Meer informatie

AANWEZIG IN DE DBNL:

• Jrg. 1 t/m jrg. 36 (1953-1988) en jrg. 38 t/m 41 (1990-1993) aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), met uitzondering van afzonderlijke bijdragen die vanwege auteursrechten niet getoond kunnen worden.
• Jaargang 37 is compleet aanwezig op het PcN.
• Van enkele afzonderlijke bijdragen die vanwege auteursrechten niet in de DBNL getoond kunnen worden zijn bij het PcN pdf's aanwezig. In de selectieve inhoudsopgave staat dit bij deze bijdragen aangegeven.

OP 15 FEBRUARI 2022 (NOG) NIET AANWEZIG IN DE DBNL, WEL OP HET PcN:

• Jrg. 37, 1989: compleet: nrs. 1 (januari), 2(februari), 3 (maart), 4 (april), 5 (mei), 6 (juni), 7 (juli), 8/9 (augustus/september), 10 (oktober) en 11/12 (november/december).
• Jrg. 42, 1994: nrs. 1 (januari), 2 (februari), 3/4 (maart/april), 6 (juni), 7 (juli) en 10 (oktober).
• Jrg. 43, 1995: nrs. 1 (januari), 2 (februari), 3 (maart), 4 (april) en 6 (juni).
• Jrg. 44, 1996: nrs. 6 [juni], 9 [september] en 10 [oktober].
• Jrg. 46, 1998: nr. 1 [januari].
• Jrg. 47, 1999: nr. 3 [maart].

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880 - DEEL 1

Jrg. 1, nr. 1, april 1953

• A. Roland Holst: In memoriam Nijhoff. (11-13)
• Gerrit Achterberg: Begrafenis op Westduin. (14)
• Mies Bouhuys: Martinus Nijhoff: vriend en meester. (15-18)
• Mies Bouhuys: De boom. Aan de nagedachtenis van Martinus Nijhoff. (19)
• Gerrit Achterberg: Daggelder. Ter herdenking van Vincent van Gogh, 1883-1953 (39), Ajalon (40), Necrologie (41), Ichthyologie (42), Research (43), Silhouet (44).
• Maurice Gilliams: Media vita. (45)
• Ellen Warmond: Woonhuis (61), Nacht (62), Changement de décor (63), Stad (64).

Jrg. 1, nr. 2, mei 1953

• Maurits Mok [eerste regel:] Ik kan het niet verdragen dat hun licht. (65)
• Guillaume van der Graft: De tale Kanaäns (66), Babel (67).
• Gaston Burssens: Elegie (nieuwe reeks), I t/m VIII. (83-90)
• Gerrit Achterberg: Myopie (100), Clair-obscur (101), Keldergat (102).
• Rubriek ‘Tussen de regels’: Anthonie Donker over het gedicht ‘Het kind en ik’ van Nijhoff. (112-115)

Jrg. 1, nrs. 3 t/m 12, april 1953 - maart 1954

• P.N. van Eyck, uit ‘De Wereld in het Klein’: Het ik (141), De dichter (142), De bal (143), Ik zag hem (144), Bij Spinoza's portret (145), Glinstering na de regen (146), Anima poetae (147).
• Bertus Aafjes: Franciscus (150-151), De wandelende profeet (152), Herinnering (153).
• K. Jonckheere: Fabel van de bloedtransfusie. (154-155)
• Ellen Warmond: Niet thuis (170), S.O.S. (171), Taboe (172), Geheime zender (173), Cultus (174), Poste restante (175), Brailleschrift (176), Communicatie (177), Proeftuin (178).
• Guillaume van der Graft: De twee zusters, I en II (189), De badgast (190), Telefoon in de morgen (191), Ja en nee (192).
• A. Roland Holst: Herinneringen aan Lodewijk van Deyssel en P.C. Boutens. (193-196)
• Bertus Aafjes: Kathedraal van Chartres. (197)
• Martinus Nijhoff: Over eigen werk (198-222) [Met verantwoording door Gerrit Kamphuis over zijn redactionele bewerking van deze niet-persklare tekst uit de nalatenschap van Nijhoff, 222-223.]
• J.B. Charles: Giraf onder de dichters (224-225), De andere wereld (226-227).
• Lucebert: De rivier (238), De poorten (239), Het einde (240), Oogst (241), Tajiri (242), Visser van Ma Yuan (243).
• Gerrit Achterberg, zeven reisgedichten: Valuta (250), Gorge de Loup (251), Contrapunt (252), En route (253), Tracé (254), Baedeker (255), Topografie (256).
• Gerrit Achterberg: Deïsme (285), Comptabiliteit (286), Rorschach (287).
• Rubriek ‘Tussen de regels’: Paul Rodenko over het gedicht [eerste regel:] ‘Overhandig mij brekend’ van Lucebert. (288-295)
• Remco Campert: Steden bij avond (296-297), Morgen (298).
• Hans Andreus [eerste regel:] In een stad  van kerken en vrouwen (299); uit ‘Eenvoudige kleuren’: Blauw – Wit 11 – Terra (300-301); uit ‘Schilderkunst’ [eerste regel:] Wel wilde dikwijls ons (302).
• C.A. Meurs: God in niemandsland (319), Granaatwerpen (320).
• Martinus Nijhoff: Prinses Wilhelmina. (323-324)
• Gerrit Achterberg: Ode aan Den Haag: Noordeinde (350) – Gerzon (351) – Galeries modernes (352) – Bijenkorf (353) – Liberty (354) – HTM (355) – Kerstmis (356) – Gemeentereiniging (357) – Du vieux Doelen (358) – Innemee (359) – Zieken (360) – Nachtwaker (361) – Schuddegeest (362) – Leica (363) – Passage (364).
• Nes Tergast: Lawine (383), Afscheid (384), De armen (385), De vreemde eend (386), De bedelaar (387), Ratten (388). [Voorpublicatie uit de bundel ‘Werelden’.]
• Paul Rodenko: Over de dichter Nes Tergast. (389-395)
• H.J. van Tienhoven: De Heiligen der Laatste Dagen (396), Man (397).
• Cor Stutvoet: Cordoba - mosquée cathédrale (404),  [eerste regel:] Waaiers van palmen staan gelaten (405).
• Bertus Aafjes: Het Joodse bruidje (417), Portret van Titus (418), Aan het ven (419), Smidse der chaos (420).
• Gerrit Achterberg: Ballade van de gasfitter, I t/m XIV (439-452).
• L. Vroman: Toekomst. (470-471)
• Gerrit Kamphuis: Verwey en Nijhoff. Een critische notitie. (481-482)
• Martinus Nijhoff: Beelden. (483)
• Martinus Nijhoff: Henriëtte Roland Holst. (484-489) [Een naar bleek prematuur In memoriam, met verantwoording door Gerrit Kamphuis over zijn redactionele bewerking van deze niet-gepubliceerde tekst uit de nalatenschap van Nijhoff.]
• Bertus Aafjes: Drie impromptu's (490-492), Avond (493), Boerendorp (494-495), Zo dicht (496), Aan het lege graf (497).
• M. Vasalis: Klein. 's Avonds. (499)
• Jan Meulenbelt: Beelden der werkelijkheid. (500-514). [Over het dichtwerk van Vasalis.]
• Jac. van Hattum: Overstroming. (515)
• Willem van Yperen: Weekend (529), Unspeakable (530).
• Maurits Mok: Maria. (545)
• K. Jonckheere: Het goud. (546-547)
• Guillaume van der Graft: Vogels en vissen (548-549), Klein Duimpje (550), De kanarie (551), Nachtwater (552).
• Pierre Kemp: Ballen-etalage (559), R.I.P. (560), Oude haan (561), Spreek ik toch nog met Verstijnen? (562), Broeken (563).
• J.B. Charles: Für Elise (564), Waarheen daarheen (565).
• Paul Rodenko: De dichter Hans Lodeizen. (566-591) [Hierin Lodeizens gedichten ‘Oneerlijk zeemansgraf’ (576), en ‘Voor vader’ (591).]
• Leopard Bedlam: Hans Lodeizen (592-593, gedicht), Ik en de goede God (594).
• Juliette Hoornbeek: Vogels I. (595)
• Ellen Warmond: Reprise (596), Archief (597).
• Maurice Gilliams: Sterven te Antwerpen. (611)
• Willem Hussem: Schilder. (632)
• A. Marja: Wim Hussem (633, gedicht), Het water (634), Moeder de vrouw (635), Van u en mij (636).
• Lucebert: Teken en tijd (650), Slaap (651), Nympholalie (652), Maan (653), Gewonde aarde. Water & lucht, 1 en 2 (654-655), Het boek (656).
• Remco Campert: Kerken. (663)
• Ab Visser: Oude circusclown. (664)
• Martinus Nijhoff: Martinus (673), De kreupele (674-675), De vijand (676). [Met verantwoording door Gerrit Kamphuis over zijn redactionele bewerking van deze niet-gepubliceerde gedichten uit de nalatenschap van Nijhoff.]
• Hans Warren: Twee overstromingsgedichten. (693-695)
• L. Vroman: Eb en vloed. (713-715)
• J.B. Charles: Uruquanah. (716)
• Gerrit Achterberg: Sympathicus. (728)
• Jan Engelman: Romeinsche brief (743-744), Asschepoester te Amalfi (745-746).
• J.B. Charles: Prins Absalom en de generaal. (755)
• Gerrit Achterberg: Tijdbarrière (769), Flash-back (770), Stenose (771).
• Pierre Kemp: Sensatie (784), Tegen de zon (784), Rijk van het eeuwige veld (784), Goede raad (785), Tegen de dag (785), IJlgesprek (785).
• Paul Rodenko: De criticus als ingenieur. (786-789) [Essay]

Jrg. 2,  nrs. 1 en 2, april en mei 1954

• J.B. Charles: Variatie. (5-6).
• Nes Tergast: La Paloma (19-21), Geboorte (22), Kleine haven (23).
• Constant van Wessem: De vraag. (33)
• J. Slauerhoff: Colloque sentimental. (34-35)
• Paul Rodenko: Den Besten en de Geest. (43-51) [Kritiek op de inleiding door Den Besten in diens bloemlezing van de naoorlogse dichtkunst ‘Stroomgebied’.]
• Ellen Warmond: Geloofsbrief (52), Bijna om niets (52), Etmaal (53), Slaapwandelen (53), Kleine catechismus (54).

Jrg. 2, nr. 3, juni 1954

• Paul Rodenko: Enkele gedachten over het vertalen van poëzie. (91-95)
• Gabriël Smit: In memoriam P.N. van Eyck. (234-235) [Gedicht]
• Jan Hulsker: Denker als dichter, dichter als denker. P.N. van Eyck, 1887-1954. (236-251)
• Paul van Ostaijen: Et voilà een inleidend manifest. (253-263) [Van Ostaijens visie op kunst.]
• J. Slauerhoff: Angustia (265), Nieuwjaarsboutade (266). [Met aantekening van K. Lekkerkerker over de herkomst van beide gedichten.]
• Roel Houwink: Marsman en de generatie van achttien. (267-273)
• Pierre Kemp: Suite van de dronken brug: Introductie (274) – Solitair (275) – Funambulesque (275) – Grimasserie (276) – Op zoek naar de verloren bende (276-277) – Auto's tellen (278) – Algemene verzoening (279) – Finale (280).

Jrg. 2,  nrs. 4 en 5, juli en augustus 1954

• J.W.F. Werumeus Buning: De herfst. (294)
• J.W.F. Werumeus Buning: Toelichting bij een toelichting. (295-299) [Toelichting op zijn (vergeten) brief aan Roland Holst over de achtergronden van zijn gedicht ‘Mária Lécina’.]
• Anthonie Donker: Mourn not for me-. (300), De bomen (301).
• Maurice Gilliams: Winterkust (302), Posthume tweespraak (303).
• Theun de Vries: Virgo. (304) [Auteur volgens DBNL: Rudolf de Vries.]
• Gerard den Brabander: Sonnettist. (306)
• Louis de Bourbon: Ilco Fix. (307)
• Ed. Hoornik, acht gedichten uit de bergen: Aankomst (308) – Funiculaire (309) – De mislukking (310) – Twee dichters (311) – Initialen (312) – Het meer (313) – De steniging (314) – Ontmoeting (315).
• Gerrit Achterberg: Terra incognita (316), Ad interim (317), Lucifer. Naar een schilderij van Johannes Franciscus (318).
• Ellen Warmond: Gerrit Achterberg. (319) [Gedicht]
• Maurits Mok [eerste regel:] Om u hoor ik de tijd nog aan (333)
• A. Marja: Een psychiater (334), Wakende (335).
• Nes Tergast: Thuiskomst (337), De seconden van het hart (338), De gewone dingen (339), Oude stad (340-341), Wat deert te sterven (342), Misschien (343), Maan (344), Lente (345).
• Leo Vroman: Samen uit. (348-350).
• J.B. Charles: Proloog. (351).
• Jan Meulenbelt: Durven drijven. (360)
• Jan Wit: Elegie. (361-363)
• Guillaume van der Graft: Winkelen (364), Feest (365), De vrouwen (366).
• Hans Warren: Afro-Cuban serenade (367), En marge, I t/m III. (367-369)
• Ellen Warmond: Naar men zegt. (378)
• Lucebert: Opdracht (379), Uitgang (380), Eeuwig oogsten in uniform ... (381), Het laatste werk (382).
• Paul Rodenko: Een mutatietheorie van de litteratuurgeschiedenis. (383-388) [Het ontstaan van nieuwe generaties dichters is mede te begrijpen aan de hand van de erfelijkheidswetten van Mendel.]

