April

geboren
overleden

1
april

Max Nord (1916-2008)

Paul van Leeuwenkamp (1955)

Kees Winkler (1927-2004)

Uitzicht

 

Vertel mij niets. Ik heb het nu begrepen.

Wat stelt het voor? Een uitzicht over zee.

Wie kijkt ziet niets. Hij krijgt onzichtbaar nee.

Wat levend is verdwijnt. Ik ken de knepen.

 

Wat blijft is fantasie, een horizon.

Die ga ik tegemoet, de ogen open.

Men moet bij helder weer de zee inlopen.

Vertel mij niets. Ik wou dat ik het kon.

 

Max Nord

Uit: Verzen (1994)

2
april

Marcel Obiak (1936)

Jeanine Hoedemakers (1954)

Rik Wouters (1956)
Guido Utermark (1960

Anneke Claus (1979)

Hoe het komt dat ik Duitse gedichten schrijf

 

Uit de messenslijper an sich kwam, afgezien van het mes, weinig dat

aangemerkt kon worden als van kapitaal belang.

 

Het meeste was de moeite van het veilen niet eens waard, zo

hermetisch. Zelf had ik er geen plaats meer voor. Alleen de zwarte doos

ging mee.

 

De laatste tape bevatte vooral interviews. Iemand vroeg de

Messenslijper wie zijn messen überhaupt sleep. Dat was niet nodig,

antwoordde hij eenvoudig. Mensen zoals hij hadden de oorlog im

Grunde altijd bij zich.

 

Het deed me denken aan die keer dat hij me meenam naar het circus.

Halverwege de leeuwenact liep ik weg, ik vond het zielig voor de

dieren. Je kon wel merken, riep de messenslijper me na, dat ik van na de Wende was.

 

Anneke Claus

In: Begrafenis van de mannen (2016)

3
april

Frederik van Eeden (1860-1932)

Bert Bakker (1912-1969)

J.M.W. Scheltema (1921-1947)

Karel N.L. Grazell (1928-2020)

Fleur Bourgonje (1946)

Charles Ducal (1952)

Huub van der Lubbe (1953)

Adriaan Jaeggi (1963-2008)

Ida Vos (1931-2006)

nachtmerrieblues

 

ik werd wakker met mijn hoofd

in een emmer vol gezeur

ik werd wakker met mijn hoofd

in een emmer vol gezeur

ze hingen aan mijn telefoon

ze hengstten op mijn deur

 

ze wilden weten wie ik was

en wat ik eraan deed

ze wilden weten wie ik was

en wat ik eraan deed

het wassen midden in een winter

maar de vloer werd gloeiend heet

 

ze hadden al die vragen

ik wou dat ik het wist

ze hadden strikte orders

ik heb me vaak vergist

ze hadden hun methodes

en ik kan niet tegen pijn

 

het is niet eenvoudig om onschuldig te zijn

het is niet eenvoudig om onschuldig te zijn

het is niet eenvoudig om onschuldig te zijn

 

toen deden ze hun jas uit

ze hadden alle tijd

toen deden ze hun jassen uit

ze hadden alle tijd

ik wou de kapstok wijzen

maar ik was mijn overtuiging kwijt

 

al heb je nergens om gevraagd

tot je nek zit je erin

al heb je nergens om gevraagd

tot je nek zit je erin

hoop dat deze nachtmerrie voorbij is

voordat mijn boze droom begint

 

ze hadden al die vragen

ik wou dat ik het wist

ze hadden strikte orders

ik heb me vaak vergist

ze hadden hun methodes

en ik heb alleen de schijn

 

het is niet meer mogelijk om onschuldig te zijn

het is niet meer mogelijk om onschuldig te zijn

het is niet meer mogelijk om onschuldig te zijn

 

ik word wakker met mijn hoofd

in een emmer vol gezeur

ik word wakker met mijn hoofd

in een emmer vol gezeur

terwijl ik probeerde wat te slapen

is er weer veel gebeurd

 

Huub van der Lubbe

In: Melkboer met de blues (2002)

 

4
april

Albert Bontridder (1921-2015)

Bernardo Ashetu (1929-1982)

Toon Brouwers (1943)

Fred Penninga (1945)
Mariet Lems (1946

Michiel van Kempen (1957)

Yentl van Stokkum (1991)

Bert Willems (1916-1993)

F. ten   Harmsen van der Beek (1927-2009)

Rudy Kousbroek (1929-2010)

Redbad Fokkema (1938-2000)

