Meer informatie
Jrg. 1 t/m jrg. 21 (1984 t/m 2004) aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), met uitzondering van enkele bijdragen die op verzoek van de rechthebbenden niet getoond worden.
SELECTIEVE INHOUDSOPGAVE
Jrg. 1, nr. 1, 1984
- Harry Scholten: Lyriek is de moeder der politiek. Opvattingen over poëzie en maatschappelijk engagement in de dichtersbeweging der Vijftigers. (13-18)
- P.H. Schrijvers: Over de dromer Martinus Nijhoff. (34-39)
Jrg. 1, nr. 2, 1984
- Gillis Dorleijn: ‘Het sterkste werkt wat is weggelaten’. J.H. Leopold als symbolist. (79-85) [Met analyse van het gedicht ‘O, als de rozen, als de donkerrode’.]
Jrg. 1, nr. 3, 1984
- Harry Scholten: bespreking van Hans Dütting (sam.): Archief De Vijftigers I-II. (105-106)
- Ton Anbeek: bespreking van J.H. Leopold. Gedichten I. De tijdens het leven van de dichter gepubliceerde poëzie. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet. (171)
Jrg. 1, nr. 4, 1984
- Rudolf Geel: De romans van Gerrit Kouwenaar. Een gesprek. (215-219) [Interview met Kouwenaar vanwege de verschijning van diens ‘Drie romans’, waarin de romans ‘Negentien-nu’ (1950), ‘Val, bom’ (1956), en ‘Ik was geen soldaat’ (1951).]
- Peter Kroone: bespreking van Fons Oltheten: Op zoek naar evenwicht. De filosofische ontwikkeling van J.C. van Schagen in de twintiger jaren. (226-227)
- Frida Balk-Smit Duyzentkunst: bespreking van Willem Wilmink: Mijn broer. Aantekeningen bij gedichten van Hendrik de Vries. (227-229)
- Peter Kroone: bespreking van Ares Koopman: Misschien schrijf ik straks nog wel een klein versje. Over de poëzie van C. Buddingh'. (229)
Jrg. 1, nr. 5, 1984
- Ton Anbeek: De verkeerde wereld van Gerrit Komrij. (277-282) [Met analyse van Komrij’s gedicht ‘Janus’.]
Jrg. 1, nr. 6, 1984
- Frank Vermeulen: De mensen vinden het leuk; laat ik maar doorgaan. Een interview met Anton Korteweg. (342-347)
- Jan J. van Herpen: Onbekend gedicht van H. Marsman teruggevonden. (359-360) [Met weergave van dit gedicht: ‘De Leeuwerik bij Kassel verbrand’.]
Jrg. 2, nr. 1, 1985
- Ton Anbeek: bespreking van Paul Claes: Claus-reading. (54-55)
- Willem M. Roggeman: Jan Vercammen overleden. (60)
Jrg. 2, nr. 2, 1985
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 2, nr. 3, 1985
- Margaretha H. Schenkeveld: ‘Aan Zus, van Jany’ Brieven van A. Roland Holst uit 1910. (124-131) [Over de liefdesbrieven van de jonge Roland Holst, met passages over zijn gedichten in wording, onder meer over zijn eerste grote gedicht ‘Jeugd’.]
Jrg. 2, nr. 4, 1985
- Paul Claes: Claus: de geletterde ketter. (184-189)
- Jan J. van Herpen: Zeven dichters en een Hilversumse prijsvraag in 1936. (221-225) [Winnaar: het gedicht ‘De dijk’ van Jan Engelman.]
- T. van Deel: Van Eeden heeft berouw. Bespreking van Cornelis Paradijs: Grassprietjes. Bezorgd en van een nawoord voorzien door Bernt Luger. (232-233)
- Ton Anbeek: De kunst van het weglaten. Bespreking van J.H. Leopold: Gedichten uit de nalatenschap. Uitgegeven en van editie-technisch en genetisch-interpretatief commentaar voorzien door G.J. Dorleijn. (233)
- Arie Pos: Bespreking van: Hij droeg de zee en de verte aan zich mee. De briefwisseling dr. P.H. Ritter jr. – J.J. Slauerhoff (1930-1936). Bezorgd en van aantekeningen voorzien door Jan J. van Herpen. (233-234)
Jrg. 2, nr. 5, 1985
Jrg. 2, nr. 6, 1985
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 3, nr. 1, 1986
- Gerard Streefkerk: bespreking van de Literaire Leerbundels: Wim Hazeu: Gerrit Achterberg / Freddy de Vree: Hugo Claus / Aad Nuis: Maarten 't Hart / Willemijn Stokvis: Lucebert / Dirk Kroon: Marga Minco / Gerrit Jan Zwier: Slauerhoff. (52-53) [Niet in de DBNL; als pdf bij PcN aanwezig.]
- G.J. van Bork: bespreking van W. Hazeu: A. Marja, dichter en practical joker (1917-1964). (53-54)
Jrg. 3, nr. 2, 1986
- Michiel van Diggelen: Henk van Randwijk: van dichter tot richter van het volk. (101-108)
- Willem Timmermans: bespreking van Kees Helsloot: Grondwerk. Essays en polemieken. (121) [Niet in de DBNL; als pdf bij PcN aanwezig.]
Jrg. 3, nr. 3, 1986
- Rudi van der Paardt: Sporen van de Dichter. Invloed van Homerus sinds Tachtig. (170-176) [Onder meer bij Gerhardt, Buddingh’, A. Roland Holst, Van Duinkerken, met weergave van de gedichten ‘Het legendarisch Troje’ van F.L. Bastet, ‘Homeros’ van Aafjes, ‘Odysseus in de onderwereld’ van Vestdijk, ‘Penelope's antwoord’ van Otten, ‘Penelope tot Odysseus’ van Van den Bergh, en ‘Literatuurgeschiedenis’ van L.Th. Lehmann.]
Jrg. 3, nr. 4, 1986
- W.J. van den Akker & G.J. Dorleijn:‘Gij moet maar ijverig doorwerken’. De jonge dichter M. Nijhoff en de tijdschriften. (211-222)
- Peter Burger en Jaap de Jong: Een afkeer van generalisaties en generaals. Een interview met Judith Herzberg. (243-248) [Met weergave van de gedichten ‘Beemdgras en zachte dravik’ en ‘Als slakjes’.]