Jrg. 2, nr. 6, september 1954

• J. Greshoff: Zwanenzangen: Zee en land (392), Oordeel (392), Geboorte (393), Koor van gevallen engelen (393), De jagersman op een tentoonstelling (393-394), Eigen haard is goud waard (394), Stedenschoon (394-396), In de waag (396), Kindervragen (396-398), De huurder (398-399).
• H.J. van Tienhoven: De laatste etappe. (417-418)

Jrg. 2,  nr. 7, oktober 1954

• Paul Rodenko: Nieuwe griffels / schone leien. Van Gorter tot Lucebert. Van Gezelle tot Hugo Claus. (453-468) [Inleiding op ‘Nieuwe Griffels/Schone Leien’, een bloemlezing uit de poëzie der avant-garde, samengesteld en ingeleid door Paul Rodenko.]
• Lucebert: Sin & Meriba (469), Rijk (470), Nonnen (471).
• Martinus Nijhoff, zeven psalmberijmingen: Psalm 3 (489-490), Psalm 16 (490-491), Psalm 21 (491-492), Psalm 23 (492-493), Psalm 60 (493-494), Psalm 67 (494-495), Psalm 150 (495).
• Guillaume van der Graft: Nijhoff en de psalmen. (496-516).

Jrg. 2, nr. 8, november 1954

• Pierre Kemp: De namiddag van een stille katholiek. (533-556) [Met toelichting vooraf.]
• J. Slauerhoff: De piraat. (570-579). [Met toelichting vooraf door K. Lekkerkerker, 567-570.]
• Max Croiset: Schrijven (580), Hier daar (582).

Jrg. 2, nr. 9, december 1954

• Mies Bouhuys: De trouwe schimmel. Een gedicht voor kinderen. (597-601).
• Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. I. Hein Boeken. (602-608)
• A. Roland Holst: Crossing the Channel. Bijwijze van kompas. (609-611) [Toelichting op zijn volgende vertalingen:]
• J.C. Bloem: Grafschrift. (612). Met vertaling naar het Engels door A. Roland Holst. (613)
• A. Roland Holst: De schuld (614), Helena's inkeer. (Een fragment) (616), Einde (618), Van een kind II (620), De tusschenkomst (622), Drie dichters en drie vrouwen I (624). Telkens gevolgd door Roland Holsts vertalingen naar het Engels.
• K. Jonckheere: Open brief voor Gaston Burssens. (626-635) [Over diens dichtwerk, met weergave van Burssens’ gedicht ‘Het gedicht’, 630-631.]
• J.B. Charles: Het eiland onrust, I t/m VI. (636-645).
• Henri Bruning: Nocturnes voor mijn vrouw, I t/m VIII. (653-656)

Jrg. 2, nr. 10, januari 1955

• Paul Rodenko: Nieuwjaar. (669)
• Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. II. Louis Couperus (670-676).
• Ellen Warmond: Een reisverhaal (677), Hagepreek (678), Portretten: Ballade in mineur (679) – Vereenvoudigde religie (679-680) – Geestelijk voedsel (680).
• Paul Rodenko: Voorbij de laatste stad. (681-701) [Over de ondergang van de term ‘de droom’ en de opkomst van de term ‘het woord’ in de Nederlandse poëzie, speciaal over 'het woord' in het dichtwerk van Achterberg. Met weergave van Achterbergs gedichten ‘Standbeeld’, ‘Vacuum’, en ‘Déja-vu’.]
• Gerrit Achterberg: Aquarium. (702-703)
• Leo Vroman: Kristallijne fracties. (704-706) [Met voorafgaande briefwisseling tussen Vroman en Maatstaf-redactie.]
• Guillaume van der Graft [eerste regel:] Er is behoefte aan (716), Geen denken aan (716-717), Zo is dat (717), Op straat (718).

Jrg. 2, nr. 11, februari 1955

• Jan Engelman: Psalm 91. Gedeelte van de Arnhemse Psalm, een tekst voor een cantate, geschreven tot herdenking van den slag om Arnhem. (733-734)
• Anthonie Donker: Wedren. (794)
• Paul Rodenko: Dichter in het huis des levens. (795-807) [Over het motief van 'de dichter als koe' bij Achterberg, met onder meer weergave van Achterbergs gedicht ‘Melkknecht’.]

Jrg. 2, nr. 12, maart 1955

• Pierre Kemp: Elegie om het verlies van Amaranth. (833-842)
• G. Pleiter: Randstad (856), Het oude land (857).
• Leo Derksen: Onbestelbaar (863-864), Motet (865-866), Onzekerheid (866), Mijn begrafenis (866-867), Dodenbezoek (867-868), Levenswandel (868), De melkboer (868-869), Ik schreef en dacht (869-870).
• Ellen Warmond: Grammaticaal (884), Recept (885), Handen en voeten (886), E.H.B.O. (887), Zwevend in de schommel van de huid (888). [Voorpublicatie uit de bundel ‘Naar men zegt’.]
• J.A. Mooy: De ingenieur als psycholoog. (889-892) [Kritische reactie op Rodenko’s artikel ‘De criticus als ingenieur’ (1954, 786vv.].
• Paul Rodenko: Empirische poëziecritiek en de dichter. (892-902) [Reactie op voorgaand artikel.]
• A. Marja: In hemelsnaam (903), Lijfelijk (903), Theologie (904), Naakt (904).

Jrg. 3, nr. 1, april 1955

• A. Marja: Zijn brief. (19)
• Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. IV. P.C. Boutens. (20-28).
• Christine Meyling: Studie in daglicht (29), Geen zomer (29), Dag dag (30), Avond (30).
• A. Roland Holst: Na jaren opgediept. (31-32) [Toelichting bij de volgende gedichten van Nijhoff en van Roland Holst.]
• Martinus Nijhoff: De idioot in de lente. (33)
• A. Roland Holst: De kamer was donker (34), Ik zag een mens (35).
• Hendrik de Vries en A. Marja: Antwoord op antwoord. Een polemiek op rijm. (60-64)

Jrg. 3, nr. 2, mei 1955

• Gerrit Achterberg: 4 mei, I en II. (72-73)
• J.B. Charles: Drinkt met ons op de vijfde mei. (74)
• Martinus Nijhoff: Wereldschrijvers van nabij. (75-79) [Over H. Marsman als wereldschrijver.]
• Ellen Warmond: Wat wil je toch? Aan J.B. Charles (80), 5-5-55 (81), Broeders en zusters (82).
• Mies Bouhuys: Geuzenlied voor kinderen. (124-125)
• A. Marja: Europa (126), Aasgieren (127).
• Lucebert: De perfecte misdaad – klein radiostemmenspel. (128-138)
• Leo Bronkhorst: Getatoueerde (153), Galoeth (153-154).
• Maurits Mok: De nachten van weleer. (166)
• Anthonie Donker: Het is niet verboden. (186)
• Nico Wijnen: Onbeantwoord (187), Het staatsgeheim (188).

Jrg. 3, nr. 3/4, juni/juli 1955

• A. Roland Holst: Late telgen. Voor Gerrit Achterberg. (233)
• Gerrit Achterberg: Gravure (234), Ebenhaëzer (235), Komaf (236), Litteken (237), Station (238), Fait accompli (239).
• A. Roland Holst: Gerrit Achterberg vijftig jaar. Een tafeltoespraak. (240-243) [Met foto’s rondom en tijdens de feestmaaltijd.]
• Hans Andreus: Aan Gerrit Achterberg. (244)
• Lucebert: Adoremus. Voor Gerrit Achterberg (245), Uurwerk (246), [eerste regel:] Nu is een stem niet meer een stem uit leegte (247).
• G.H. ’s-Gravesande: Ik geloof dat ... Herinneringen aan Annie Salomons. (248-251).
• Chris de Moor: Open brief aan Annie Salomons. (252-255). [Over de laatste levensdagen van P.C. Boutens. Chris de Moor schilderde een portret van Boutens op diens sterfbed, te zien op Literatuurmuseum.nl.]
• Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. V. J.H. Leopold. (256-260)
• A. Marja: Schuld (261), Onrust (262), Participation (263).
• Christine Meyling: Zonsondergang (302), Terzijde (303), Droom (303), Foto (304), Incident (304), Dat is het (304), Devaluatie (305).
• Guillaume van der Graft: Het zeestrand, I en II. (306), Nijmegen (307), Het eendje (308), Overal hurken de dode vogels (309), Wanneer (310).
• Juliette Hoornbeek: Leestekens (311), Vogels, II en III. (312-313)

Jrg. 3, nr. 5, augustus 1955

• Hans Andreus, zeven gedichten uit het nachtelijke [eerste regels:] De dichters weten wat zij niet weten (430), Hoor mijn stem die wel spreekt (431), Waar ben ik? Mijn handen gaan tastend (432), Jou had ik lief die ik niet kende (433), De geesten van de schemering (434), Luister want (435), Na het masker, de vermommingen (436).
• Hans Warren: L'age d'or (446), Govindan danst (447-448), Avond (449-450).
• J. Slauerhoff: Over het ‘Vrije vers’ en versbevrijding in het Nederlandsch. (482-501) [Met toelichting door K. Lekkerkerker over de herkomst van deze tekst, p. 481.]

Jrg. 3, nr. 6, september 1955

• J.C. Bloem: Bij een brief van Marsman. (503) [Toelichting op de hierna afgedrukte brief van Marsman.]
• Laatste brief van H. Marsman aan J.C. Bloem. (504-506)
• Roel Houwink: Marsman en Slauerhoff. Enkele herinneringen. (507-515)
• A. Roland Holst: Tussenvoegsels: Oog en hart (516) – Leven en sterven (517) – Nadering (518), Bitterheid? (519).
• Pierre Kemp: Tzigane: Eerste contacten (520) – Voorgevoelens (521) – Sensationele gammen (521) – Fataal ontmoeten (522) – De dichter met de papieren stem (522) – Haar naam? (523) – Betovering (523-524) – Gevangen (524) – Algemene regentover-dans (524-527) – Intermezzo van de gevonden voorwerpen (527) – Nagalm van de regentover-dans (527-528) – Necrotisch (529) – Het ruist (529-530) – Finale (530-531).

Jrg. 3, nr. 7, oktober 1955

• Ellen Warmond: Revolutie voor solostem (552), Of niet soms? (553), Afzijdig (553), Dit (554), Waarschuwing aan de kinderen (554).
• J. Slauerhoff: Aan den verleider. (573) [Met voorafgaande toelichting door K. Lekkerkerker over de herkomst van deze tekst.]
• Hendrik de Vries: Revolutie en reactie. (574-582) [“mijn eigen visie op het revolutionnaire en tevens reactionnaire karakter van mijn poëzie.”]
• Roel Houwink: Als leven dood is (583), Het uur X (584-585), In de dwaaltuin (586).

Jrg. 3, nr. 8, november 1955

• J.B. Charles: Aanzoek. (633)
• Hans Warren: In memoriam. Voor Lieselotte Schwarz (634), Op die ogen (635), Onteigening (636), Winternachten (637), Saïd (638).
• Pierre Kemp: Zomermorgen (656), Vergrijzende zon (656), Scheepje cadeau (656), Van de ingestapte dichter (657), Schone gang (657), Vlees-schap (658), Neus-herinneringen (658), Mondballet (658).

Jrg. 3, nr. 9, december 1955

• Gerrit Achterberg: Draaiboek (685), Depersonalisatie (686), Kain (687; noot: “Nieuwe versie; zie voor de eerste ‘Voorbij de Laatste Stad, een bloemlezing uit zijn poëzie’, 2e druk 1955, blz. 136.”)
• Kees ten Haken: Soms vrees ik (693), Perspectief (694), Een taak (695).
• A. Marja: Ultrasoon (708), Het gedicht [eerste regel:] Als ik ga schrijven is het al geboren (709), Man van dag en nacht (710), Voorgoed (711).
• Hanny Michaelis [eerste regels:] Buiten elkaars bereik (735), Vanavond toen ik naar het raam (736).