Wim Brands (1959-2016)

en wij die binnen de klanken van dit waterland

wonen, laten geen traan, want wat niet zinkt

en wat niet drijft en wat niet zweeft

en wat geen teken is maar leeft

en is en is en is, begraaft de waan

het is van geen betekenis geweest

 

Michiel van Kempen

In: wat geen teken is maar leeft (2012)

5
april

Hugo Claus (1929-2008)

E. Brent Besemer (1933-2009)

Martin Reints (1950)

Mieke van Zonneveld (1989)

Simone Dubois (1910-2001)

Nico Scheepmaker (1930-1990)

ALS men ertoe zou kunnen komen

van éen mens werkelijk te houden

dan werd het leven op deze aarde

misschien wel weer goed.

Maar zij die over liefde spreken,

denken alleen en gros.

Zij vergeten dat ieder enkelvoud

vanzelf een meervoud heeft.

Of zou dat telkens weer

een wonder zijn?

 

Simone Dubois

In: Van de aarde (1987)

6
april

Mien Labberton (1883-1966)

Peter Winkels (1984-2021)

Overgave.


Daar is een stille weemoed in mijn hart,
Om wat verloren ging en niet zal keeren,
Om 's levens droefenis, niet af te weren,
Om 't eigen lot, in raadselen verward.


Wee wie tè lachend 't groot Gebeuren tart,
Alsof geen onheilschicht zijn hoofd kon deren;
Hem treft te feller 't allerdiepst ontberen,
Schier doodend weegt hem 't zware wicht der smart.


Ik heb wel lang gevoeld die wonde schrijning....
Nu wordt der wilde golven bitterst branden
Door U ter rust gewiegd in zachte deining.


Gij hebt in mij een nieuw geluk ontvouwd;
Mijn innigst leven leg ik in Uw handen,
't Verleden, 't heden, 't zij U gansch vertrouwd.


Mien Labberton
In: Onze Eeuw, jaargang 15 (1915)
 

7
april

Willem van Lookeren Campagne (1919)

Mak Zeiler (1928-2001)

Albert Hagenaars (1955)

Rozalie Hirs (1965)

Max Croiset (1912-1993)

LOCUS

 

Ik neem je mee naar binnen -

de vogels drinken het vocht van

de bladeren - de duisternis is er

als bloesem sluit -

sommige knoppen vallen.

 

Je roert in mijn navel -

ondermaanse navel zeg je,

waar de nacht zich samenbalt,

ontploft in duizend slokken most.

 

We lopen vooruit op de kraal

van onpartijdige voldoening -

het ongeregene rolt

over onze huid

in druppels gelijkenis.

 

Als de tak in de zoutmijn

overnacht, wordt hij zout

in de vorm van een tak -

met houten hart.

 

Buiten wordt de schemering

uitgelaten - de vogels schreeuwen

om de ochtend - onze zinnen

verbergen zich als kringen

in stilstaand water.

 

Rozalie Hirs

In: Locus (1998)

8
april

Bouke Jagt (1929-1982)

René van Loenen (1950)

Kees Spiering (1958)

Hanz Mirck (1970)

Erik van Ruysbeeck (1915-2004)

Gerard Reve (1923-2006)

Hans Reddingius (1930-2022)

In de ochtend komt ze altijd weer terug

 

Alles was een test, zeg je. Repetitie nagekeken,

docent in de deuropening. Een gedicht van Gezelle,

de ziel een bladje, drijvend op het water. Mijn ziel

onder zijn arm, langzaam dichterbij

 

Wie hopeloos faalden - ze waren geslaagd, wie hoopte

keek zinkend naar hem op. Straks kreeg ik mij terug,

zou ik bidden, hielp dat nog vandaag? Of was ik ook daarmee

weer te laat begonnen? Mijn toekomst één schuine rode streep

 

omlaag. Het was een test, zeg je nu, dat je wegging, weer

terugkwam. Kon ik opstaan, me blanco inleveren, de zon in?

Dus zo maak jij het goed, vinger op mijn lippen, ogen

 

in mijn ogen, langzaam dichterbij. Met jou is er alleen maar

nu. Drijven is vergeten hoe je drijven zou

Mijn blaadje hoef ik niet terug, het is voor jou

 

Hans Mirck

In: Gedichten (2009)

9
april

Karel Jonckheere (1906-1993)

Henk Chr.Puls (1937)

Eva Gerlach (1948)

Karin Lachmising (1964)

Henri-Floris Jespers (1944-2017)

Ik tuimel in de afgrond.