Jrg. 3, nr. 5, 1986
- Henk Pröpper: bespreking van 'Het is maar tien uur sporen naar Berlijn. Mies Bouwhuis over Ed. Hoornik. Met een keuze uit zijn werk.' (315-316) [Niet in de DBNL; als pdf bij PcN aanwezig.]
- Evert Filius: bespreking van Kees Fens: De tweede stem. Over poëzie. (316-317) [Niet in de DBNL; als pdf bij PcN aanwezig.]
Jrg. 3, nr. 6, 1986
- Rudi van der Paardt: ‘Ik schrijf nog steeds niet zo snel als Hugo Claus’. In gesprek met Paul Claes. (375-379)
Jrg. 4, nr. 1, januari-februari 1987
- Harry Scholten: Poëzie als ondoordringbare landkaart. Over het gedicht ‘darf ich mitfahren?’ van Gerrit Kouwenaar. (27-30)
- Willem M. Roggeman: Staatsprijs Poëzie voor Roger de Neef. (45) [Met schets van het dichtwerk van De Neef.]
- Evert Filius: bespreking van Luk de Vos (red.): Jotie T'Hooft: Een witboek. (52-53)
Jrg. 4, nr. 2, maart-april 1987
- Anja van de Wege: Verzen van een filosoof. Beeldspraak in het proza van Dèr Mouw. (63-68) [Met een passage over de echo’s van deze beeldspraak in Dèr Mouws poëzie.]
- C.A. Zaalberg: Albert Verwey (1865-1937). (78-73) [Over de literaire activiteiten van Verwey, met weergave van diens gedichten ‘De schone wereld’, ‘De zangstem’ en ‘Stille Nacht’.]
- Rubriek ‘Uit het Letterkundig Museum’: Aad Meinderts over de brieven van Anna Blaman aan Mathilde Visser, met weergave van een ongepubliceerd gedicht ‘Ik was dood en verstoten in 't vagevuur’.
Jrg. 4, nr. 3, mei-juni 1987
- Willem M. Roggeman: Pieter G. Buckinx overleden. (164)
- Gé Vaartjes: bespreking van Jeroen Brouwers: Hélène Swarth. Haar huwelijk met Frits Lapidoth 1894-1910. (174-176)
- Dick Welsink: bespreking van ‘Hij is reeds aan de overzijde: necrologieën van schrijvers. Samengesteld en ingeleid door Jeroen Brouwers.’ (177-178) [Waarin onder meer Anton van Duinkerken over J. Slauerhoff, Ina Boudier-Bakker over Hélène Swarth, Herman Teirlinck over Willem Elsschot, en S. Vestdijk over Gerrit Achterberg.]
Jrg. 4, nr. 4, juni-augustus 1987
- René Wezel: Stilstand en beweging. Over enkele motieven in de poëzie van Judith Herzberg. (197-204) [Met weergave van haar gedichten ‘Ziekenbezoek’, ‘The last rose of summer’, ‘Kwarts glimmer veldspaat’, ‘De visser’ en ‘De boer’.]
- Sonja Vanderlinden & Christine van Cappellen: ‘Boeken als metaforen voor een individuele zelfstandigheid’. Een gesprek met Mark Insingel. (212-216)
- B. Luger: bespreking van Willem Kloos: Zelfportret. Samengesteld en van aantekeningen voorzien door Harry G.M. Prick. (233-235)
Jrg. 4, nr. 5, september-oktober 1987
- H.A. Wage: P.N. van Eyck, dichter, criticus, essayist. Ter gedachtenis. (266-269) [Met weergave van zijn gedichten ‘Le poète et la muse (Rodin)’ en ‘Boeddha-beeld’.]
- Gert J. Peelen: Roel Houwink overleden. (286-287)
Jrg. 4, nr. 6, november-december 1987
- Evert Filius: bespreking van Wiel Kusters: De killer. Over poëzie en poëtica van Gerrit Kouwenaar. (368-369)
- Rudi van der Paardt: bespreking van J.J. Oversteegen: Anastasio en de schaal van Richter. Bespiegelingen over literatuur, filosofie, literaire kritiek en literatuurwetenschap. (372-374) [Onder meer over ‘ik tracht op poëtische wijze’ van Lucebert.]
Jrg. 5, nr. 1, 1988
- H.L.M. Hermans: Littekens van de Spaanse burgeroorlog in de Nederlandse literatuur. (2-10) [Onder meer bij de dichters George Kettmann, Steven Barends, Martien Beversluis, Freek van Leeuwen, Krijn Breur, André van der Veeke, en Hendrik de Vries, met weergave van het gedicht ‘Spanje’ van Kettmann.]
- Evert Filius: bespreking van ‘Pierre Kemp, gewogen en bevonden. Opstellen over zijn poëzie, bijeengebracht door Pim de Vroomen’ en van: Pim de Vroomen: De doler en het kind van God. Brieven en documenten van de samenwerking tussen Hendrik Andriessen en Pierre Kemp in de jaren 1917-1921. (61-63)
Jrg. 5, nr. 2, 1988
- Jef Bogman: Stemmen van de stad. Over Van Ostaijens ‘Bezette stad’. (68-74)
Jrg. 5, nr. 3, 1988
- J. Reijmerink: Achterbergs poëticale ‘Zonnelied’. (157-163)
- G.J. Vis: bespreking van M.A. Bakker, ‘Ik zag de nieuwe brug’; een systematisch onderzoek naar het nieuwe van Nijhoffs Nieuwe Gedichten. (189-190).
Jrg. 5, nr. 4, 1988
Jrg. 5, nr. 5, 1988
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 5, nr. 6, 1988
- Ton Anbeek: Slordige dichters? (326-331) [Close reading van Slauerhoff, Marsman, Achterberg en Roland Holst levert nogal wat poëtische zwakheden en inhoudelijke incoherenties op.]
Jrg. 6, nr. 1, 1989
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 6, nr. 2, 1989
- Magda Sosef: bespreking van Hans Ester: Het helende woord. Poëzie en proza van Elisabeth Eybers. (125-126)
Jrg. 6, nr. 3, 1989
- Eep Francken: Een onnavolgbaar grensgeval; gevolgd door een kleine gids voor de poëzie van J. Slauerhoff. (138-143) [Nuancering van het beeld van Slauerhoff als slordige dichter.]