Jrg. 3, nr. 10, januari 1956

• A. Roland Holst: Charley Toorop †. (777)
• Guillaume van der Graft: Liefde (812), Na Twente weergezien te hebben (813), Zomer (814), Geen hymne voorradig (815), Goede morgen (816).

Jrg. 3, nr. 11, februari 1956

• Guillaume van der Graft: Het Joodse meisje (847), Meimaal aan de Amstel (848-849), Adam (850-851), Ochtendgebed voor als het nog donker is (852-853), Exorcisme (854).
• Ellen Warmond: Dezen en genen (866), Horen & zien (866), Tekens (867), Rekenen (867), Miniatuur (868), Kleine partituur (868).
• T. Goede Waagen  (= Tobie Goedewaagen): Het kind (869), Maatschappelijk (870).
• Paul Rodenko: De techniek van het sleutelgat. (871-879) [Essay over ‘Wat is poëzie?’]
• J. Zitman: 3 Oktober. Jeugdherinnering aan Leiden (880), Start (881).

Jrg. 3, nr. 12, maart 1956

• S. Vestdijk: Rembrandt en de engelen. De onvervulbare opdracht. (889-892)
• Garmt Stuiveling: Bij het herlezen van Gorters Mei. (893-897)
• Pierre Kemp: Franse les in een korenveld: Ouverture (898) – Zonnehymne (899) – Wandeling (900) – Klacht van de zon (900) – Vervolg der wandeling (901) – Daar is ze dan! (902) – Kennismaking (902) – Studie (903) – Filosoferen van de zon (903) – Voortgezette studie (904) – De vertederde zon (905) – Droom en ontwaken (905-906) – Klacht om de mannelijke eenzaamheid (906-907) – Saluut (907).
• A. Roland Holst: Februari 1956: Vorst – Dooi. (912)
• Leo Vroman: Regeneratie. (926-927)
• Paul Rodenko: Is poëzie een litterair genre? (928-938)
• Inge Tielman: In de uurloze morgen (939), Ze is boos op de wereld (939), De koning (940), In de wachtkamer van (941).

Jrg. 4, nr. 1, april 1956

• A. Roland Holst: Wintertij, 1 t/m 4. (1-2)
• Guillaume van der Graft: Ik weet dat ik weer moet gaan geloven (20), Ik ben alluviaal (20-21), Sabbath (21-22), Horen wij nog bij elkaar? (22-23), Eigenlijk leef ik alleen in jouw armen (23).
• Sonja Prins: Soms zijn de ogen genoeg (33), Ronde lijnen (33-34), Rimpeling (34), Oktober (35-36), Verte (36-37), Fluwelen adem (37), Groei (38).
• Hendrik de Vries: Credo (58), Hymne aan Shiwa (59).

Jrg. 4, nr. 2, mei 1956

• A. Roland Holst: Tekst voor het Nationaal Monument op de Dam. (73)
• Maurits Mok: Dodenlijsten. (78)
• J. van Wageningen (= J. Presser):: Nocturne. 25 maart 1943. (86)
• Victor E. van Vriesland: De bevrijding van Dalfsen. Fragment. (101-103)
• J.C. Bloem: Sneeuw. (124)
• J.C. van Schagen: Voor de staatswarhoofden. (154-156)

Jrg. 4, nr. 3/4, juni/juli 1956

• Hendrik de Vries: Rembrandt. (185)
• S. Vestdijk: Lezende Titus (202), Hendrickje (203-204), De boedelbeschrijving (205-208).
• Jan Engelman: Het paar. (222)
• S. Vestdijk: Het Joodse Bruidje. (223-225)
• Pierre Kemp: Het Rood van het Joodse Bruidje. (226)
• S. Vestdijk: Saul en David (235-236), Bathseba bij het toilet (237).
• J.W. Schulte Nordholt: Bathseba: I. David (238-240) – II. Rembrandt (241).
• Clara Eggink: Rembrandts portret van een oude man. (250-251)
• S. Vestdijk: Acrostichon. (252) [Te weten: op de naam REMBRANDT.]

Jrg. 4, nr. 5, augustus 1956

• Lizzy Ansingh: Oud kind (307), Lofzang. Gewijd aan Maria van Regteren Altena, schilderes te Amsterdam ter gelegenheid van haar 75ste verjaardag (308-309).
• Marie Cremers: Herinneringen aan Martha van Vloten. (310-315) Hierin het gedicht ‘Haar wezen’ van A. Roland Holst: een typering van Martha van Vloten.]
• Alfred Kossmann: De veldtocht: De brandende stad I (322-324), De bevrijde stad II (324-325), Aria uit de bevrijde stad III (326), De bezette stad IV (327-328).
• G. van der Esch: Avond aan de Amstel. (349)
• M. 't Hooft: Inkeer. (358)
• Pierre Kemp: Pour le piano (359), Stèle (359), Huishoud-air (360), Bij een schoon hemd (360), Broek van een dode (361), Werkgeluiden (361), Burendienst (362), Niet meer gelukkig (362).

Jrg. 4, nr. 6, september 1956

• J.C. Bloem: Quando ver venit meum. (369)
• J.W.F. Werumeus Buning: Korte ballade op een bijbeltje, door de muizen aangevreten, om hare nesten te verbeteren. (370)
• S. Vestdijk: Aan een jonge tekenares. (371-373)
• Antwoord op eens Fransmans loftuiting jegens Hollandse waanpoëten. Postmortaal ingegeven door wijlen Mr. Willem Bilderdijk aan diens toegewijde doch onwaardige leerling Hendrik de Vries. (377-378)
• Jan G. Elburg: Contravormen naar 5 Oostakkerse gedichten van Hugo Claus: De onderdaan der droogte (379-380) , Zoet klinkt (380), Ven de avond af (381), Het water [Amerikaans] (381-382), De luisterende (383).

Jrg. 4,  nrs. 7, oktober, en 8, november 1956

• J.C. Bloem: Bemuurde weerd. (443)
• Jan Engelman: Phoibos. (461-462)
• K.H.R. de Josselin de Jong Hart van het land. (478)
• Clara Eggink Andere dood. (485)
• Wouter Paap: Marsman en het verpaapte China. (486-495) [Over Marsman over o.m. Utrecht, met weergave van Marsmans gedicht ‘Utrecht’.]
• Lodewijk van Deyssel: H. Marsman. (496-502) [Wat Van Deyssel van Marsman vindt.]
• Guillaume van der Graft: Drie gedichten uit Glamorgan. (503-505)
• Jan Meulenbelt: De zee (518), Rhijnauwen (519).
• Jan Wit: Nu is het nog tijd (520-521), De bomen (522), Berceuse voor Mirjam (523).
• Roel Houwink: Dom (547), Hond van de hemel (547), ‘Misdaad in Amerika’ (548), De imbeciel (548).
• Barend de Goede: Geen hek meer om 't plantsoen. In herinnering aan C.C.S. Crone. (549-542)
• Ad den Besten: Tegen mijn verlies (553), Licht (554), Het water van Kanaän (555), Nazomer (556).
• E.P. Köster: Langzaam (562), Als straks (562-563), In de nacht (563), Opengevallen in licht (564), Dan (565).
• Frederice Kalmijn: Ik voel mij onrustig (573), Buitenwijk (573), Soms ga ik naar je toe (574), Zinloos (574).
• Gabriël Smit: Utrechts drieluik. (588-592)

Jrg. 4, nr. 9, december 1956

• Lucebert: De werken van een oude dichter. Voor Pierre Kemp. (593)
• Paul Rodenko: Man in het zwart, heer van het groen. Bij de 70e verjaardag van Pierre Kemp. (594-611) [Met onder meer weergave van Kemps gedichten ‘Avondstemming’ (694) en ‘Zwart-blauwe punt-poort in het heelal’ (611).]
• Twee brieven van Willem Kloos aan Pierre Kemp. (612-614) [Met weergave van Kemps gedicht ‘Afscheids-landschap’, en van de brief van Kloos met afwijzing ervan voor opname in ‘De Nieuwe Gids’.]
• Pierre Kemp: Iets eenvoudigs (615), Kussen naar maat (615), Flora (615), Amazonen-raadsel (616), Contacten (616), Handelsflair (617), Tour de nez (617), Moeder en kind (618), Pessimistisch (618), Uitstel van betaling (618).
• A. Roland Holst: Tusschenvoegsels: Avond (632), Slotsom (633), Een ongelovige (634), Existentie (635).
• Ida Valentijn: Die ander (636), In feite (636), Dichter (637), Drieëenheid (637).
• A. Marja: Nachtwandeling (638), Een nacht (639).
• W.H.C. Smit [Wilfred Smit]: Nocturne I en II (640), Nineve (641), Vlucht (641), Dies irae (642), Carthago 's ochtends (642).
• Hanny Michaelis: Nacht: veilige overkapping (648), Onder onrustige wolken (648), Je geeft me water (649), Als een uiteengevallen legkaart (649). [Voorpublicatie uit ‘Water uit de rots’.]
• J.W.F. Werumeus Buning: Droom van de vogels: De kraai, de sperwer en de specht (650-651) – De haan (651).
• Claudine Witsen Elias: Ontvangenis (652), Laatste groen (652), Glashard (653).

Jrg. 4, nr. 10, januari 1957

• Gerrit Achterberg: Spel van de wilde jacht [keuze uit een spoedig te verschijnen cyclus]: Proloog: Beau lieu (657) – Uit het eerste bedrijf: Reservaat (658) – Dryade (659) – Jachtopziener (660) – Diana (661) – Huisknecht (662) – Tuinbeeld (663) – Tuinbaas (664) – Recreatie (665) – Rentmeester (666) – Eerste entr'acte: Makelaar (667) – Uit het tweede bedrijf: Onland (668) – Horeb (669) – Uit het derde bedrijf: Chauffeur (670) – Tweede meisje (671) – Reikwijdte (672) – Theater (673) – Zonneleen (674) – Epiloog: Huisbewaarder (675) – Sotternie: Mon trésor (676) – envoi (677).
• Gaston Burssens, posthume gedichten [eerste regels:] Het is hier ook niet alles, moet je weten (692), Ik zie niet meer, ik hoor niet meer, ik luister (693), In een gedicht als dit (694), De weifelende, bleke dagen (695), En zeg mij niet dat gij mij niet begrijpt (696).
• C.A. Meurs: Panacee (705), Wat de sirenen zongen (705-707), Weemoed (707-708), Zonnegod (708).
• Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. XII. Reinier van Genderen Stort. (709-718)
• Ellen Warmond: Op straffe van onrust (719) Historisch (719-720), Tegen middernacht (720), Ritueel I en II (720-721).
• Paul Rodenko: Het radiofonische gedicht. Enkele preliminaire notities. (722-728)

Jrg. 4, nr. 11, februari 1957

• Boris Boulendov: Russisch landschap. Voor Mia van Vliet. (729-730)
• Hans Barendregt: Blauwbaard (754), Sneeuwwitje (754-755).
• Lucebert: Aan Lesbia (771), Rome (772), Oktober (772-773), Zo diep gezonken (773).
• Louis Hoyack: A. Roland Holst als denker. (774-789)
• Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. XIII (slot). Het congres. Is. Querido, Karel van de Woestijne én vele anderen. (790-800)

Jrg. 4, nr. 12, maart 1957

• Ellen Warmond: De nadagen van Prometheus (801), Ballade van de ondervoede onschuld (802-803), Reisplan (803), Achter glas (803-804).
• J.W. Schulte Nordholt: Lente (820), Das grosse Welttheater (821), Het rad van het bestaan (822), Reïncarnatie (823), Herfst - schilderij van Francesco Cossa (824), Family of Man (825).
• Garmt Stuiveling: De kinderjaren van Jacques Perk in Dordrecht. (826-843) [Eerste hoofdstuk uit ‘Het korte leven van Jacques Perk’, ter perse.]
• Jan H. de Groot: De belofte. (857)

Jrg. 5, nr. 1, april 1957

• A. Roland Holst: Amphitrite. (1) [Tekst voor het monument van Albert Termote, opgericht bij het eeuwfeest van de K.N.S.M.]
• Herman van den Bergh: De snaren hebben getrild (18-20), Bij hun portret (21-22), Strofen voor Jan Stroo (met mij in Cidade Velha) (23-24), Wij geladenen (25), Het blad (26). [Voorpublicatie uit ‘Kansen op een wrak’.]
• Guillaume van der Graft: De pauw (27), Over de heuvels van Somerset (28).
• J.B. Charles: Kleine suite voor Euterpe, een t/m acht. (36-40)
• Paul Snoek: De dood van de alchemist (63), Nogal voorlopig testament. Voor Gaston Burssens (64).
• Vervolg

Jrg. 5, 1957, nrs. 2, mei; 3, juni;  4, juli

• Guillaume van der Graft: Psalm 24 (68), [eerste regel:] Zij zullen de wereld bewonen (70).
• Maurits Mok: Het werd volbracht (79), Elke dag, ieder uur (80), Verraad (82), Bij een papier (83), Redding (84).
• J. van Wageningen [= J. Presser]: De achterblijver. (130)
• Henriette Schuurbeque Boeye: Seïsme 1956. (143)
• Aart van der Leeuw: Aanroep. (148) Met toelichting door J. Hulsker.