Mijn neuronen verspreiden zich

In de lege, donkere hemel van uw

Onbestaan.

 

Ik weet niets meer

Dan tenzij, ternauwernood en ten slotte

 

Niets is stelliger, allesteisterender

Dan een bereidheid die duurt.

 

Henri-Floris Jespers

In: De Wetten van de Verdrukking (1980)

10
april

Leo Vroman (1915-2014)

Marcel van Maele (1931-2009)

Geert de Haan (1946)

Tom Van De Voorde (1974)

P.N. van Eyck (1887-1954)

Jan Vermeulen (1923-1985)

Hans Verhagen (1939-2020)

Paul Marijnis (1946-2008)

Verlangen

 

Dan is er nog dit vaag Verlangen,

Waarin geen ding mij zéker blijft,

Dat als een vlottend, niet te vangen

Geril der lucht rondom mij drijft.

 

Het doet de dingen om mij henen

Als onvoldane vragen staan,

Door ’t wankel twijfellicht beschenen

Van bange lamp en bleeke maan.

 

’t Is zelf gewis het langzaam loomen

Van stervensreeden kaarseschijn,

Of een vermoeden licht door boomen,

Die in de nanacht roerloos zijn.

 

Ik tast in grijze schemeringen

Naar iets dat, onbestemd en mat,

Steeds weer vervliet, zoek vreemde dingen

Al ongerust maar weet niet wat ….

 

P.N. van Eyck

In: De getooide doolhof (1909)

11
april

Koos van den Kerkhof (1946-2021)

Leonard Nolens (1947)

Patrick Cornillie (1961)

Erik Bindervoet (1962)

Bergen

 

Zo verwonderd groet ons jongste

dochtertje die eerste dag de dingen.

De bergen pardoes op de grond gedonderd,

daarover de alpenweiden als een speeldeken

neergestreken, de huizen uit een getuimelde

blokkendoos ordeloos op hun plaats gerold.

Hoog boven dit alles de wolken,

die als handdoeken droog hangen te waaien.

 

En de volgende ochtend, de waterval

aan de overkant van het dal.

Een kraantje dat men de avond voordien

was vergeten dicht te draaien.

 

Patrick Cornillie

In: Stapvoets verkeer (2011)

12
april

Leo van der Zalm (1942-2002)

Peter Holvoet-Hanssen (1960)

Johanna Geels (1968)

Roza en de lichtmatroos

 

tijd vliegt door de luchtspiegel

en in de wind drijft de zon

de stad is een kat in de nacht

een hand in de stroom

Duizendoog aan het roer

 

maar Roza is mijn engel

mijn klok met gouden wijzers

haar vleugels aangedreven door een droom

‘leven wij of zijn wij wolkjes voor de maan’

 

ik zeg Roza mijn schat

wij zijn groter dan onze hersenen

wij zijn niet verkocht aan Amerika

wij zijn verbonden met de lijster in ons hoofd

 

mijn engel zingt in het hart

op het pleintje van de verloren ganzen

smeltend naar beneden

 

ik hoor haar voetjes

ze dansen

 

in stilte

 

Peter Holvoet-Hanssen

In: Gedichten voor de kleine reus (2016)

13
april

Bert Peleman (1915-1995)

Tim Krabbé (1943)

Rob H. Bekker (1957)

Nachoem M. Wijnberg (1961)

Jan Elemans (1924-2019)

wachtend op een driehoekige vrouw

 

de ogen op slot rol je weg, van de tafel af

lopen, van de stoel schuiven, van de oren

krijgen we goede berichten door

 

van het bed af liggen

het was met gebogen knieën kilometers lang

ploegen over schemervelden, schreeuw

 

van het gras en wie greep die

stevig onder de oksels

 

Rob H. Bekker

In: Kruisigingen (2002)

14
april

Enny IJskes-Kooger (1913-2010)

Inge Lievaart (1917-2012)

Tjitse Hofman (1974)

Riekus Waskowsky (1932-1977)

Wouter Donath Tieges (1945-1996)

Lieve Liesbeth (3)

 

Gaat wat jou betreft

in konijnenjargon

worteltrekken ook

voor vermenigvuldigen?

 

Tjitse Hofman

In: Ajaa (2008)

15
april

Pol de Mont (1857-1931)

Wouter Donath Tieges (1945-1996)

Pit van Nes (1955)

Patrick Bernauw (1962)

Han G. Hoekstra (1906-1988)

Joan Th. Stakenburg (1917-1980)

Als ze lacht

is zij een ander.