Jrg. 6, nr. 4, 1989
- Hans Loef: bespreking van Bert Paasman en Henk van der Vlist (sam.): Dit stroeve land. Bloemlezing van poëzie over de Veluwe. (233-234)
Jrg. 6, nr. 5, 1989
Jrg. 6, nr. 6, 1989
Jrg. 7, nr. 1, 1990
Jrg. 7, nr. 2, 1990
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 7, nr. 3, 1990
- Jac. Janssen: De beeldenstorm van Gard Sivik en De Nieuwe Stijl, 1955-1966. (126-133)
- G.F.H. Raat: bespreking van Wim Hazeu: Gerrit Achterberg. Een biografie. (183-185)
- J.H. de Roder: bespreking van Harry Bekkering: Veroverde traditie. De poëticale opvattingen van S. Vestdijk. (185-188)
Jrg. 7, nr. 4, 1990
- Theo D'haen: De mythe A. Roland Holst. (194-202)
- H. Duits: bespreking van ‘Dit stroeve land. Bloemlezing van poëzie over de Veluwe. Samengesteld door Bert Paasman en Henk van der Vlist.’ (250-252)
- K.D. Beekman: bespreking van [onder meer] L. Vancrevel (sam.): Spiegel van de surrealistische poëzie in het Nederlands. (253-255)
Jrg. 7, nr. 5, 1990
Jrg. 7, nr. 6, 1990
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 8, nr. 1, 1991
- P. Kralt: Het raadsel Kloos. (2-10) [‘Hoe zijn de opmerkelijke ups en downs in zijn oeuvre te verklaren?’ p. 2.]
Jrg. 8, nr. 2, 1991
Jrg. 8, nr. 3, 1991
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 8, nr. 4, 1991
- Nop Maas: Een vergeten gedicht van Leopold. (235-236) [Te weten: ‘Was ooc uw aengesight van gout’.]
- G.J. van Bork: korte bespreking van Simon Vestdijk: De glanzende kiemcel. Zevende druk. (272)
Jrg. 8, nr. 5, 1991
- Jan Oegema: Religieus dadaïsme. De schim van Hugo Ball in Luceberts repliek aan Aafjes. (293-301) [‘... dat Lucebert in de beschrijving van de mystieke geboorte van zijn dichterschap Balls “onthulling” van de “mystische Geburt” van dada in gedachten heeft gehad.’ p. 300]
- Jos Damen: 12.000 gulden voor manuscript van Komrij? (314) [Met weergave van Komrijs gedichten ‘a. dit appelatief theater’ en ‘b. ik heb mijn laatste slaap’, uit ‘De minnaars’.]
Jrg. 8, nr. 6, 1991
- W.J. van den Akker: De fascinatie voor de bron. (350) [Over de bemoeienis van Nijhoff met het gedicht ‘Invitation au voyage’ van Greshoff.]
- Gé Vaartjes: bespreking van Michel van der Plas: Mijnheer Gezelle. Biografie van een priester-dichter (1830-1899). (401-404)
- Hanneke Eggels: bespreking van Paul Rodenko: Verzamelde essays en kritieken. Deel I. Bezorgd door Koen Hilberdink. (404-405)
Jrg. 9, nr. 1
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 9, nr. 2
- Thomas Vaessens: De esthetische uitdrukking van een idealistische beslissing. Paul van Ostaijens dichterlijke utopieën. (66-72)
- Margriet van Lith: ‘Wie in dit verband nog ooit van politiek durft gewagen...’ Verwarrende visies op dichteres en partijleidster Henriëtte Roland. Holst. (82-87)
- Leo Jansen: besprekingen van de bloemlezingen G. Gezelle: Mijn dichten, mijn geliefde. Een keuze uit de poëzie. Samengesteld en ingeleid door P. Couttenier / K. van de Woestijne: Aan de hoogste kim. Een keuze uit de poëzie. Samengesteld en ingeleid door A.M. Musschoot / P. van Ostaijen: Witte hoeven achter de zoom. Een keuze uit de poëzie. Samengesteld en ingeleid door M. Reynebeau. (122-124)
Jrg. 9, nr. 3
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 9, nr. 4
- Henny Taks: Een onaanrandbaar godskind. (203-209) [Over het verband tussen de gedichten ‘Ikarus’ van Anthonie Donker en ‘Ichnaton’ van Marsman, met weergave van beide gedichten.]
- Johan Reijmerink: Morandi: een poëtische werkelijkheid. Over enkele Morandi-gedichten. (213-220) [Weerspiegelingen van de Italiaanse schilder Morandi het werk van onder meer Bernlef, Van Riessen, Jooris en Eijckmans.]
Jrg. 9, nr. 5
- Ralf Grüttemeier: bespreking van Jef Bogman: De stad als tekst. Over de compositie van Paul van Ostaijens Bezette stad. (315-317).
Jrg. 9, nr. 6
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 10, nr. 1, 1993
- Walter Landesbergen: Travestie van de autobiografie. Komrij's ‘Verwoest Arcadië’ in tweevoud. (23-28)
- Willy van Wetter: Literatuur in de klas. Uit de klas/In de klas. (37-38) [Over haar methode om leerlingen kennis te laten maken met poëzie.]
- G.J. Vis: bespreking van Odile Heynders, De verbeelding van betekenis. Vooronderstellingen en praktijk van deconstructieve lezingen: teksten van Paul Celan en Gerrit Achterberg. (54-55)
Jrg. 10, nr. 2, 1993
- Rita Bonte:‘Wie zag niet elke dag zijn eigen dode wenken?’ De Tweede Wereldoorlog in het werk van Gerrit Achterberg. (66-73) [Met weergave van Achterbergs gedichten ‘Todesraum’, ‘Verzet’, ‘Luchtaanval’, ‘Auschwitz’ en ‘Veewagen 1945’.]
Jrg. 10, nr. 3, 1993
- Ton Anbeek: Zonder ironie. (144-145) [Over het dichtwerk van Jean Pierre Rawie.]
Jrg. 10, nr. 4, 1993
- Jaap Goedegebuure: Breyten Breytenbach in de spiegel van de Nederlandse kritiek. (217-222)
- Annette Portegies: ‘Wie fluistert mij de woorden in?’ Het dichterschap van Michel van der Plas. (223-227) [Interview. Met weergave van zijn gedichten ‘1938’ en ‘Regentesselaan’.]