Jrg. 5, nr. 5, augustus 1957

• A. Roland Holst: Voor P.C. Boutens (329), Tussenvoegsels [eerste regel:] Geen angst voor de dood – [eerste regel:] Wat moeten wij verdragen – Alleen – Kroonjaar – In gezelschap – De wijsbegeerte – Bovenbewustzijn – Taal en zee – Het vermoorde paradijs. (329-332) [Kwatrijnen]
• P.N. van Eyck: Herinneringen aan Gorter en Verwey. (333-341) [Herinneringen van Henriëtte Roland Holst - van der Schalk, verteld aan Van Eyck.]
• Lucebert: Uit: 'een reisje door Bulgarije, opgedragen aan Sonja Prins en Hans Redeker, mijn reisgenoten': Sofia (342), Stara Zagora (342-343), Neceber (343-344), Tirnovo (344), Het Rila klooster (345), Mijn gedicht (346-347), ‘Hij die ons zal verlossen’ (348-349), Moeite (350), Poppen (351), Het materiaal van de dichter. Voor Bert Schierbeek. (352), Vreemd is dit (353). [Voorpublicatie uit ‘Amulet’.]
• Hans Warren: Geschreven in Louveciennes (354),  [eerste regel:] Ergens achter de jagende wolken (355), Khadra (356), Japanse oktober (357), Vlucht (358), De Etrusken (359).
• Lizzy Sara May: Roep (360), Tijd (361), Blues van het barrevoetse gezicht (362-363).
• A. Marja: Inhaal. Voor Corrie van Iperen (377), Banaal (378), Ontwaken (379-380), Grensverkeer (381).
• Tobie Goedewaagen: Eigen weg, 1 t/m 11 (387-389), Twee werelden (390).
• A. Ruitenberg-de Wit: Over het werk van A. Roland Holst. (391-393) [Reactie op Louis Hoyack: A. Roland Holst als denker, Maatstaf, jrg. 4, 774-789, met name over de rol van de ‘dubbelganger’ bij Roland Holst.]

Jrg. 5, nr. 6, september 1957

• J.B. Charles: Excuseer mijn linkerhand (397), De slang (398).
• A. Roland Holst: Het eeuwig leven (405), Ouderdom (405), De paradox (406), Overwinnaar (406), Vergelding (406), Vooruitgang, I t/m IV (407).
• Gaston Burssens: Postume gedichten: De zilveren vloot (422), Het schilderij (423), Overspel (424), Pin-up (425), Verloren muze (426), Ontsnapping (427), De moeilijkheid (428), Zelfportret (429), Uitverkoop (430), Balans (431).
• Paul Rodenko: De experimentele reactie. Podium en de poésie satisfaite. (432-444) [Kritiek op de opvattingen over poëzie van Buddingh’ en van Vinkenoog.]
• Tessa Martijn: Stad (445), I. Wij bouwen gedichten van glas – II. Om het leeggespoelde gat heen (446).

Jrg. 5, nr. 7, oktober 1957

• Hans Andreus, zes liefdesgedichten: Dagelijks (457), Door de nacht heen (458), April (459), Meer weet ik niet (460), Wanneer (461), Langs de weg (462).
• Guillaume van der Graft: Het mes van de hemel (474),  [eerste regel:] O lieve lieve lieve (475).
• Hanny Michaelis [eerste regels:] Wat heb je gedaan (476), Jij: een onttroonde tyran (477), Achtergelaten (477-478), Iedere morgen (478), Sinds je mij voor altijd (479), Toen ik dacht (479-480).
• Ellen Warmond: Weerszij van een wereld (505), Opdracht (506), Winteravondsprookje (507), Het een of het ander (508), Zingende (509), Neergang (509), Drie verzen uit het nachtelijke (510-511), Sans rancune (512).

Jrg. 5, nr. 8, november 1957

• P.N. van Eyck: Na zijn dood. Aan M.N. (513)
• P.N. van Eyck & M. Nijhoff: Verzen en vezels. (514-553) (Met toelichting vooraf door W. Gs Hellinga.) [Brieven uit de nalatenschap van Van Eyck, één van Van Eyck over het dichtwerk van Nijhoff, één van Nijhoff aan Van Eyck met Nijhoffs reactie op de ‘vivisectie’ door Van Eyck, en in een derde brief Van Eycks reactie. In de eerste brief weergave van Nijhoffs gedichten ‘Het tuinfeest’, ‘Het Derde Land’, ‘Tweeërlei Dood’ en ‘Memlinck’.]
• J.W.F. Werumeus Buning: Lycidas. Eerste strofe. (554)
• Claudine Witsen Elias: Wintermerel. (555)
• Pierre Kemp: Concours hippique (563), Ruimtevaart (563), Late manoeuvre (564), Stank-stimulans (565), Nieuwe hoed (566), Gewezen man (567), Pakjes (568), Athleet (568), Ouderwets (569), Lief papier (570), Ja, ik wil (570), Zuiver bloeiend (571).
• Remco Campert: Elke dag (572), Nacht (573), Leven met je (574), Poëzie (575), Land (576).

Jrg. 5, nr. 9, december 1957

• Lucebert: Bamboe regen mus van Torei Nishigawa. (577)
• A. Roland Holst: Moderne slaven. (601)
• Paul Rodenko: Het woord, de engel en de slang. Bij de poëzie van H.W.J.M. Keuls. (602-618) [Met weergave, naast tal van fragmenten, van Keuls’ gedichten ‘Mijn woorden aarzelen altoos’, ‘Het klein heelal van het gedicht’, [eerste regel:] ‘Ik ben u na uw sterven gaan beminnen’.]
• H.W.J.M. Keuls [eerste regels:] Ik zie u niet en weet toch waar gij zijt (619), Het zwaard dat niet meer in zijn scheede past (620), Gij die reeds op den drempel stondt (621), Nog schijnt uw beeld tot afscheid niet gereed (622), Slechts éénmaal is al wat bestaat (623).
• Lizzy Ansingh: Mijn lente. (624)
• Guillaume van der Graft: Aan meester K. Jongsma (633), Aan meester timmerman Vasse (634), Aan ds. Ernst Lohr (635).
• A. Marja: Nieuwbouw (637), Wandeling (638), Gier en god (639).

Jrg. 5, nr. 10, januari 1958

• Gerrit Borgers: Epistolaire verkenningen. Een briefwisseling tussen Paul van Ostaijen en E. du Perron uit 1925. (641-655) [Hierin onder meer De Perrons opvatting over poëzie, en zijn oordeel over ‘Het Sienjaal’.]
• Hans Andreus: Een nacht (656), Klassiek (657), Hier, waar wij wonen (658), [eerste regel:] Altijd hetzelfde, altijd hetzelfde land (659), Een dood (660), Tot mijn dood (661), Commedia dell' arte (662), [eerste regel:] Omdat ik, een dichter (663), Slapende vrouw (664), Lied om te leven en dood te gaan (665-667).

Jrg. 5, nr. 11, februari 1958

• Gerrit Achterberg: Ballade van de tijd: Memorandum (705) – Tête à tête (706) – Dies irae (706) – 0.00 (707).
• Paul Rodenko: Spiegel van de wilde jacht. Kanttekeningen bij Achterbergs ‘Spel van de Wilde Jacht’, de reactie van de kritiek en enkele persoonlijke commentaren van de dichter. (708-740)
• P.J. Meertens: Magie en folklore in Achterberg's ‘Spel van de wilde jacht’. Een poging tot toelichting. (741-752)
• J.B. Charles: Zuid-Holland. (753-754)

Jrg. 5, nr. 12, maart 1958

• Alfred Kossmann, drie rijmen [eerste regels:] 1. God schiep als een voorbeeldig dier – 2. Ik gaf mijn dochter op een dag – 3. Helaas, de bossen zijn geen boom. (785-786)
• Herman van den Bergh: Een appel een kind (802), ‘Diem perdidi’ (803), Prometheus en de mens (804), Iedere naam sticht brand (805-806), [eerste regel:] In 't vagevuur der straat, het lopend leven (807), Hotel het ruime sop (808-809), Twee rollen (810).
• Edithe de Clercq Zubli: Stad 's nachts (824), Opkomende drift (825), Nocturne (826), Regen en nacht (827), Advertentie (828), Van bloemen (829), Ballade van nu, straks en toen, 1 en 2 (830-831).
• J.W. Schulte Nordholt: Gejaagd. Voor Jan Wit (849), Karel V (850), Vergankelijk (851) [eerste regel:] Als kinderen liggen de doden (852), Geschiedenis (853), Herfst (854).
• W. van Maanen: vier kwatrijnen voor Antonia: 1. Duizend facetten gaf hij aan haar ziel – 2. O bloem, o zoete vrucht, o gaaf kleinood – 3. Mijn woorden liggen na hun dagvertier – 4. Zijn wij gerijpt? Is dit de wereldherfst? (855)
• A. Marja: Verzen om van te houden. (856-861) [Over het dichtwerk van Han G. Hoekstra. Met weergave van diens gedichten ‘Koorddanser’ en ‘Op een avond’.]
• A.J. Govers: Hergeboorte. (862)
• L.P.J. Braat: De brief. (863)

Jrg. 6, nr. 1, april 1958

• J.W. Schulte Nordholt: 4 mei. (1)
• J. van Wageningen [= J. Presser]: Rijm van het vergeten. (34-35)
• J.B. Charles: Deze dag, meneer Speidel. (36-37)
• Sybren Polet: 1-minuut stilte (1955), 1 t/m 4. (45-47)
• J. van Wageningen [= J. Presser]: Con sordino. (63)
• A. Roland Holst: 5 mei 1945 (64), Roem (65).

Jrg. 6, nrs. 2 en 3, mei en juni

• Annie Salomons: Herinneringen uit den ouden tijd. A. Roland Holst vijftig jaar geleden. (143-148). [Met weergave van Roland Holsts gedicht ‘een ongelovige’, p. 148.]
• M. van Domselaer-Middelkoop: Komen zitten praten. Een verjaardagsbrief. (148-167) [Brief met gelukwensen voor Roland Holsts zeventigste verjaardag, met citering van tal van gelegenheidsgedichtjes die Roland Holst vroeger aan het gezin Van Domselaer zond.]
• W.Gs Hellinga: Inleiding op ‘Rekenschap voor een winter aan zee', 1937. (233-239)
• A. Roland Holst: Rekenschap voor een winter aan zee. (239-241)
• Gerrit Achterberg: Receptie. Drieluikje voor Jany. (242)
• Hans Andreus: De goden hadden het laat gemaakt. Voor A. Roland Holst. (243)
• F. Bordewijk: De zwoeger. Aan A. Roland Holst. (244-245)
• Lucebert: buiten het seizoen. voor jany. (265)

Jrg. 6, nr. 4, juli 1958:
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie.]

Jrg. 6, nr. 5, augustus 1958

• J.B. Charles: Onderweg. (337)
• J. Meulenbelt: Het liggen op het strand. (338)
• Theun de Vries: Bach. Een voorspel, I t/m VII. (346-352)
• Louis de Bourbon: Uitvaart. (374)
• A. Marja: Grafieken (389), Grafschrift (390).
• L.P.J. Braat: Weerzien. (398-399)

Jrg. 6, nr. 6, september 1958

• J. Greshoff: Nachtvraag (424), De sneeuwman (425), Niets (426), Finale (426).
• Guillaume van der Graft: Die kwestie weer. 1957 en 1958. (453-454)
• Lod. van Maelstede [=Petrus Franken: Lentevers van een schoolmeester (479), De eerste toondichter spreekt (480).

Jrg. 6, nr. 7, oktober 1958

• A. Marja: Wat ik speelde. Gedichten bij de ‘Kinderszenen’ van Robert Schumann. (481-491)
• A. Roland Holst: Het verloren eiland (507), Aan een dode (508), Even sneeuw (509), Bij sneeuwlicht (509).
• Hans Andreus: Winter (548), La nuit, porte-t-elle conseil? (548), Lang kort leven (549), Luisterapparaat (550), [eerste regel:] De veren van de wind fluisteren (551), Gedicht voor Elburg (552).

