanova wezen

of Don Quichotte of De Dikke Man

of iemand die een afschuw heeft van lezen, maar daarentegen goed chaufferen kan.

 

C.J. Kelk (1901-1981)

uit: Egel en faun (1947)

26
december

C.C.S. Crone (1914-1951)

H.A. Gomperts (1915-1998)
Niek Verhaagen (1916-1948)


 

Anthonie Donker (1902-1965)
Catharina van der Linden (1909-2002)
Bert Voeten (1918-1992)
Theo Vesseur (1921-1991)

 

        zich bergen

 

        lager vliegen de vogels

        en hoger gaat de wind

        gedachten kruipen over de aarde

        en de tijdstorm steekt op.

        achter de bomen

        achter de velden met de rivier

        achter de dag-vandaag

        in de morgenschemer

        van de dag die moet worden

        geboren

        weet ik het nest van de stormwind

        weet ik de grote vernieler komend.

        ik leef nog in rust

        maar mijn hart

        luistert in stilte

        naar het waaien dat komt.

        de grote vernieuwer

        die het oude wegslaat

        zal ons leven in zijn handen nemen

        en het tegen de aarde smakken.

        kreunend

        zullen wij in de aardemoeder wegkruipen

        en krimpen in haar donker.

 

        Catharina van der Linden (1909-2002)

        uit: Mijn duizendbladig boek (2005)

27
december

Louis de Bourbon (1908-1975)
Hans van Straten (1923-2004)
Patrick Lateur (1949)

 

Inge Tielman (1931-2015)

Kleine elegie

 

De seinpaal bij de overweg

herinnert zich nog hoe zij lachte

als jongens haar naar huis toe brachten

of als ze fietste langs de dijk.

 

En zij die langs de slootkant gaan

zien daar hoe aan de oeverkanten

tussen los kroos en waterplanten

haar spiegelbeeld is blijven staan.

 

Maar 't lichte van de avondwind

dat 's zomers door haar haar kwam suizen

vindt nu nog slechts de lage huizen,

het wagenwiel, de koffietent.

 

Waar zij eens met de terriër liep

staan nu de olmen meer gebogen,

woekeren gras en onkruid hoger

en waaien stukken pakpapier.

 

Hans van Straten

Uit: Herfst in Holland (1946)

28
december

Mia Gerhardt (1918-1988)

Clem Schouwenaars (1932-1993)

Frans Budé (1945)

Simon Dermijn (1948)
Frank Oost (1948)
Lut de Block (1952)
Miek Smilde (1966)

Bobb Bern (1940-2019)

Dochter en ik

We liepen beiden bloedend langs de Keyserlei.
Dochter en ik. Geen woord was tussen ons,
geen misverstand. Ook geen verband
tussen haar zwijgen en mijn gewild niet spreken.
Alleen een hand die me het vallen zou beletten.
Een stomme steen, zei ze. Opletten.
Het kind is moeder van de vrouw.

 

Ik bloei, zei ze toen ik haar zeggen wou
dat leven bloeden is en niet te stelpen.
Ze klaterlachte, kon het ook niet helpen.
Of bloeden niet een beetje bloeien is?
En dat ze snakte naar gemis,
geluk, gelul, gelal van jongens in de straat.

 

Ooilam op mijn schoot, wat werd ze groot.
De lente was nog iel en zij zo blij.
Gewichtsloos liepen wij,
zo zij aan zij, en hand in hand,
zo beiden bloeiend langs de Keyserlei.

 

Lut de Block

Uit: Entre deux mers (1997)
 

29
december

Jolanda Kooijmans (1967)

Herman J. Claeys (1935-2009)

Bart Plouvier (1951-2021)

Lentelied

 

        Wij fietsten over dijken in een witte zon,

        zij zomers transparant, ik uitgewinterd pas,

        en alles was weer net zoals het eerst begon:

        krooswater, bloesems, ooien, onbetreden gras.