- Nop Maas: bespreking van Hans Werkman: De Mérode en de jongens. Biografische fragmenten. (239-240)
Jrg. 10, nr. 5, 1993
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 10, nr. 6, 1993
- Annette Portegies: Interview met Jozef Deleu. (345-348)
- G.F.H. Raat: bespreking van Hugo Brems: De dichter is een koe. Over poëzie. (365-366)
Jrg. 11, nr. 1, 1994
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 11, nr. 2, 1994
- Ton Anbeek: bespreking van W. Bronzwaer: Lessen in lyriek. Nieuwe Nederlandse poëtica. (114-115)
- Frans A. Janssen: bespreking van M. Nijhoff: Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn. (115-116)
Jrg. 11, nr. 3, 1994
- A.L. Sötemann: Kouwenaar en Boutens. (146-150) [Bewerking van een toespraak bij de opening van de tentoonstelling ‘Gerrit Kouwenaar’ in het Letterkundig Museum te Den Haag op 4 november 1993.]
Jrg. 11, nr. 4, 1994
Jrg. 11, nr. 5, 1994
Jrg. 11, nr. 6, 1994
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 12, nr. 1, 1995
- Jef Bogman: Alle worden is ontworden. Schrijfwijze, klank, kleur, en mystiek in Paul van Ostaijens ‘De Feesten van Angst en Pijn’. (31-37) [Van Ostaijen.]
Jrg. 12, nr. 2, 1995
- Rita Bonte:‘Het pad waarlangs wij kwamen stortte dicht’. De Tweede Wereldoorlog in de poëzie van Martinus Nijhoff. (72-79) [Met weergave van zijn gedichten ‘Bij het graf van den Nederlandschen onbekenden soldaat gevallen in de meidagen 1940’, ‘De grot’, ‘Het mirakel’, ‘Kinderkruistocht’, ‘Het huis’, ‘Wij zijn vrij’. ‘Tot de gevallenen’ en ‘Wonderbare spijziging’.]
- Ralf Grüttemeier: bespreking van Wiljan van den Akker: Dichter in het grensgebied. Over de poëzie van M. Nijhoff in de jaren dertig. (112-113)
Jrg. 12, nr. 3, 1995
- Nel van Dijk: Paul Rodenko tussen Forum en Vijftig. (134-139)
- Hans van Stralen: Over Rutger Koplands gedicht 'Zelfportret'. En de kunst lijkt af te staan wat je ooit hebt liefgehad. (152-154) [Kopland]
- Anneke Reitsma: bespreking van Frans Berkelmans: Stralende aanhef. Over Kosmos, de eerste bundel van Ida Gerhardt. (181-182)
Jrg. 12, nr. 4, 1995
- Maurits Verhoeff: Nescio en het unanimisme van Jules Romains. Titaantjes van goede wil. (190)
- Anthony Mertens: rubriek ‘Het literaire bedrijf’: Poëzie. (196-197) [Over de stiefmoederlijke behandeling van poëzie door uitgeverijen en openbare bibliotheken.]
- B. Lucer: P.C. Boutens aanschouwd. Bespreking van ‘Ik heb iets bijna schoons aanschouwd. Over leven en werk van P.C. Boutens 1870-1943’, Schrijversprentenboek 34. (243)
- G.J. van Bork: bespreking van Willem Wilmink (sam.): ‘Kinderen’, een bloemlezing met gedichten over en voor kinderen. (243-244)
Jrg. 12, nr. 5, 1995
- Koen Wauters: Pump up the volume! De Maximale beweging in de Nederlandse poëzie. (250-258) [Met weergave van de gedichten ‘Vlam uit ijs’ van Pieter Boskma, ‘Jonge regen’ van Dalstar (= Koos Dalstra), ‘De stilte ontluisterd’ van Joost Zwagerman, en ‘Force de frappe’ van Tom Lanoye.]
- Rolf Wolfswinkel: De Zestigers van Gard Sivik, de Nul-beweging en Barbarber. ‘Niet de fiktie, maar de realiteit’. (282-286) [Met weergave van onder meer de gedichten ‘Adressen’ van K. Schippers, ‘Voedertijd in Artis’ van Bernlef, en ‘Duo’ van K. Schippers’]
Jrg. 12, nr. 6, 1995
Jrg. 13, nr. 1, 1996
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 13, nr. 2, 1996
- Mathijs Smit:‘De gouden droom van groei tot de ware gemeenschap’. De gemeenschapskunst van H.P. Berlage en Henriëtte Roland Holst. (74-83) [Met weergave van het gedicht ‘Ter gedachtenis’ van Henriëtte Roland Holst, en van haar herdenkingsvers voor Berlage [eerste regel:] ‘In zijn hart werd het verlangen nooit loom’.]
- Wiel Kusters: Over het beklimmen van de Parnassus. (86-91) [Over het berglandschap in het dichtwerk van Marsman, Kouwenaar en Den Doolaard. Met weergave van de gedichten ‘Ansicht’ van T. van Deel, ‘De Bestijging’ van Den Doolaard, en ‘Bergland’ van Marsman.]
- J.H. Maureau: bespreking van J.C. Bloem: Het onzegbare geheim. Verzamelde essays en kritieken 1911-1963. Bezorgd door H.T.M. van Vliet. (119-121)
Jrg. 13, nr. 3, 1996
Jrg. 13, nr. 4, 1996
Jrg. 13, nr. 5, 1996
Jrg. 13, nr. 6, 1996
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 14, nr. 1, 1997
- Odile Heynders: Werkelijke moeders in gedichten van Eva Gerlach en Anna Enquist. (39-43) [Met weergave van het gedicht [eerste regel:] ‘Schaduwen gaan ons voor, door het onvertrouwde’ van Gerlach, en [eerste regel:] ‘Hoe kan ik het uitleggen. Zo'n kind’ van Enquist.]
Jrg. 14, nr. 2, 1997
- Gert de Jager: Lucebert, de vroegere en de latere. (66-72)
- G. van Bork: bespreking van Willem Wilmink (sam.): Dieren. De mooiste gedichten. (123)
- Fleur Speet: bespreking van Wiel Kusters: Ik graaf, jij graaft. Aantekeningen over poëzie. (123-124)
Jrg. 14, nr. 3, 1997
- Wardy Poelstra: De buitenstaander. Konrad Boehmer: ‘Poëzie zit niet te hunkeren naar een toonzetting’. (167-169) [Waaraan moet een toonzetting van een tekst voldoen om die niet te verminken?]