Jrg. 6, nr. 8, november 1958

• S. Vestdijk: De geboorte van Apollo: 1. Apollo wordt geboren – 2. Apollo's eerste les – 3. Apollo's eerste dans – 4. Eerste dans van Apollo met de muzen – 5. Tweede dans van Apollo met de muzen – 6. Apollo bezint zich op zijn oorsprong – 7. Apollo heeft de muzen teruggeleid. (553-559)
• W.Gs Hellinga: Op Kathar[ist]en. ( 587) [Correctie op rijm van het woord ‘Katharisten’ in een eerdere bijdrage van Hellinga over Reynaert de Vos.]
• J.W.F. Werumeus Buning: Winter (588), Regerende maan (589).
• Guillaume van der Graft: Johannes de Doper. Het Evangelie van de 2e en de 3e zondag in de Advent: Mattheüs 11 vs 2-10 en Johannes 1 vs 19-28, 1 t/m 5. (600-602)

Jrg. 6, nr. 9/10, december 1958/januari 1959

• Paul Rodenko: Waarom daarom. (605-606) [Over de term ‘experimentele poëzie’.]
• Ellen Warmond: Men weet niet. (607)
• Guillaume van der Graft: Woord en maan (617-618), [eerste regel:] Ik ben uit de grond gemaakt (618), [eerste regel:] Men kan uit de wereld niet weg (618-619), [eerste regel:] Ik wil duidelijk maken (619-620).
• Hans Warren: De vogelaar (621-622), [eerste regel:] Vroeger met de zuidenwind (622-623), eerste regel:] Eenzaam zijn is samen zijn (623), Clavecimbel (623-624), Langs welke kant men komt [1 en 2] (624).
• Paul Rodenko: Besneeuwd landschap, I t/m III. (625-631)
• H.W.J.M. Keuls: De experimentele dichters en ik. (632-634)
• Victor E. van Vriesland: De erfzonde van het individualisme. (635-639) [Over de ‘poëzie van de hedendaagse jongeren’.]
• Hendrik de Vries: Experiment contra intuïtie. (640-649) [Essay; wat is ‘experimenteel’ in de experimentele poëzie?]
• Leo Vroman: Het vergramde oogmesje. Brief van 4 oktober 1958 aan Paul Rodenko. (650-651) [Vromans eerste indrukken van de experimentelen.]
• Gerrit Kouwenaar: Voor-stad, 1 t/m 10. (652-658) [Introductie tot een groot gedicht in delen: ‘De Stem op de 3e etage’.]
• Paul Rodenko: Naar een nieuw formalisme? Brief september 1958 aan Sybren Polet. (659-680) [Kritiek op Polets pleidooi voor ‘functionalistische poëzie’.]
• Lucebert: Voorwoord voor ‘Val voor Vliegengod’. Een fragment. (681-696)
• Lucebert: Dood van de Vliegengod (697), Lands end (698-699), Tiran in ruste (699-700), Saturnalia (700-701), Er is een grote norse neger (701), Van spoken en spionnen (701-703).
• Hans Andreus, acht gedichten: Boombeschrijving (704), In het twee en dertigste jaar (704-705), Eros (706), Scherzo (706-707), Spleen of heaven and earth (707-708), Bijna nooit (708), De dwaas die ik ben (708-709).
• J.W. Schulte Nordholt: Waarom ik geen experimentele poëzie schrijf. (710-713) [Proza]
• Ed. Hoornik: ‘Criterium voorbij’. (714-721) [Proza]
• Ter Braak en de Experimentelen. Briefwisseling tussen Paul Rodenko en Gerrit Borgers. (722-741)
• Ellen Warmond: In Memoriam H., 1 en 2 (742-743), God spelen in een besloten voorstelling (743), Bij wijze van portret (744), Vallen en zweven (744-745).
• Lizzy Sara May: Schepping. (746)
• Edithe de Clercq Zubli: Ik adem ... (747), Vogels weten niets van sterven (747-748), Onweer (748), Onrust (749).
• Inge Tielman [eerste regels:) openstaan aan de grens van angst (750), wandel met de stilte langs (750-751), wachtend op de trap (751).
• Ank Zondervan [eerste regels:] Vandaag is een dag (752), Op een stille zomeravond in het park (752), Nanachten vol liefde (753).
• L. van Eerden: Atheïstisch (754), Solitair (754-755), Leven in 1957 (755-756), Reizen in de tijd (756-757).
• J.B. Charles: Maine in September. (758-763) [Proza, over de nieuwe poëzie, en hoe schilders altijd éérder de vernieuwers zijn dan dichters.]
• Cees Nooteboom: Over een dode, 1 t/m 4 (764-765), Zij is vogels (765-766).
• Jaap Harten: In vogelvlucht (767), De dichter en de vogels (768).
• Otto Dijk [eerste regels:] zie je me staan (769-770), Telkens verspringt het beeld (770), wil van jezelf getuige (771).
• Nico J. Wilkeshuis: Zielsverhuizing (772), Ontbijt met Bach (772).
• Herman van den Bergh: De ‘cifra’, de code en de huidige lyriek. (773-781) [Proza: wat is een gedicht?]
• S. Vestdijk: Non-significatieve poëzie. (782-789) [Proza; is dit een betere term dan experimentele poëzie?]
• Wim Gijsen [eerste regels:] Men kan nu wel zien (790), Ik ben alleen als god (790-791), Het oog van blauwe steen (791).
• Han Foppe: Ik ben daarbij (792), Dagen snel als boten (793), Vlucht (793-794).
• Peter Berger [eerste regels:] sneeuw sneeuw alleen zacht en bang (795), toen ik een kind was (795).
• J.H. van Dijk: Catechismus, I en II. (796-799)
• U.G. Stikker [eerste regel:] zacht als een druivenhuid en bedauwd als draaioren (800), Merz, 1 t/m 6. In memoriam Schwitters (800-802), Klein requiem (803), Phoenix (803).
• Hans Sleutelaar: Om het ongerijmde. (804-828) [Proza, ‘keuvelen over poëzie’ die op dit moment [1958] ‘aktief’ is, met onder anderen bijdragen van Armando, Gust Gils, René Gysen, Suzanne Lecointre, Hugues C. Pernath, Ed. O. Roletto, Paul Snoek en Cornelis Bastiaan Vaandrager.]
• Armando: Zo zal ik groeien. (829)
• Gust Gils: naamloze suite van slechts 2 bewegingen, 1 en 2. (829-830)
• René Gysen: Wees niets ... (830-831)
• Susanne Lecointre: De zon te hoog. (831-832)
• Hugues C. Pernath: Sinds dauw de dag. (832)
• Paul Snoek: Een in het donker geknepen kat  (833), Hoe slaap ik? (833-834), Regenlied van een koning (834), Een reus (835).
• Cornelis Bastiaan Vaandrager: N.A.V. een scooterrit [met Polet]. (836-837)
• Ad den Besten: de poëzie der ‘post-experimentelen’. (838-859) [Onder anderen over Ellen Warmond, Nico Scheepmaker, Ed. O. Roletto, Fred Portegies Zwart,  Cees Nooteboom, Guus Valleide, Jaap Harten, Edithe de Clercq Zubli, Hans Keller, W.G. Klooster, Gerrit-Hugo Pronk, Leopard S., Frederice Kalmijn, Susanne Lecointre, Fem Rutke, Wim Brinkman, Hans Sleutelaar, Hans Reddingius, Nico J. Wilkesbuis, Julienne Huybrechts, Han Foppe, Mischa de Vreede, Huub Oosterhuis, Rein Parker, André Kuyten, Janna Wolkers, P.J. Brüning, Harry Ikink, Rita Zandt, Inge Tielman en Tom Launay.]
• De egelstelling van de dichter. Een briefwisseling tussen Hans Warren en Paul Rodenko. (860-898).
• Paul Rodenko: Balans en perspectief. (899-908) [Evaluerende afsluiting themanummer over experimentele poëzie.]

Jrg. 6, nr. 11, februari 1959

• Geerten Gossaert, onuitgegeven verzen: Morgenwandeling (909), Adieu (910).
• Annie Salomons: Herinneringen uit de oude tijd. XV. Carel Gerretson [= Geerten Gossaert]. (911-928)
• Pierre Kemp: Octaven (mouvement de canaille) (929), Schoonheid verhogen (929), Rancune (930), Non de ...! (930), Bij het zien van een paar spirituele kousen (931), Mensenspel (931), Na de verzoening (931), Verloofden (932).
• J.B. Charles: Godsdienstoorlog. (954)
• Hans Barendregt: Leesles 1 (968), Leesles 2 (969), Leesles 3 (970), Vader (971), Woestijnreiziger (972).

Jrg. 6, nr. 12, maart 1959

• A. Roland Holst: Eersteling. Voor Matthijs Vermeulen. (973-974)
• Lode Bisschop: Kindje (997), En God zag dat het goed was (998), Vuur het nieuwe beeld (999-1000), Niet meer (1001), Ik (1002-1003), De eerste dag (1004), Nieuwe aarde (1005).
• H.W.J.M. Keuls [eerste regels:] Toen stond zij stil te lachen in zichzelf (1027), Hier is de dood voorbij gegaan (1028), Hij heeft haar in de diepte neergelaten (1029), Gij zijt overal en nergens (1030), Al wat de mens gelooft is waar (1031), Ik was een dag temidden van de gekken (1032), Behoor ik reeds den dood? (1033).

Jrg. 7, nr. 1, april 1959

• J.W. Schulte Nordholt: Bevrijding (1), Angstdroom (2).
• J. van Wageningen (= J. Presser): Na vele, zovele jaren. (42)
• Max Croiset: Auschwitz (43), Hulpeloos (44), Lente (45).
• Maurits Mok: Bloedvlekken (64), Doden (65), Zwerfgestalten (66), Vergeefs ontwaken (67).

Jrg. 7, nr. 2, mei 1959

• Maurits Mok: Dwaalster (73), Melkweg (74), In het licht (75), Het laatste uur (76).
• A. Roland Holst: Na de bijslaap. (99-100)
• Ellen Warmond: Voor jou een vraag (114), Zie ons blindelings (115), Kou (116), Stenen voor brood (116).
• A. Marja: Imago I (117), Imago II (118), Raakpunt (119).
• Jan H. de Groot: Osborn Inc. (141-142), Bang Jensen (142-144).

Jrg. 7, nr. 3, juni 1959

• Leo Vroman: Aangebed. (145-147).
• Garmt Stuiveling: Een dubbel zelfportret van Jacques Perk. (148-160) [Proza, over het album amicorum van Francis Collins, waarin de gehele familie Perk drieëntwintig vragen beantwoordde, en waarin Jacques Perk een ‘korte, maar uitermate onthullende inleiding’ op zijn antwoorden gaf.]
• Hans Andreus: Lied van de wijze kinderen (161), O de dood! (162), Vorm van warmte (163), Strofen (164), Bezoeker (165), Wonen (166), Amsterdam (167).
• Willem Brandt: Tracé (207), Het einde (208).

Jrg. 7, nr. 4, juli 1959

• Mischa de Vreede: Heel mijn korte leven lang (209), Omdat ik niet gelukkig ben (210), Geruisloos en hevig (211), 's Nachts en naakt (212), Liefste: als ik dit zeg (213).
• J.B. Charles: Ik ben mijn eigen vader (228), Langs de rand van de dood drijft een schip (229), Lac Léman (230-231), Het verloren vers (232).
• A. Marja: Vacantie. (248-249)
• Wim Gijsen: Ik kan zeggen (250), Langhandig is de nacht (251).
• J.W. Schulte Nordholt: Kore uit het perzenpuin, I en II (265-266), Thebe (267), Polla ta deina (268).

Jrg. 7, nrs. 5, augustus 1959, en 6, september 1959

• A. Roland Holst: De paarden (294-295), Volgens afspraak (296-297), Slotsom (298).
• P.N. van Eyck: Over A. Roland Holst. Een nagelaten studie over de eerste periode van zijn dichterschap. Met toelichting vooraf door N.E. van Eyck-Benjamins. (299-349)
• H.W.J.M. Keuls, drie kwatrijnen [eerste regels:] 1. Eenmaal heeft dag aan dag om u gedorst – 2. De wilde honden hebben bloed geroken – 3. Benard tussen verbranden en bevriezen. (350).
• Annie Salomons: Herinneringen uit de oude tijd, XVI: C. en M. Scharten-Antink. (355-373)
• Gerrit Kouwenaar: De stilstaande wandelaar. Tweede deel van de cyclus ‘De stem op de 3e etage’. (374-385)
• Jaap Harten: In de schaduw van hout (393-394), Taboe in de taal (394-395), De kwikzilveren tijd (395-396), Soldaten als een leuke stunt (396-397). [Voorpublicatie uit ‘Beweging van het jaar’.]