 

        De lucht was iel en broos, de kreupeltakjes bros

        in de nog wakke beemd waardoor wij blootsvoets waadden,

        maar het gezang van lentegalen in het tsjiftsjafbos

        verlokte ons naar 't mos, dat wij bevreemd betraden.

 

        We aten appels in de glooi van een taluud,

        waarna wij prille netels gaarden in het moer;

        betoverd keken wij naar 't duiken van een fuut,

        totdat het veer ons naar Sint-Bernards oever voer.

 

        Zij wees mij blauwe schroefjes van de maagdenpalm

        nabij de moede muren van een ouw' abdij.

        Wij schreden binnen onder bronzen klokkengalm

        en doolden door de gangen in een monnikspij.

 

        En toen ontsteeg ik willig wat mij aards verbond:

        een jonge vrouw, de voorjaarstooi, dit mijmer-oord,

        want alles werd weer net zoals het ooit ontstond:

        uit niets, uit on-geluid schiep iets mijn eerste woord.

 

        Herman J. Claeys (1935-2009)

        Van: http://www.hermanjclaeys.nl

30
december

Willy Spillebeen (1932)
Wouter Kotte (1933-1998)
Jan Kuijper (1947)
Joz Knoop (1957)
Paul Demets (1966)
Christophe Vekeman (1972)

 

De tombe van Hadewijch

 

        De vogelen hebben lange gezwegen,

        want ik leef heden al een eeuwigheid.

        Daarmee verlies je het besef van tijd.

        Kom ik nou jou, of kom jij mij nu tegen?

        Komt tijd, komt raad, weten we het terdege,

        maar nu, pas op de plaats, is wijd noch zijd

        een handwijzer te zien die ons bevrijdt

        en afleidt van waar wij ons niet bewegen.

 

        Hoe minne de minne met minnen ere-

        ik had geen tijd dan voor dat ene ding.

        Zo kwam het dat ik niet met jou omging:

        te jong en oud om elkaar maar te leren

        kennen. Kennen is zien, in een flits. Zing

        met mij mee, deze zonsverduistering.

 

        Jan Kuijper

        Uit: Tomben (Querido, 1989)

31
december

Jacob Israël de Haan (1881-1924)
August Van Cauwelaert (1885-1945)
Mathias Kemp (1890-1917)
Francis Verdoodt (1941-2018)
Marc Bruynseraede (1943)
Wijnand Steemers (1947)
Arjen Duinker (1956)
Anne Vegter (1958)

 

        Sonnet 22

        op tilt zitten wachten – op gelukkige regels –
        erin- , tussen- , uitwrikken van vreemde talen
        – opzichtig optillen van spekgladde tegels –
        fris staren naar – maanzieke – lelies vandalen

        – onder die tegels – schimmels – versagen –
        inbraak – in je zekerheden – blijven tolereren
        – sponningen – rond je blikveld – uitzagen –
        met die inbrekers zuivere koffie fingeren –

        zolang jij je niet boven jezelf uit gehesen
        hebt – (bevraag anders een meester) – slaap
        je mefistofelisch – omzichtig – in giftige inkten,

        is – intuïtie – die pythia – er fel op gebeten
        je te bijten – is je geeuw – nog – niet gaap
        genoeg om in zo’n eeuwig sonnet te stinken

        Wijnand Steemers
        Uit: Toegiften (2016)

Inloggen / registreren

Ik ben al gebruiker

Voer uw e-mail adres en uw wachtwoord in om u op de website te identificeren.

 

Wachtwoord vergeten?

 

Schakel JavaScript in om gebruik te maken van onze inlogfunctie

Voer uw e-mailadres in en klik op herstellen. Als u met het ingevoerde adres inderdaad al een account heeft bij ons zult u per e-mail een nieuw wachtwoord ontvangen.

Ik wens gebruiker te worden

Registreren Sluit popup