Jrg. 14, nr. 4, 1997
- Kees de Ruiter: Een literaire passage. Structuur en interpretatie van Gerrit Achterbergs ‘Ode aan Den Haag’. (203-209) [Met weergave van Achterbergs gedichten ‘Microben’ en ‘Passage’.]
- Wardy Poelstra: De buitenstaander. Lieuwe Visser: ‘Rilke is nog net gered van een overdaad aan toonzettingen’. (223-225) [Over geslaagde en mislukte toonzettingen van gedichten.]
- Rita Bonte:‘Eén tussen de naamloos velen.’ De Tweede Wereldoorlog in de poëzie van Ida Gerhardt. (226-234) [Met weergave van Gerhardts gedichten ‘Het carillon’, ‘Mei 1940’, ‘Een nieuw lied. 5 Mei 1945’, ‘Brief’, ‘Steen-inscriptie’, ‘De teruggewezen gave’, ‘De dageraad – and death shall be no more’, ‘Dodenherdenking’ en ‘Voortekenen. Rotterdam 1939’.]
Jrg. 14, nr. 5, 1997
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 14, Nr. 6, 1997
- Peter Hofman: De geboorte van Lucebert. (334-339)
Jrg. 15, nr. 1, 1998
- Agnes Andeweg: Born to be wild? Nederlandse dichteressen in de jaren tachtig. (36-42) [Met weergave van de gedichten ‘In de paskamer van V&D’ van Ineke van Mourik, [eerste regel:] ‘naar gods evenbeeld geschapen’ van Chawwa Wijnberg, ‘Prinsjesdag’ van Eva van Sonderen, ‘Kinderziektes’ van Ida Boelhouwer, ‘Liederen voor de meesteres, 1, 3 en 4’ van Monica Linschoten, en ‘Geuzenlied VI’ van Annemarie de Waard.]
- Lisa Kuitert: Een jongensboek. Bespreking van H.J.A. Hofland en Tom Rooduijn: Dwars door puinstof heen. Grondleggers van de naoorlogse literatuur. Met een documentaire over de Vijftigers op cd.’ (55-57)
Jrg. 15, nr. 2, 1998
- Ton Anbeek: Antwoord aan Elsschot. (86-87) [Met weergave van ‘Het huwelijk’ van Elsschot en van het tegengedicht ‘Zo gruwelijk. Voor Caroline’ van Adriaan van Dis.]
- Joop Rosier: Enno Endt en de stem van Gorter. (91-95) [Interview met Gorter-kenner Endt.]
- Enno Endt: Gorters lyriek in zeven uitgaven onder twee titels. (96-99) [Waarom publiceerde Gorter verschillende gedichtenbundels onder dezelfde titel?]
- Ries Agterberg: Favereys woorden schitteren betekenisloos. Bespreking van Hans Groenewegen (red.): ... die zo rijk zijn aan zichzelf ... van Hans Faverey. [Bundel met essays over het dichtwerk van Faverey.] (127-128)
- Angelina Hansman: Een dichterlijk zelfportret. Bespreking van Frans Berkelmans: Dit ben ik. Over ‘Uit de eerste hand’, verzenselectie van Ida Gerhardt. (131-132)
Jrg. 15, nr. 3, 1998
- Lisa Kuitert: ‘Ik word onrustig als mensen het met me eens zijn’. Lisa Kuitert in gesprek met Gerrit Komrij. (164-169) [Interview]
- G.F.H. de Raat: Biografie van een zwervende catastrofe. Bespreking van Wim Hazeu: Slauerhoff. Een biografie. (190-192)
Jrg. 15, nr. 4, 1998
- Rita Bonte: ‘Als een bestofte handschoen hangen mijn cursieve jaren hier’. De Tweede Wereldoorlog in de poëzie van Gerrit Kouwenaar. (206-214) [Met weergave van de gedichten ‘Darf ich mitfahren?’, ‘Hamburg’, ‘3 eufemismen voor het ouderworden, 2’, ‘Kilroy’, Jeugdsentiment de jaren '40’, ‘Drs van Schaffelaar’ en ‘Quadratmeter’.]
- Feico Hoekstra: Couperus’ Alba en de kunsttempel van Pier Pander. Een gedicht en zijn inspiratiebron. (215-221)
Jrg. 15, nr. 5, 1998
- Emanuel Kummer: Elsschot zakt toch voor zijn tentamen. (291-293) [Kritiek op de duiding door Maaike Meijer van Elsschots gedicht ‘Het huwelijk’.]
Jrg. 15, nr. 6, 1998
- Peter Hoffman: bespreking van Harry G.M. Prick: In de zekerheid van eigen heerlijkheid. Het leven van Lodewijk van Deyssel tot 1890. (400-403)
Jrg. 16, nr. 1, 1999
- Lotty H. van Minnen: Bespreking van Frida Balk-Smit Duyzentkunst: Fritzi en de sprookjes. Portret en zelfportret van Fritzi ten Harmsen van der Beek. (62)
Jrg. 16, nr. 2, 1999
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 16, nr. 3, 1999
- Judit Gera: Op zoek naar een definitie van het geheimzinnige element x. Artistieke parallellen tussen het gedicht ‘De molen’ door J.H. Leopold en de schilderkunst van Piet Mondriaan in de periode 1908-1914. (138-144)
- Yra van Dijk: Rodenko: poststructuralist avant la lettre? Bespreking van Odile Heynders: Langzaam leren lezen: Paul Rodenko en de poëzie. (192-195)
- Odile Heynders: De dichter en de criticus. Bespreking van A.L. Sötemann: Verzen als leeftocht. Over Gerrit Kouwenaar. (199-200)
Jrg. 16, nr. 4, 1999
- Peter Hofman: Ik ben de bruidegom zoete boeroeboedoer. Vijftig jaar na Luceberts debuut. (206-209) [Over het gedicht 'Minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia' van Lucebert.]