Als hij lacht

is hij een ander.

 

Pluk de parels

uit de voorhoofdswond!

Wie zeult de koeltas

met paperassen mee?

 

Als zij lachten

zijn ze een ander;

maar vóór hen zo veel wachtenden

voor de start van het late nieuws.

 

Wouter Donath Tieges

In: Witte adel (1991)

16
april

Renée Curias Pasture (1927-2010)

Herman Moscoviter (1943-2017)

Patricia De Martelaere (1957-2009)

Laurens Ham (1985)

dat kind die mars door de strot

bloed- en bodemloos

terwijl mijn scheur in de lucht wordt dichtgenaaid

 

de pers internationaal

breeduit op schoot in slaap

gromt eenmaal zijn tanden bloot

sluimert alweer

 

ingesnoerd in het ijle hang ik

verzekerd als ik ben

van een strand

van alle smetten vrij

 

ik avonturier die achter gesloten oogleden

de bergwand ziet

en nadert

 

Laurens Ham

In: Mijn grote schuld (2017)

17
april

Daniël Billiet (1950)

Luk Gybels (1962)

Mark van der Schaaf (1966)

Jeroen van Rooij (1979)

Sven Staelens (1979)

Max Greyson (1988)

J.C. van Schagen (1891-1985)

Als ze dit doen, bewegen ze

 

Beitelt zich in haar lichaam vast in de vorm van een grote

ster. De beelding van de ruimte is zonder licht niet denkbaar.

Meer dan zeshonderd bewegingen per uur en toch gevallen.

 

Wil je me dragen? Uit deze meditatie ontstaat het universum,

leiden deze herhaalde bewegingen tot diepere lijnen in je

ritme vinden. En al die toeschouwers zweepten mij ook op.

 

Deze verklevingen - het lichaam in zijn transparant omhulsel

ziet er geweldig uit en voel u goed en tegelijkertijd zag ik delen

van mijn systeem opgeslagen in herhaalde, identieke bewegingen.

 

Niemand had er enig idee van wat er aan de hand was, en  niemand deed iets.

 

 

Jeroen van Rooij

In: Niemand had er enig idee van wat er aan de hand was (2014)

18
april

Antony Kok (1882-1969)

René Verbeeck (1904-1979)

Clara Eggink (1906-1991)

In al zijn delen

 

In al zijn delen

roept uw lichaam

om nieuwe namen

 

ik wil een lied zijn

met lippen en tanden

dat bijt zich vast in u

bovenhuids en onderhuids

 

dat schiet met uw bloed

uw aders door

uw pezen door

de gehoorzame spieren in

 

tot het vlees is in het woord

tot de daad is in het woord.

 

René Verbeek

In: Liefdesliedjes (2009)

19
april

Johan van Delden (1919-2006)

Anna Vali (1921-2005)

Anna Wiersma (1945)

Marijke Foncke (1957)

Marjoleine de Vos (1957)

Roel Reintjes (1923-2003)

Reisdoel

 

Heeft u mijn leven ook gezien, het is verdwaald.

Op weg naar ergens plotseling linksaf gegaan.

Het koos een pad, het pad koos hem, het ging.

Het kwam wel telkens aan, maar waar? Het bleef

steeds onderweg, verstrooid op zoek naar

waarvandaan de reis begon. Daar staat

het lang verlaten doel, het oude huis,

daar hoort het thuis.

 

Ach zie zijn wegen krullen op de kaart

mijn leven dwaalt zo sierlijk: elke omweg

lijkt de moeite waard.

 

Marjoleine de Vos

Bij: Ontmoet de dichter (2013)

20
april

M. Nijhoff (1894-1953)

Rein Bloem (1932-2008)

Jozef Deleu (1937);

Jean Pierre Rawie (1951)

Rob van Uden (1960)

Marieke Lucas Rijneveld (1991)

Marcel Wauters (1921-2005)

Joop van den Bos (1928-2019)

Tot iemand mij overtrekt

 

Iemand heeft de jager in de stoel gezet, zijn jas op de verwarming

te drogen gelegd, ik heb voor de zekerheid van tevoren de

avond in mijn boek geschetst en de zusters in witte zakdoeken

gewikkeld; het kostuum van een naderend afscheid.