Jrg. 7, nr. 7, oktober 1959

• A. Roland Holst: Civilisatie (409-410), Niet goed wijs (410).
• Hans Warren: Te verraden niet en niet te raden. Over P.C. Boutens. Inleiding tot P.C. Boutens, ‘Mijn hart wou nergens tieren, een keuze uit zijn werk’, samengesteld door Hans Warren. (411-426) [Met weergave van Boutens gedicht ‘Het geheim’, pp. 423-424.]
• Roel Houwink: Schizophreen (427), Van God zijn alle dingen (428), Ontwaken (429), Ontmoeting (430).
• Lode Bisschop: Ver-zoen-ing (451), Ordening (452), Vogel (453).
• Max Croiset [eerste regel:] Aan de kusten van de landen (466), Windkracht zeven (466), Blak (466), Zeewandelaar (467), Abstrakt (467), Koraal (467), Echo (468), Lente (468), Tao (468).

Jrg. 7, nr. 8, november 1959

• Elise Ruysch van Dugteren: Meisjes en vrouwen (473), Niet aangepast (474), [eerste regel:] Hoeveel weegt eenzaamheid? (475), [eerste regel:] Heb je gehoord van het bedroefde geschrei (476), Zomeravond (477), In het donker buiten (478), Volle maan (479), Zo te wandelen! (480).
• Wim J. Simons: Mijn lied stikt in mijn hart als 'k aan u denk. Jacob Israël de Haan's reizen naar Rusland. (481-505) [Onder meer: hoe Georges Dmitrenko, een gevangene, in De Haans gedichten bezongen werd.]
• J.B. Charles: Groningen 1946. (506-510)
• Annie Salomons: Herinneringen uit de oude tijd, XVIII. Hélène Swarth, Willem Kloos, Karel Thijm, Van Deyssel, en Van Eeden. (511-525)
• Hans Andreus: September (526), De bladeren (527), Tussen bomen (528), Het is een goed ding (529), Voornacht (530), Afscheid van een huis (531), Geschiedenis (532), Guidovic (533), Slapeloos (534), Met Catullus op de hei (534).

Jrg. 7, nr. 9, december 1959

• Lode Bisschop: Kerstgroen (535), De kribbe gekruist (536), Ster en parel (537), Was (538), Hostie (539).
• A. Roland Holst: Voor viool. (542-543)
• Pierre Kemp: Afwezig (572), Inspiratie (572), Wereldbevolking (572-573), Vraag het de dauw! (573), Verschijning (573-574), Wetenschap (574), Oude regenboog (574).
• Hans Warren: Open brief. (575-581) [Zelfportret, op verzoek van Bert Bakker.]
• Maurits Mok: Vijftig jaar. In memoriam S. (582), Frontgebied (583).

Jrg. 7, nr. 10, januari 1960

• Mischa de Vreede: Dit jaar november (599), Boom. Voor A. Roland Holst. (600).
• Lucebert: Bericht van mijn eigen hengst (611), Beelden in het heden, 1 t/m 6. [Tekst bij een reizende tentoonstelling van moderne Nederlandse beeldhouwkunst.] (612-613)
• Wim Gijsen: Uit de eerste, de bloedeigen hand (628), Een spaarzaam woord uit vroeger (629), Mijn vader nam mij mee (630).
• L.P.J. Braat [eerste regel:] Ik ben geen beest zeg ik en zie. (656)
• Jaap Harten: Het jaargetij ging (669), Mijn geboortedatum (670-671), Wakker worden (672-673), Wij leven in een wereld (674), Wat was er? (675-676).
• Willem van Toorn: Twee wintergedichten [eerste regels:] 1. Alle bomen zijn dood – 2. Ik heb nu alles gedaan. (677-678)

Jrg. 7, nr. 11, februari 1960

• Jan Engelman: Alpha – Omega. (720)
• Max Croiset: September (732), Meeuwen op het strand (732), Schepping (732-733), Mijn vrouw zwemt (733), Gedaanteverwisseling (733), Wandelen (733-734), Samenspraak
• (734).

Jrg. 7, nr. 12, maart 1960

• A. Roland Holst: Twist in de mist. (751-755)
• Sybren Polet: De dichter als dokter (771), Waai niet (772-773).
• H.W. van Tricht: Frederik van Eeden 1860-3/4-1960. Een bespiegeling. (774-789)
• Ellen Warmond: Apologie (790-791), Je bent (792), Onvertaalbaar (793), Hier dan de wereld (794), Zwart/wit (795), Zo (796).
• Hans Andreus: Mijzelf gewaarschuwd (819), College anno 2060 over niets (820-821), Zolang de zon (822).

Laatst bijgewerkt op 17 februari 2022

Meer informatie

Jrg. 1 t/m jrg. 36 (1953-1988) en jrg. 38 t/m 41 (1990-1993) aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), met uitzondering van afzonderlijke bijdragen die vanwege auteursrechten niet getoond kunnen worden.

Jaargang 37 is compleet aanwezig op het PcN.

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880 - DEEL 2

Jrg. 8, nr. 1, april 1960

• J.W. Schulte Nordholt: Na vijftien jaar, I t/m VII. (4-7)
• Evert Werkman: Bloemendaal mei 1960. (78-80)

Jrg. 8, nr. 2, mei 1960

• J.W. Schulte Nordholt: Voorjaar. (81)
• J.W. Schulte Nordholt: Thomas (91), Bezweren (92), Na het schaatsenrijden (93), Toneelspelen, I en II (94-95), Hermes (96), Sonnet [eerste regel: De bossen drijven in de wind] (97), B.v. Tiel (98), Droom (99).
• S. Vestdijk: Gestalten tegenover mij. Persoonlijke herinneringen. (100-113) [Onder meer over de jonge Slauerhoff.]
• Maurits Mok: Stikstof (114), Wintermorgen (115), Het huis (116).
• A. Vincent de Vos: A.B.C. (140), Mnemosyne (141), Invitation à la danse (142), Dans (142), Ontwaken (143), Kort dag (144).
• A. Roland Holst: Voor Annie Salomons. (147)
• Jo de Wit: De schrijvers uit ‘Herinneringen uit den ouden tijd’. (212) [Gedicht]

Jrg. 8, nr. 4, juli 1960

• A. Roland Holst: Ars Poetica (217), Op een hoog wapen (218-219), Voorbode (220), Eens (221), Herhalingen (222), Tussenvoegsels: Zonder zin (223), Ook zonder zin (223), Beroemd (223), Lichte nacht (224), In verhoor (225).
• S. Vestdijk: Gestalten tegenover mij, II. Persoonlijke herinneringen. (226-236) [Met name aan Slauerhoff.]
• Hans Andreus: Vanzelf (237), Omen (238), Eekhoorn (in potlood) (239), Een stukje lopen (240), Met zijn tijd meegaan (241).
• G.J. Resink: Jager (254), Vulkanisch Bali (255), Sonnet van de halve (256).
• A. Marja: Max Croiset / Rilkeaans dichter. (257-261) [Bespreking van Croisets bundels ‘Tekentekst’ en ‘Zeekant’.]
• Max Croiset: zee (262), verhouding (262), zwemmen (262), meeuwenvlucht (263), samen (263), eeuwige sneeuw (263), sneeuw (263-264), ijs (264), maaksel (264), in de sneeuw (264-265), crematoria (265), Jeremia 31:15 (265), 6.000.000 (265).

Jrg. 8, nr. 5/6, augustus/september 1960

• Sybren Polet: De geïmmigreerde schaduw (290-291), [eerste regel:] Ik ben een schildpad zonder schild (292), Puck in ‘Een midzomernachtsdroom’ of Sociologie van de minnaar (293-294).
• S. Vestdijk: Gestalten tegenover mij, III. Persoonlijke herinneringen. (295-306) [Onder meer over Slauerhoff.]
• Inge Tielman: Stille vragen (307), Na het telefoongesprek (308), Laat het zo zijn (309).
• Lizzy Sara May: Een mens maken (310-312), Gesprek (313-314).
• Maurits Mok: De kinderen (336), Verlossing (337), Bedtijd (338).
• A. Roland Holst: Verstoorde stilte. (339-342) [Toespraak, gehouden bij de viering van de vijfenzeventigste verjaardag van Annie Salomons, op 25 juni 1960. Met weergave van het kwatrijn: ‘Mild bleef de stem, die beeld na beeld opriep’.]
• Willem van Toorn: Geen post vandaag (343), Ieder huis is toch een noodwoning (344), Wij zijn al bijna weer weg (345), In deze voorlopige straten (346).

Jrg. 8, nr. 7, oktober 1960

• Cees Nooteboom: Liefdeleven (417), De maan (418), Het is nacht (419), Twee gedichten, 1. vlugger dan de slak is de slang – 2. de zon wordt gewurgd in de wolken (420), De koning is dood (421), Tekens (422), Nacht en ochtend (423), De weg (424).
• Wim Gijsen: De tafels der liefde, I t/m III (455-457; rectificatie: De eerste strofe van het gedicht ‘De tafels der liefde-III’ (blz. 457) moet als volgt worden gelezen: ‘Dit is het einde van een bar verhaal, / er is tegen ons geen kruid gewassen, / taal noch teken staat tussen ons opgericht.’), Een mens zien (458), [eerste regel:] Ik was toen dertien, weinig nog was er kwaad (459).
• Nico Wijnen [eerste regel:] Ik weet niet. (472)

Jrg. 8, nr. 8, november 1960

• D.J. Opperman: Draaiboek. (478-479) [Afrikaans, weergegeven in een artikel van J.W. Schulte Nordholt.]
• Louis de Bourbon: Zondagsrust. (483)
• H.W.J.M. Keuls [eerste regel:] Het vraag- en antwoord-spel gaat immer door (500), [eerste regel:] Ik heb een wijkplaats in uw hart gevonden (501) God - mens (502), In memoriam Else Mauhs (503).
• Han Foppe: Heks (512), Geen gedicht (513-514), God van de polder (515), Drie fragmenten (516).
• Annie Salomons: Herinneringen uit de oude tijd, XXI. Jan Prins [pseudoniem van Louis Schepp], August van Cauwelaert. (517-525)
• J.H. van Dijk: Blik (526), Emanatie (527), Drempel (528), Trechter (529).

Jrg. 8, nr. 9, december 1960

• G.J. Resink: Molukkenkerstmis. (537)
• Jan Engelman: Vergeelde papieren. (538-553) [Presentatie van een niet-gepubliceerde, uitgebreidere versie van H. Marsman: ‘Dichten over de dood’ (proza), voorafgegaan door persoonlijke herinneringen van Engelman aan Marsman.]
• S. Vestdijk: Gestalten tegenover mij, VI. Persoonlijke herinneringen. (554-568) [Met name aan H. Marsman.]
• Pierre Kemp: Mensengeel (569), Speelgoed (570), Het (571).
• Willem van Toorn: Het gras (586), De dieren (587).
• A. Gerits: Geboortegrond (588), Sterven (589).
• Lode Bisschop: Sterven (609), Ruimtevaart (610), Psyche (611), De twee polen (612), Trek (613), Bult (614), Stil (615-616).

Jrg. 8, nr. 10, januari 1961

• A. Roland Holst: Lilith. (617)
• Bert Voeten: De tijd te lijf (618), Een dag (619), Winters (620), Samen (621), Leven (622).
• S. Vestdijk: Gestalten tegenover mij, VII. Persoonlijke herinneringen. (623-636) [Met name aan Nijhoff.]
• Maurits Mok: Hemels (637), Vreemd daglicht (638).
• Jan G. Elburg: Astarte, 1 t/m 9. (665-671)

Jrg. 8, nr. 11, februari 1961

• A.P. van Hoek, tien verzen, met toelichting vooraf: De N.S.B.-burgemeester (726), De vakbondleider (727), De proletariërs aller landen (728), De getuigen van Jehova (729), De Indische Nederlander (731, met toelichting vooraf), De seniele herbewapenaar (732), Liberale economie (733), Nieuwbouw (734), Vaderlandse geschiedenis (735), Het boerengezin (736).