Jrg. 16, nr. 5, 1999
- Odile Heynders en Frans Ruiter: ‘Ik zou ook niet weten wat ik daarmee bedoel, maar ik vind dat het er goed staat’. Een gesprek met Gerrit Krol op 10 juni 1999. (262) [Met weergave van Krols gedicht ‘Heb ik aanleg voor wetenschappelijk onderzoek?’]
Jrg. 16, nr. 6, 1999
- Ton Anbeek: Fataal succes. Over Marokkaans-Nederlandse auteurs en hun critici (335-342) [Onder meer over Mustafa Stitou, met weergave van diens gedichten [eerste regel:] ‘hij spaarde altijd dirhams en guldens uit’, ‘Grote mannen’, en [eerste regel:] ‘Het heilige kwijt’.]
- Hans Straver: Tussen orale cultuur en literatuur. Molukkers nemen de pen ter hand (343-349) [Onder meer met weergave van het gedicht ‘Rust’ van Joyce Latuputty.]
- Odile Heynders: De taal van een migrant. Bespreking van Ena Jansen: Afstand & verbintenis. Elisabeth Eybers in Amsterdam. (375-377) [Met weergave van het gedicht ‘Deesdae’ van Elisabeth Eybers.]
Jrg. 17, nr. 1, 2000
- Odile Heynders: Achter het masker van een vrouw. Willem de Mérode als Victoriaanse dichter. (23-28) [Met weergave van diens gedichten [eerste regel:] ‘Liefde kent geen barmhartigheid’ en ‘Ik riep hem, en mijn engel kwam’.]
Jrg. 17, nr. 2, 2000
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 17, nr. 3, 2000
- Hilda van Neck-Yoder: Zo sprak Zoon tot Spin. Hans Faverey en de Caraïbische poëtische traditie. (159-166) [Met weergave van Favereys gedicht ‘In een van die vooravonden’.]
Jrg. 17, nr. 4, 2000
- Michiel van Kempen: De moeizame geboorte van een Sarnami dichteres – of niet? (211-216) [Over de dichteres Cándani = ‘Maanlicht’, schrijversnaam van Ashakoemarie Radjkoemar, 1965-1921, die in het Sarnami, de taal van de Surinaamse Hindostanen, en in het Nederlands dichtte. Met weergave van haar gedicht ‘Barat I’.]
- K. Beekman: In wankel evenwicht. Een biografie van H. Marsman. Bespreking van Jaap Goedegebuure: Zee, berg, rivier. Het leven van H. Marsman. (232-233)
- Camiel Hamans: Zo weet ik dat jij niet bent, of wie was dr. Geuljans? Bespreking van Hans Renders: Zo meen ik dat ook jij bent. Biografie van Jan Hanlo. (236-240) Met rectificatie in nr. 6, p. 378: ‘In nummer 5 [moet zijn: nummer 4] is door een technisch probleem in de recensie ‘Zo weet ik dat jij niet bent, of wie was dr. Geuljans’ door Camiel Hamans een passage weggevallen, waarvan de essentie is dat dr. Geuljans met wie Jan Hanlo in de jaren dertig contact had burgemeester was van het niet ver van Hanlo's woonplaats Valkenburg verwijderde Ubach over Worms.’
Jrg. 17, nr. 5, 2000
- Gert de Jager: Atonaal en de gevolgen. Vormprincipes in de moderne poëzie. (266-275) [Met weergave van het gedicht ‘Het beeld’ van Rodenko, en ‘Met leestekens’ en ‘Onleesbaar’ van Lucebert.]
- Marcel Janssens: Bespreking van Johan van Iseghem: Gezelle humorist. (300-302)
- Nico Laan: Anton van Duinkerken, verzuild letterkundige. Bespreking van Michel van der Plas: Daarom, mijnheer, noem ik mij katholiek. Biografie van Anton van Duinkerken (1903-1968), en van Mariëlle Polman: De keerzijde van het leven. Anton van Duinkerken als literatuurcriticus bij De Tijd. (302-305)
- Harry Bekkering: Te veel en toch te weinig. Bespreking van Joke Linders: Doe nooit wat je moeder zegt. Annie M.G. Schmidt. De geschiedenis van haar schrijverschap. (307-309)
- Yra van Dijk: bespreking van Koen Vergeer: Poëzie in Vredenburg. Twintig jaar Nacht van de Poëzie. (314-315)
Jrg. 17, nr. 6, 2000
- Frans Berkelmans: Mijn prachtige, mijn hondse baan. Over ‘Sonnetten van een leraar’ van Ida Gerhardt. (328-335) [Met weergave van haar gedicht [eerste regel:] ‘Dag Pegasus! - Wat doe jij hier in het gebouw?’, en met een afbeelding van het handschrift van haar gedicht ‘Het Erfgoed’.]
- Nico Laan: Jan Engelman als dichter, kunstcriticus en Utrechtenaar. Bespreking van Liesbeth Feikema, Roman Koot, Edwin Lucas (red.): Op gezang en vlees belust. Over leven, werk en stad van Jan Engelman. (369-371)
- Onno-Sven Tromp: Benen met Buddingh' en Bomans. Bespreking van Wim Huijser: ‘Een stad is een boek’. Het Dordrecht van C. Budding', en van Freek van Leeuwen: ‘En nu maar lopen...’. Twee wandelingen met Godfried Bomans door Haarlem. (371-372)
- Thomas Vaessens: Mooie essaybundel over Lucebert. Bespreking van Hans Groenewegen (red.): Licht is de wind der duisternis. Over Lucebert. (372-374)
- Lou Spronck: De regio ontgroeid. Studies over de dichtkunst in Limburg in de afgelopen eeuw. Bespreking van Ben van Melick, Hans Op de Coul en Ine Sijben: Maar er is meer ... Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw. (374-376)
- G.F.H. Raat: Fundamentele activiteiten. Bespreking van Erica van Boven en Gillis Dorleijn: Literair mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten. (376-378)
- Frans Berkelmans: Vriendschap met Ida Gerhardt. Bespreking van Ad ten Bosch: Gebroken lied. Een vriendschap met Ida Gerhardt. (381)
Jrg. 18, nr. 1, 2001
- Mathijs Sanders: Van verzenschrijver tot kerkbouwer. Over de priester-dichter Antoon Binnewiertz. (2-9) [met weergave van diens gedicht [eerste regel:] ‘Daar woelen en daar stormen soms ideeën’, en met weergave van het gedicht ‘In memoriam A.M.J.I. Binnewiertz pr.’ van C.R. de Klerk.]