 

Moedertje, fluister ik zachtjes, de wolven staan bij de deur te wachten

op een schot, en ik lig hier met een lichaam van carbonpapier tot

iemand mij overtrekt voor een betere winter van mezelf. Ik zou

hem willen zeggen dat de stoel alleen voor bezoek is, voor goed

 

volk, iets anders verdraagt hij amper, ja enkel soms een stapeltje

schone kleding voor speciale gelegenheden, maar geen jagers met

vogelzware gedachten. Vanuit mijn raam zie ik de zee die troebel

is van gemis nu ik niet meer aan zijn zijde loop maar als een

 

kokmeeuw boven hem zweef, en ik kijk weer naar de jager in de

stoel, hij zit wat lafjes door mijn eerste dichtbundel te bladeren

alsof het plakjes vleeswaren zijn die hij op versheid test, citeert

af en toe een zin die ik bij veel mensen vind passen maar niet

 

meer bij mezelf, de jager lacht om alles wat ik over de dood, zo

jong nog in hoe ik mezelf het overleven toeschreef en ik weet: als ik

hem zat ben kan ik hem zo weer laten gaan, hem zeggen dat hij nog

niet nodig is, niet nu, want ik ben het die hem heeft geschetst.

 

Marieke Lucas Rijneveld

In: Fantoommerrie

21
april

Peter Zonderland (1947)

Nannie Kuiper (1939)

Thijs Kersten (2002)

Vliegen

 

Als vliegende vogel kun je verdwalen,

als vliegende vlieger natuurlijk niet gauw.

Dan zullen ze jou aan je eigen touw

van hoog uit de lucht naar beneden halen!

 

Nannie Kuiper

In: Soms zie ik 1000 lichtjes (2001)

22
april

Jos De Haes (1920-1974)

Gie De Vos (1952)

Nanne Nauta (1959)

Saskia van Leendert (1972)

Quirien van Haelen (1981)

Bertus Aafjes (1914-1993)

Toon Hermans (1916-2000)

Tip Marugg (1923-2006)

H.J. de Roy van Zuydewijn (1927-2019)

Martin Bril (1959-2009)

MTV

 

Wauw, dat is een lage

Heupbroektatoeage

 

Quirien van Haelen

In: ZAP (2010)

23
april

Jan Paul Bresser (1941-2015)

Jos Steegstra (1940-2002)

Het zachte alfabet

 

Wie in deze maatschappij

durft te vertellen dat vrouwen

hoge postduiven zijn

kinderen duinwater en

liefde doorzichtig glas

mag zeggen dat het leven

zonlicht te dansen vraagt

en de maan als boot gebruikt

om naar de sterren te varen

kristallen havens geluk

 

Ik heb alles durven geloven

van het metalen kinderverdriet

tot het brekende water van vrouwen

zelfs het voordeel van mijzelf

heb ik vanzelfsprekend geacht

hoewel ik de pijn van een ander

voorzag

zelfs de robot nam ik tot vriend

kuste zijn ijzeren handen

negeerde het huilen om vlees

 

Vroeger wandelde ik zondags

aan de pratende hand van mijn moeder

ik voel nog steeds dat zachte alfabet

 

Jan Paul Bresser

In: Stilte heeft het laatste woord (2017)

24
april

Peter Zonderland (1947)

Annemarie Estor (1973)

Bas Belleman (1978)

W.E.G. Louw (1913-1980)

Willem Lofvers (1930-2007)

Eugène van Itterbeek (1934-2012)

Doorzichtiger

 

Juist als ik de winkel met planeten binnenstap,

staat daar op de tegels achter mij: een man.

 

Jij bent het, maar voorzichtiger.

 

Ik haal de strikken uit mijn haar,

waai onverklaarbaar naar je toe.

 

Ik laat mijn linten in je knoopsgat glijden,

zodat hun kleur naar buiten springt.

 

Nu dwalen mijn ogen van je knopen

naar je linkeroog. Ik zie door je heen.

 

Geruisloos rijdt een auto op de huizen in

 

Annemarie Estor

In: Vuurdoorn me (2010)

25
april

Erik van Ruysbeeck (1915-2004)

J.P. Guépin (1929-2006)

Erik Menkveld (1959-2014)

Pieter Stroop van Rhenen (1967)

Maurice Roelants (1895-1966)

Gerrit Kamphuis (1906-1998)

Paul De Vree (1909-1982)

Paul van Vliet (1935-2023)

Twee vragen van de dierenbescherming

 

Draagt u als Pegasus

pak en duikbril

tijdens onderwaterpaardrijles?

 

Gebruikt u een snorkel

of een fles?