Jrg. 8, nr. 12, maart 1961

• A. Roland Holst: Koud water (753), Tweegesprek, I en II (754-756), Ouderdom (757).
• S. Vestdijk: Gestalten tegenover mij, VIII. Persoonlijke herinneringen. (758-770) [Met name aan Nijhoff.]
• Jan Engelman: Vis temperata (771), Dit eenzelvig denken zwelt (772-773).
• Gerrit Achterberg: Critische massa (797), Fall-out (798).
• C.O. Jellema: De zoon (822), Le couple/Lipschitz (823-824), Mei (825), Liefde (826), Stedelijke idylle (827), Op overdekt balkon (828), Van een ziekte herstellend; 's morgens (829), Slapeloosheid (830), Toekomstroman (831), Nieuwe wijk (832).

Jrg. 9, nr. 1/2, april/mei 1961

• J.W. Schulte Nordholt: Langzamerhand. (1)
• J.W. Schulte Nordholt: De vrijheid sterft niet. (2-12) [Proza, hierin de gedichten ‘In duisternis’ van P.N. van Eyck, p. 5, en ‘Dodenlijsten’ van Maurits Mok, p. 11-12.]
• J.W. Schulte Nordholt: In memoriam G.M. d. R. (13)
• J.B. Charles: Thomas. (24-28)

Jrg. 9, nr. 3, juni 1961

• A. Roland Holst: Afwachtende, I t/m III. (145-147)
• H.W.J.M. Keuls [eerste regels:] Geef mij van uw dwalende ogen (148), Aan de oevers van het dodenmeer (149), acht kwatrijnen [eerste regels:] 1. In deze kamer gaat een dode om – 2. Een wolk verspert den weg naar het geluk – 3. Het licht roert zich in slippen van den nacht – 4. Ik weet niet meer waar ik u zoeken moet – 5. De macht die de aarde en hemelen beweegt – 6. Er blijft mij niets anders over – 7. Achter de voorgoed gesloten deuren – 8. Zuchten en ik hoor mij klagen (150-151).
• A. Marja: Zien (163), Hier en daar (164).
• G.J. Resink: Baboe Han (192), Oude badplaats (193).

Jrg. 9, nr. 4, juli 1961

• Leo Vroman: De jongeren. (209)
• Elise Ruysch van Dugteren [eerste regel:] Hoe is zijn gezicht? vroeg ik en (244).
• F.L. Bastet: Uithangbord (245), Steengroeve (246), Tros (247), Het enige (248).
• Lizzy Sara May: Bol cirkel en geslacht (258), Wij/aarde (259).
• Catharina Kortebos: Eet niet van een bezig kind. (260)

Jrg. 9, nr. 5, augustus 1961

• J.W. Schulte Nordholt: Op reis in Duitsland, I en II. (351-352)

Jrg. 9, nr. 6, september 1961

• Wim Gijsen [eerste regels:] Gedicht / mijn eenmansgat (363), Boven deze onherbergzame dag (364), Men is allang geen kind meer (365), Zo gebeurt het ten slotte steeds vaker (366), Buiten zijn handen om (367), Soms, verraderlijk speeksel ontloopt hem (367), Hier ben ik dan (368), Met de angst en de liefde (369), Gruwzaam als erts de pijn (369), De geliefde der generalen (370), Hoe hard moet men schreeuwen (370), Voorbarig noemt de mens zich mens (371). [Voorpublicatie uit ‘Tot de tanden gewapend-weerloos’.]
• Han Foppe: Vorstenschool (382-383), twee gedichten [eerste regels:] 1. twintig jaar (384) – 2. eens zal het wel gelukken (384-385), [eerste regel:] Er zijn mensen (386).
• Jaap Tempelman [eerste regels:] geen hand is er over voor morgen (402), Voor enkele minuten (403), Afscheid (404), Autodidactiek (405).
• Willem van Toorn: De doden (423), Nieuwbouw (424).

Jrg. 9, nr. 7, oktober 1961

• Ellen Warmond: Ongeschminkt (516), Godenschemering (voor kinderen) (517), Zo elke mens (518), Binnenste-buiten (519), Leven, soms (520), Zuinig (521), Toekomst (522), Ballade van de afgesleten stem (523).
• J.W. Oerlemans: De maan (552), Een verre streep (553), Het land God (554), Brabant (555).
• Jan Donia: De keizers van op school (569-570), Thema (571-572).

Jrg. 9, nr. 8, november 1961

• J.W. Schulte Nordholt: Duitsestad (622), Na honderd jaar? (623), Allerzielen (624).
• L.P.J. Braat: De laatste zomer? (629)
• C.O. Jellema Voor dag en dauw. (639-641)
• Pierre Kemp: Metamorfose (642), Gelukkig rijmer (642), Droom van een oogzieke (643), Bomenpost (643), Pater Ignotus (644), Tulpen (644), Portretje (645), Met muziek gezegd (645), Rook, getrommel en gerommel (646), Medisch onderzoek (646), Voorjaars rek-tijd (647), Het prettige vooruitzicht (647).
• J.B. Charles: Aan de avond van deze morgen (665), De ochtend wacht (666).
• G.H. ’s-Gravesande: Herfst. (667)
• Anthonie Donker: Vraag. (672)

Jrg. 9, nr. 9, december 1961

• IJsbrand de Milde: De sneeuweters (673), Inslaapspel (674).
• Jaap Harten: Het spoor van de gele keizer, 1 t/m 5 (745-748), Dodenfeest / China (749), De polariteit van Yang en Yin (750), Noemen (751), Meer nog dan water en brood (752). [Uit de bundel ‘Het spoor van de gele keizer’.]

Jrg. 9, nr. 10, januari 1962

• Ed. Hoornik: Poging (753-754, voorpublicatie uit ‘De vis en andere gedichten’), Thuiskomst (755), Drieluik, I t/m III (756-757).
• A. Roland Holst: Verf- en filmheld. (769)
• Cees Nooteboom: Dromen (770), Golden Fiction (771), De eentonige klok (772), Angst maakt de toeschouwer (773), Het papier op de lelie (774), De slapende goden (775), Een koning op een nors eiland (776).
• Maurits Mok: Het worstelen (781), Nacht in de bergen (782), Voor de morgen (783), Holte (784), Het witte (785), Uit de werkplaats (786), Denk aan het dorp (787).
• J.H. van Dijk: Rijk (799), Nanacht (800).
• G.H. ’s-Gravesande: Een strijd in sonnetten. (801-804) [Te weten: tussen Vestdijk en Werumeus Buning.]
• Cor de Back: Mocht de oorlog komen ... (805), Woordmisbruik (806).
• Jaap Tempelman: En scène (822), Opname (823-824).

Jrg. 9, nr. 11, februari 1962

• Gerrit Achterberg: Grafschrift. [ingevoegde foto, pagina 1]
• A. Roland Holst: In memoriam Gerrit Achterberg. Voor Cathrien (825)
• Gerrit Achterberg: Anti-materie. (826-827) [Het laatst voltooide gedicht, in zijn nalatenschap aangetroffen.]
• Victor E. van Vriesland: In memoriam Gerrit Achterberg. (828) [Gedicht]
• S. Vestdijk: In memoriam Gerrit Achterberg. (829-835) [Proza, met weergave van Achterbergs gedicht ‘Dodenherdenking II’.]
• Maurits Mok: In memoriam Gerrit Achterberg. (836) [Gedicht]
• Sybren Polet: De dichter Achterberg. (837) [Gedicht]
• J.W. Schulte Nordholt: Een op de onsterflijkheid gerichte wil. (838-845) [Over het dichtwerk van Albert Verwey, met tal van dichtfragmenten.]
• W.A.P. Smit: Verwey als ‘onvergetelijke leermeester’. (846-851) [Persoonlijke herinneringen.]
• Willem van Toorn: Auto (852), Gedicht voor de heer K., in assurantiën, te Hoofddorp (853), Dorp 's avonds, 's nachts en 's morgens (854-855).
• Otto Dijk [eerste regels:] takkenbrekende middag (872), steeds verder te woord (873), hij staat in het wit (874).
• A. Marja: Nijhoff als criticus. (879-889) [Met weergave van Nijhoffs gedicht ‘Het angstig voorrecht’.]
• Claude Korban: Zonder woorden (890), Perpetuum mobile (891).
• Roel Houwink: De mol (903), [eerste regel:] nader dan het hart (904).

Jrg. 9, nr. 12, maart 1962

• Ellen Warmond: Voor en na. (905)
• Sybren Polet: Gezelschapsspel (913-914), When Comedy was King, of: De dans der molton onderbroeken (915-916), Kroniek van een anachronisme (917), Religie zonder goden (918-919), Exemplaar, 1 (920), De bekende soldaat. Liedje voor cabaret (921).
• Wim Gijsen: Dat roepen (931), Het nest, het eigen (932), Asse het vuur (933-934), Barsten (935), Koud en besneeuwd (936), Geen minnaar van mensen (937).
• Ruud Engelander: Ster-appel. (964)
• Leo Ross: Appelschimmels. (964)
• Han Verhallen: Ververs vatenwas. (964)
• A. Roland Holst: Epiloog. (965) [Kwatrijn, reactie op de drie bovenstaande, op Roland Holst kritische kwatrijnen.]
• J.W. Schulte Nordholt: In bad (966), Schoonheid (967), Water (968).

Jrg. 10, nr. 1, april 1962

• Maurits Mok: Afwezigheid (1), Langer dan ooit (9)
• H.W.J.M. Keuls: Jodenverdelging. (51)
• Maurits Mok: Achtergrond (60), Vaak denk ik (61), Puin (62), Onderhuids (63).

Jrg. 10, nr. 2, mei 1962

• A. Roland Holst: Een gesprek (81), Ballade (82-83).
• Piet Calis: Topkonferentie I – Herman Gorter of de ideologische barrière. (84-93) [Proza, over Gorters dichtwerk.]
• G. Pleiter: Avond in het sticht. (94)
• Leo Ross: Das verlassene Mägdlein. (97)
• Arthur Lehning: Een land nog niet in kaart gebracht. (98-106) [Herdenkingsrede over J. Slauerhoff, Haarlem, 5 oktober 1961.]
• Lizzy Sara May: Embleem voor K (107), Laudate Dominum. Een portret achteraf (108-109).
• Louis Ferron: Kleine krijgskunde, 1 t/m 12. (115-119)

Jrg. 10, nr. 3, juni 1962

• Jaap Tempelman: Proeven in de dampkring: Na ons – Als eens mans hand – Offer – Record – Nu – Horeb – Van mij. (134-136)
• J.W. Oerlemans: De panische man (146), De verstening (147), De stoet (148), De weide (149), Het begrip (150), Middernachten (151).
• Piet Calis: Topkonferentie II – J.H. Leopold: variaties op een stilte. (159-167)
• H.W.J.M. Keuls [eerste regels:] De weg der eenzaamheid is lang (168), De glimlach dien gij achterliet (169), Tussen zin en waanzin voortbewogen (170), Ik kan alleen mijn schaduw met u delen (171).
• G.H. 's-Gravesande: Vragen, I t/m III. (181-182)

Jrg. 10, nr. 4, juli 1962

• Han Foppe; Met deze gegevens. (228-229)
• Piet Calis: Topkonferentie III – P.C. Boutens: tussen helderheid en gewrongenheid. (230-238)
• H.M. van Randwijk: Ook een dode vis is nog een vis. (246-255) [Naar aanleiding van de nieuwste verzenbundel van Ed. Hoornik ‘De Vis’ gevolgd door ‘In de Vreemde’.]
• Lode Bisschop: Louter (256), Angst of één oog (257), Geheim (258).
• H. Mesterom [eerste regels:] Als een schildpad (265), Terwijl ik slaap (266).

Jrg. 10, nr. 5/6, augustus/september 1962

• Ellen Warmond: Bidprentjes, 1 t/m 3 (286-287), Daarom en niet anders, 1 en 2 (288-289).
• J.W. Schulte Nordholt: Inspiratie (298), Winter (299), Als goden (300), Ondergronds (301), Schaatsenrijden, 1 en 2 (302), 40 [eerste regel: Veertig voorbij, het water] (303), Geluk (303).
• Piet Calis: Topkonferentie IV – De dubbele werkelijkheid van A. Roland Holst. (304-312) [Met weergave van Holsts gedichten ‘Najaar’ en ‘Naroep’.]
• Kees ten Haken: Familiair (318), Relatie (319).