- Rubriek Mijn meesters: Marijke Spies over W.A.P. Smit. (29-30)
- Geert Buelens: Een brein nog raadselachtiger. Bespreking van J.D.F. van Halsema: Dit eene Brein. Opstellen over werk en dichterschap van J.H. Leopold. (47-48)
- Bertram Mourits: Mooi dood is ook mooi. Besprekingen van Karin Evers: Bert en het beeld, en van Hans Renders: Braak. Een kleine mooie revolutie tussen Cobra en Atonaal. Met een facsimile-uitgave van dit tijdschrift, 'Braak'. (48-51)
Jrg. 18, nr. 2, 2001
- Dirk de Geest: Leven in tweespalt? Bespreking van George Kettmann: Leven in tweespalt. Nagelaten geschriften van een nationaal-socialist. (109-111)
- Annie van den Oever: Bespreking van Daan Cartens, Aad Meinderts, Erna Staal (red.): Remco Campert – Al die dromen al die jaren. Schrijversprentenboek 46. (111-114)
- Gerard de Vriend: Opnieuw Vijf 5 tigers. Bespreking van de heruitgave (2000) van ‘Vijf 5 tigers’. (125-126)
Jrg. 18, nr. 3, 2001
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 18, nr. 4, 2001
- Yves T’Sjoen: Egocentrisch dichterschap van Adriaan Roland Holst. Bespreking van Jan van der Vegt: A. Roland Holst. Biografie. (251-253)
- Léon Hanssen: ‘Hard slaapt de kei’. Bespreking van Koen Hilberdink, ‘Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart’ Een biografie van Paul Rodenko. (253-255)
- Frida Balk: Het Staalinistisch pamflet. Bespreking van J.H. de Roder: Het schandaal van de poëzie. Over taal, ritueel en biologie. (256-258)
- Gé Vaartjes: Jacob Israël de Haan, dwarsligger. Bespreking van Mijn lied mijn leed mijn hartstocht. Het leven van Jacob Israël de Haan (samengesteld door Anti-Discriminatie Bureau Zaanstreek / E. Schaap). (263)
Jrg. 18, nr. 5, 2001
- Odile Heynders: Terug naar Hellinga: tekstanalyse op stilistischlinguïstische grondslag. Bespreking van Stefaan Evenepoel: Volmaakt onaf. Over stijl en thematiek in de vroege poëzie van Rutger Kopland. (326-328)
Jrg. 18, nr. 6, 2001
- Odile Heynders: ‘Plus Van Gogh que Van Gogh’. Bijzondere beeldgedichten van Pierre Kemp. (359-368) [Met weergave van de gedichten ‘brancusi’ van Lucebert, Fabel XIII: ‘Zoo zacht kan de guitaar niet trillen’ van Vestdijk, en gedichten uit de bundel ‘Engelse verfdoos’ van Kemp.]
- Bertram Mourits: Dichter zoekt publiek. Over dichters en massacultuur in de jaren zestig. (371-378) [Met name over C.B. Vaandrager, Hans Sleutelaar, C. Buddingh' en Hans Verhagen. Met weergave van onder meer de gedichten ‘Letterkunde’ van Buddingh’, ‘Reclame’ van Vaandrager en [eerste regel:] ‘Een dichter - de schrijfmachine waarin’ van Verhagen.]
Jrg. 19, nr. 1, 2002
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 19, nr. 2, 2002
- Jaap Goedegebuure: Het verschrikkelijke wonder. Over de Tweede Wereldoorlog en de Nederlandse literatuur na 1945. (66-76) [Onder meer aandacht voor het dichtwerk van Lucebert en van Armando.]
- Yra van Dijk: ‘Een gedicht moet eerlijk zijn’ - twee dichtersbiografieën. Bespreking van Gerard Bes: Hans Lodeizen 1924-1950: Liever liefde dan gedichten, en van Wim Huijser: C. Buddingh' - een mens in de tijd. (111-113)
Jrg. 19, nr. 3, 2002
- Yves T'Sjoen: De wetenschap van wat en tot diep in het zieltje. Jan Lauwereyns' observatiekunst: voor en vooral achter de dingen. (143-144) Bespreking van Jan Lauwereyns: Nagelaten sonnetten. [Met weergave van diens gedicht ‘De smalle weg naar het binnenste’.]
- Ingmar Heytze: nlp met Nijntje Pluis. (162, weergegeven in een artikel van Bertram Mourits over het Utrechtse Centraal Museum.)
- Dirk van Hulle: Bespreking van Gerrit Achterberg: Gedichten. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door Peter G. de Bruijn. (175-178)
Jrg. 19, nr. 4, 2002
- Yves T'Sjoen: Luchtschepen van woorden. Poëzie van Peter Theunynck. (212-214) Bespreking van diens bundels ‘Berichten van de Pan American Airlines & Co’ en ‘De bomen zijn paars en de hemel’. [Met weergave van Theunyncks gedicht ‘Landhuis aan het Attermeer’.]
- Mieke Koenen: Bespreking van Maria de Groot: In gesprek met Ida Gerhardt. (252-254)
Jrg. 19, nr. 5, 2002
- Marije Groos: Een hard en waakzaam woord. Engagement in het werk van Vijftig. (266-273) [Over het politieke protestkarakter van de beweging m.n. bij Lucebert. Met weergave van Luceberts gedicht ‘De stem van de meester’.]
- Yves T'Sjoen: Nooit genoeg woorden voor het troosten van verandering. Over de poëzie van Stefan Hertmans. (274-276)
- G.F.H. Raat: Bespreking van Bertram Mourits: Zestig. Een nieuwe datum in de poëzie. (311-313)
Jrg. 19, nr. 6, 2002
- Odile Heynders: De man van de toekomst. Over de spinozistische gedichten van Herman Gorter. (339-347) [Met weergave van Gorters gedichten [eerste regels:] ‘Het gouden zongezwier’, ‘In de sneeuw waren alle duinen wit’ en ‘Er daalde tot mij neder uit den hemel’.]