 

Erik Menkveld

In: Schapen nu! (2001)

26
april

Kees van Duinen (1907-1950)

Theun de Vries (1907-2005)

Carel Swinkels (1921-1996)

Kreek Daey Ouwens (1942)

Peter Nijmeijer (1947-2016)

Marianne Aartsen (1950)

Ilse Starkenburg (1963-2019)

Wij hebben nooit gevraagd:

Waar is Guillaume?

 

Wij vulden het huis met lawaai.

 

Wij hoefden niet weg.

 

Kreek Daey Ouwens

In: Guillaume (2020)

27
april

Robert Anker (1946-2017)

Astridh Roemer (1947)

Paul Hautmans (1948)

Bies van Ede (1957)

W.F. Hermans (1921-1995)

Seizoen 1914 - 1918

 

Het is een eenvoudig spel:

Geef de idioot een wapen, geef de

tweede idioot een beter wapen,

en allebei de opdracht: schiet.

 

Om het spel gewicht te geven

moeten we een oorzaak vinden

en een reden; alles wat het logisch maakt,

zodat ze later zeggen zullen:

Het was nogal ingewikkeld, maar zo zat het.

 

Verklaar het onverklaarbare

en er kan gevochten worden.

Wat zijn negen miljoen gekken

vergeleken met één waanzin?

Als er maar geschoten wordt.

 

En als het spel is afgelopen

hebben we een les geleerd:

Hoe sneller doden feiten worden

des te sneller zijn het getallen,

niet eerder

des te eerder.

 

Bies van Ede

In: Wachten tot de wereld rond is (2019)

28
april

Jan Boelens (1928)

Wam de Moor (1936-2015);

Wim Hazeu (1940)

Kees van Kalmthout (1948-1991)

Lilian Zielstra (1991)

Ton Ven (=F. Bordewijk, 1884-1965)

Niet het begin is moeilijk maar het einde

niet de jacht maar de opgejaagde

niet de toon maar het instrument

 

het nu het steeds weer achterhaalde.

 

Jan Boelens

In: Tussen nacht en morgen (1984)

29
april

Simone Dubois (1910-2001)

Guus Vleugel (1932-1998)

Wannes Van de Velde (1937-2008)

Jacqueline van der Waals (1868-1922)

Bernard Verhoeven (1897-1965)

Willem Brandt (1905-1981)

Pierrot

 

Toen heeft dit late, onverhoorde hart

zijn kinderdroom hartstochtelijk gevraagd.

Roekeloos. En een hand grijpt naar een smart

die alle wanhoop der vergeefschheid draagt.

 

Een eeuwig onvervuld verlangen zijn,

dat nóg een smeeken hief, star werd, en stond

rechtop: Pierrot. Een blind-verbeten pijn.

Een eenzaam mensch en weerloos en gewond.

 

De laatste sneeuw der bloesems woei zijn kil

gelaat voorbij. En de herinnering.

Maar hij was onherroep’lijk wit en stil.

Zwijgen, woestijnzand en vertwijfeling.

 

Bernard Verhoeven

In: De hof van rozen en olijven (1941)

30
april

Co ’t Hart (1929-2015)

Anton Gerits (1930)

Jos van Hest (1946)

Frits Criens (1949)

Marcus Heeresma (1936-1991)

Bert Verm (1945-1984)

Topografie

 

In mijn vak was het meisje een der besten

Maar zij was steeds opstandig in de klas

Als leidster van een stel verwaande nesten

Ze kwam uit Veulen en om haar te testen

Vroeg ik haar langs mijn neus weg waar dat was

 

Ze hapte en gaf blazend tegengas

Alsof ik haar met opzet wilde pesten

Bij Venray, beet ze, dat weet zelfs mijn jas

Akkoord, zei ik, maar speel eens voor kompas

Ten noorden, oosten, zuiden of ten westen

 

Ze gaf een antwoord dat je tenen kromt:

Het ligt eraan van welke kant je komt

 

Frits Criens

In: Eeuwig rijzen (2011)

Inloggen / registreren

Ik ben al gebruiker

Voer uw e-mail adres en uw wachtwoord in om u op de website te identificeren.

 

Wachtwoord vergeten?

 

Schakel JavaScript in om gebruik te maken van onze inlogfunctie

Voer uw e-mailadres in en klik op herstellen. Als u met het ingevoerde adres inderdaad al een account heeft bij ons zult u per e-mail een nieuw wachtwoord ontvangen.

Ik wens gebruiker te worden

Registreren Sluit popup