- Yves T'Sjoen: Jezelf zijn om het even wie. De poëzie van Leonard Nolens. (352-354)
Jrg. 20, nr. 1, 2003
- Marita Mathijsen, W.J. van den Akker, Lieneke Frerichs, G.J. Dorleijn, Wiel Kusters: In memoriam Guus Sötemann. (14-16)
- Geert Buelens: Profeten van het licht. Paul van Ostaijen dicht over van Gogh. (31-32) [Met weergave van Ostaijens gedicht ‘De stem van Vincent, 4’.]
Jrg. 20, nr. 2, 2003
- Vergilius: Mijn reis met Dante naar de hel. (22-23) [Vertaald door Drs. P, met weergave van Canto 29, [eerste regel:] ‘Het was een vuns en broeierig moeras’.]
- Bart Nuyens: Analyse van een winter. Bespreking van Jan van der Vegt: Zes winters aan zee. Liefde en rekenschap bij A. Roland Holst. Over inhoud, ontstaan en compositie van de bundel ‘Een winter aan zee’. (42)
- Erik Spinoy: Detective Bogman in Berlijn. Bespreking van Jef Bogman: Professoren hier is de laatste gnostieker. Paul van Ostaijen tussen schilderkunst en mystiek. (45)
- Anja de Feijter: Scherper zicht, te weinig diepgang. Bespreking van Geert Buelens: Van Ostaijen tot heden. Zijn invloed op de Vlaamse poëzie. (46)
Jrg. 20, nr. 3, 2003
- Thomas Vaessens: Bespreking van Joris van Casteren: In de schaduw van de Parnassus. Gesprekken met vergeten dichters. (41)
- Pieter van Os: Hoezo glorieus? Bespreking van Nico Keuning: Angst voor de winter. Het leven van Jan Arends. (43)
Jrg. 20, nr. 4/5, 2003
- Marja Pruis: Wandelaar en zwartziener. Het debuut van Martinus Nijhoff. (34-37) [Met weergave van Nijhoffs gedichten ‘De wandelaar’ en ‘Ik wil wel’ .]
Jrg. 20, nr. 6, 2003
Jrg. 20, nr. 7, 2003
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 20, nr. 8, 2003
- Jean Pierre Rawie: Als toeval in het leven. De kracht van het rijm. (20-22)
- Paul Claes: Februarizon. (23-24) [Claes bouwt het rijmloze gedicht ‘Februarizon’ van Paul Rodenko om tot een gedicht mét rijm, met toelichting.]
- Ike Cialona: herschrijving met berijming van het gedicht ‘Dorre heide’ van Hélène Swarth, met toelichting. (24-25)
- Kees 't Hart: Zelfkant. (29). [Gedicht geïnspireerd op het gelijknamige gedicht van Vestdijk, met toelichting.]
- Frits Booy: Sinterklaas zat te denken ... Een korte geschiedenis van het sinterklaasgedicht. (30-32)
- Maria van Daalen: Handelswaar. Omdichting met rijm van het gedicht ‘Preferente aandelen, VI’ van Anne Vegter. (34-35)
- Johan Oosterman: Er zullen koppen rollen Twee strijdlustige boeken over Nederlandse poëzie. Bespreking van Jos Joosten: Onttachtiging. Essays over eigentijdse poëzie en poëziekritiek, en van Ilja Leonard Pfeijffer: Het geheim van het vermoorde geneuzel. Een poëtica. (42-44)
Jrg. 21, nr. 1, 2004
- Christiaan Weijts: De mens is hoe dan ook elitair. In gesprek met Maarten Doorman: dichter, criticus, hoogleraar. (6-8)
- Gaston Franssen: Een odeur van ononderbrengbaarheid. Bespreking van Annie van den Oever: Fritzi en het groteske. (42-43)
Jrg. 21, nr. 2, 2004
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Jrg. 21, nr. 3, 2004
- Guus Middag: Ik ben de man die nooit iets nieuws verzint. Het heimwee van Willem Wilmink naar de Middeleeuwen. (33-36) [Met weergave van Wilminks gedichten ‘Heimwee?’ en ‘Ik stierf van dorst in 't zicht van stromend water’.]
- Jürgen Leckie: Ik ben een goede jongen. Rap als uitlaatklep en modeverschijnsel. (37-40) [Met weergave van de rapteksten ‘Waar ik woon’ van Chander Peroti = Kiddo Cee, en ‘Kiddo cee dat ding’ van Ali Bouali = Ali B .]
- Johan Koppenol: Bespreking van O.C.F. Hoffham: Gedichten. Bezorgd door Gerrit Komrij. (60)
Jrg. 21, nr. 4, 2004
- Marita Mathijsen: Gerrit Komrij als bloemlezer. Betweter of smaakmaker? (9-11)
- Floor van Renssen: Made in Wolkersdorf. Over ‘Wintervitrines’. (30-31) [Over de gelijknamige dichtbundel van Jan Wolkers.]
Jrg. 21, nr. 5, 2004
- Redactie: Registersonnet. (5) [Sonnet gevormd door veertien beginregels van Nederlandse gedichten, gemaakt voor de Literatuur-zomerprijsvraag.]
- Jos Joosten: Zijn beeld en gelijkenis? (40-41) Bespreking van Hannemieke Stamperius (red.): God verzameld: Bloemlezing gedichten en verhalen.
- Ineke Riem: Poëziebeschouwingen van een merlinist. (43) Bespreking van H.U. Jessurun d'Oliveira: Het gedicht als wereld. Essays over Lucebert, Leo Vroman en Rutger Kopland.
- Hans Groenewegen: Geboren met een golf in het hart. Verzen van zee. (25-31) [Over de zee in het dichtwerk van Perk, Kloos, Gorter, A. Roland Holst, Lucebert, Kouwenaar en Faverey. Onder meer met weergave van het gedicht ‘Van de zee’ van Kloos: ‘De Zee, de Zee klotst voort in eindelooze deining’.]
Jrg. 21, nr. 6, 2004
- Joachim Braeckmans: ‘Adieu tot je weet maar nooit.’ Waarom Hugo Claus de Nobelprijs niet krijgt. (14-16) [Over het vrouwbeeld in het werk van Claus.]
Jrg. 21, nr. 7, 2004
Jrg. 21, nr. 8, 2004, laatst verschenen nummer
[Geen bijdragen met/over Nederlandstalige poëzie na 1880.]
Laatst bijgewerkt op 12 februari 2022