Jrg. 10, nr. 7, oktober 1962

• Victor E. van Vriesland: Bij nader inzien, 1 t/m 6. (417-418)
• Piet Calis: Topkonferentie V – Van Ostaijen en de sonoriteit van het woord. (419-430)
• H.W.J.M. Keuls, zeven kwatrijnen: 1. Een enk'le nacht wist duizend nachten uit – 2. Zij diende need'rig een verdwaasden god – 3. Ik riep u aan doch wist: gij keert niet weder – 4. Temidden van het strijdgewoel – 5. Uw nacht is zekerheid en blijft in mij – 6. De nacht, de diepe nacht – De dwazen die elkaar hun waan betwisten. (436-437)
• Maurits Mok: Vluchtend geluid (467), Kern van stilte (468), Rivieren (469).
• A. Marja: Strandleven (470), Engagement (471), Psalm (472), Geloof (473-474), De profeet (475-476).
• Piet Calis: Het geheim van Ross. (477-481) [Antwoord op een kritiek van Ross, met hierin Calis’ opvattingen over wat creatieve poëzie behelst.]
• Nico Wijnen: Een woord geboren (482), Tussen mond en schoot (482), Landing (483).
• Tineke Kaspers: Lichaam tegen de angst (484), Altijd (485), Ook een gedicht? (486).

Jrg. 10, nr. 8, november 1962

• Leo Vroman: De twee dromenden. (505-509)
• Piet Calis: Topkonferentie VI – M. Nijhoff en de plastiek van het gedicht. (510-519) [Met weergave van Nijhoffs gedichten ‘Pierrot’ en ‘Het souper’.]
• Pierre Kemp: Balladen (520), Controle (520), Eeuwige trompet (521), Goed (521), Kale ringen (522), Iets te verven? (522).
• Gerrit Borgers: ‘Laten wij vlees blijven’ Over de poëzie van Gerrit Kouwenaar. (523-531).
• Gerrit Kouwenaar: Autopsie (532), Nog geen eind (533), Eenvoudig (534), Carte parlante (535), Carte muette (536), Het mysterie van de werkelijkheid (537).
• Ellen Warmond: Smaller (583), Todesraum (584), De stervende (585), Kleine barbarie (586), Carrière, 1 en 2 (587), Keus genoeg (588), Al of niet in memoriam (589), Advies (590).
• Wim Gijsen: Winter (601), Ochtend (602), Ouder en onwetend (603), Residu (604), Als water hij breekt (605), Koning (606), Zo de dichter (607), Liederen voor Emilia (608-609).
• Piet Calis: Topkonferentie VII – H. Marsman! experiment en klassiciteit. (610-618) [Met weergave van Marsmans gedichten ‘Dageraad’, ‘Verhevene’ en ‘Berlijn’.]
• Lode Bisschop: Ziende van verre ... (619), Stilte (620).
• Pierre Kemp: Lijnen en vlakken (625), Simple tour de l'horizon (625), Mooie voetjes (626), Vaderland (626), Wij vrouwen (627), Xan (627).

Jrg. 10, nr. 10, januari 1963

• J.W. Schulte Nordholt: In memoriam Koningin Wilhelmina. (641-642)
• A. Marja: Bijbelse geschiedenis (668-669), Zondaarsbank (670-671), Ecce homo (672-673), Vakantie (674), Winkelier (675-676), Hoge Veluwe (677).
• Sonja Prins: Elke steenworp (697), Mist (697-698), Zeebodem (698), Elk impressionisme (698-699), Eendracht (699), Alle bewegingen (699-700), Samen (700), Elite als je veroordeelt (701), Weefsel (701), Hebriden (701-702), Lied, 1 en 2 (702-703), Begin (703-705), Adem (705), Rit (705-706).
• Piet Calis: Topkonferentie VIII – J. Slauerhoff binnen de grenzen van zijn thematiek. (702-732) [Met weergave van Slauerhoffs gedichten ‘In de ouden koningstuin’ en ‘Het einde’.]
• Lizzy Sara May: Gestalten / gedaanten, 1 t/m 3. (733-735)

Jrg. 10, nr. 11, februari 1963

• A. Roland Holst: Winteropruiming (745), Strenge vorst (746).
• Piet Calis: Topkonferentie IX – Achterberg: poëzie als isolement en bevrijding. (756-766) [Met weergave van Achterbergs gedichten ‘Achter het einde’, ‘Densiteit’, ‘Majesteit’, ‘Waarheid’, ‘Gebed aan het vuur’ en ‘Memorandum’.]
• C. Buddingh': Heeft u al afgerekend? (767), Inderdaad (767), Kleine ode aan de liefste (768), Heel oud spel (769).
• Peter van Eeten: Een vriendschap in verzen. (784-611) [Te weten: tussen Kloos en Verwey, en het einde daarvan.]

Jrg. 10, nr. 12, maart 1963

• Piet Calis: Topkonferentie X – Leo Vroman en het blote oog. (827-837) [Met weergave van Vromans gedichten ‘Jeldican en het woord’, ‘Scheppinkje’ en ‘Regeneratie’.]
• Jaap Harten: Teken (878), Zonnestand (879), No Question About It (880), Luistervergunning (881), Totemtaal (882), Clan (883), Totem-dieren (884), Afwegen (885).
• Kees ten Haken: Determinatie. (893)

Jrg. 11, nr. 1, april 1963

[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie.]

Jrg. 11, nr. 2, mei 1963.

• Jan Engelman: Loodgieters, eenzaamheid en wedergeboorte. (91-100). [Hommage aan de persoon en de dichter Roland Holst.]
• J.B. Charles: Het doodsplantje (128), Vivaldi 2 (129), Het hart (130), Iris (131), Meneer Jan (132).
• Piet Calis: Topkonferentie XI – Lucebert en de ruimte van het gedicht. (134-144) [Met weergave van Luceberts gedichten [eerste regels:] ‘Mijn vogels laden hun snavels met gongslagen’, ‘Onze vrede is een huid van vlammen’ en ‘Er is alles in de wereld het is alles’.]

Jrg. 11, nr. 3/4, juni/juli 1963

• Louis Couperus: Brieven – aan en over anderen. (218 NOG SELECTEREN)
• Pierre H. Dubois: Werd Couperus onderbetaald? (233

Jrg. 11, nr. 5, augustus 1963

• L.Th. Lehmann: Ouderhuis (285), Vertrek (285-286), Scheldemond (286-287), Triniteit (287), Kerken (288), Het huis van William Morris (288-289), Toekomst, I en II (289-290), Carmen Skeltonicum ad musam (291-292), Stadwandeling (292), That old black magic (293), Veluws thuis (293-294).
• Jaap Tempelman: Dit is een begin, 1 t/m 8. (306-308)
• Piet Calis: Topkonferentie XII – Sybren Polet: de werkelijkheid anders, zichtbaarder. (309-323) [Met weergave van Polets gedicht ‘Theoretisch’, en tal van gedichtfragmenten.]
• H. Mesterom: Het licht (324), Dag (324), De vogels (325), Dit land (325), Bomen (325).

Jrg. 11, nr. 6, september 1963

• J.B. Charles: Wakker worden (345), De heemhond (346), Frankrijk (347-348), De maan, de synagoge en de klarinet (349-350), Prentbriefkaart (351-352), Vogeltje (353-354).
• J.W. Oerlemans: Zomer (363), Bij de honden (364), Zwaluwlicht (365).
• Wim Gijsen: Een mond vol romige namen (378), Teder knikkend in de hals (379-380), Naar men zegt (381), Is daar iemand? (382-383), Mooier en doder om te zien (384), Fraude (385), Marina di Carrara (386), Een tevreden monkelende hand (387).
• Piet Calis: Topkonferentie XIII – Daling van temperatuur / slotbeschouwing. (388-396) [Noot: Onder de titel ‘Daling van temperatuur / 12 Nederlandse dichters 1890-1960’ zullen als Ooievaar 171 bij Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag binnenkort alle als Topkonferentie in dit tijdschrift gepubliceerde opstellen gebundeld verschijnen.]
• S.J. Posthuma: Aan Elgin. (397)
• Kees ten Haken: De infantiel. (422)

Jrg. 11, nr. 7, oktober 1963

• Theun de Vries: Als mens en als schrijver. Dankwoord, uitgesproken op het Muiderslot bij het ontvangen van de P.C.-Hooftprijs op 23 september 1963. (425-430)
• Jan Wit: Kleine poëtische kenleer (445), Volhandig (446), Antileus (447), Talent (448), Epithalaaf (449).
• A. Marja: De christen (478), De misanthroop (479).
• F.W. van Heerikhuizen: Oud-Leiden. (487)

Jrg. 11, nr. 8, november 1963

• A. Roland Holst: Avondwolken. (497)
• L.Th. Lehmann: Interieur (504), Albumvers voor mijn bovenbuurvrouw (505), Het is zó bij de marine (506), Dounby agricultural show (507), Baarn herbezocht (508-509).
• Maurits Mok: Hoofden (540), Hand (541), Diepzee (542), Koud zweet (543), De mannen (544), Het dorp vecht (545), Tekenschrift (546).

Jrg. 11, nr. 9, december 1963

• Leo Vroman: Mrs. Kennedy. (569-570)
• Maurice Gilliams, twee gedichten uit ‘Bronnen der slaaploosheid’ [eerste regels:] Het afgesloofde lover van de beuken (594) – De weergekeerden uit een vroeger leven (595), en uit ‘Verzen’: Winter te Schilde 2 (596).
• Martien J.G. de Jong: Van geboorte tot keizersnede. (597-612) [Proza; zijn de veranderingen die Hoornik in zijn cyclus ‘Geboorte’ aanbracht verbeteringen of niet?]
• J.W. Schulte Nordholt: Berustend (644), Outsider (645).

Jrg. 11, nr. 10/11, januari/februari 1964
Herdenkingsnummer ‘Gerrit Achterberg, 20 mei 1905 – 17 januari 1962’.

• Prof. Mr. W.H. Nagel: ‘Schrijvers van nabij’. Over Gerrit Achterberg, de schijngestalten van de persoon en het encanaillement. (658-681) [Proza; de juiste positie ten opzichte van de persoonlijke achtergronden van een dichter, in het bijzonder bij Achterberg.]
• Henk C. Achterberg: Na verloop van tijd. Voor tante Cathrien, in memoriam oom Gerrit. (682-683)
• P.J. Meertens: Het debuut van Gerrit Achterberg. (684-687)
• C. Rijnsdorp: De calvinistische achtergrond van Achterbergs poëzie. (688-713)
• J.W. Schulte Nordholt: Marsman en Achterberg. Een jeugdherinnering. (714-719)
• Gerrit Achterberg: Kermesse d'été. (720)
• Maurits Mok: Kermisgang. Weerklank op het gedicht ‘Kermesse d'été’ in de bundel ‘Hoonte’ van Gerrit Achterberg. (721-723)
• A. Marja: Wij zijn een duister fenomeen. (724-730) [Zogenaamd ‘duistere gedichten’ zijn lang niet altijd het gevolg van een duister schrijvende dichter, maar van een verkeerd afgestemde lezer.]
• Anthonie Donker: Standbeeld. (731-736) [Over ‘Standbeeld’ als het voor Donker meest Achterbergse gedicht.]
• J.B. Charles: Het voeteneind. (737) [Gedicht]
• Paul Rodenko: Jacht op de vonk der verzen en een vrouw. (738-746) [Proza; persoonlijke herinneringen, en bespiegelingen over Achterbergs dichtwerk.]
• Ed. Hoornik: Denkend aan Achterberg ... (747) [Gedicht]
• C.J.E. Dinaux: Gerrit Achterberg, zoals ik hem kende en las. (748-768)
• A. Middeldorp: Enkele aantekeningen bij het lezen van Achterberg. (769-770)
• R.L.K. Fokkema: De varianten van ‘Vergeetboek’. (771-786)
• [‘Redacteur van Maatstaf’]: Voorbeelden van varianten. (788-794) [Vergelijking van de handschriften met de definitieve, gedrukte versies van Achterbergs gedichten ‘Bekering’, ‘Triniteit’ en ‘Teraardebestelling’; weergaven van de vertalingen van ‘Aluminium’ naar het Frans en naar het Arabisch.]
• Gerrit Borgers: ... Om te getuigen van mijn bewondering / Documenten over de waardering van Achterbergs werk. (796-878). [Brieven van A. Roland Holst, A. Middeldorp, A. de Roos, A.A. Balkema, Ad den Besten, Bert Bakker, Bertus Aafjes, C.J. van Nie, C.J.E. Dinaux, Clara Eggink, D.J. Opperman, Dolf Verspoor, Ed. Hoornik, Fokke Sierksma, Frances Temple, Gerard den Brabander, Gerrit Kamphuis, H. Marsman, Harry Mulisch, Hendrik de Vries, J.B. Charles, J.C. Bloem, J.M.L.Th. Cals, Jan Vermeulen, Martinus Nijhoff, N.A. Donkersloot, P.H. Ritter, Paul Rodenko, Peter Schat, R. Barendregt, Simon Vestdijk, Willem Jacobus du Plooy Erlank.]

Jrg. 11, nr. 12, maart 1964

• J.B. Charles: Acting-Out (890-891), Negerbinnenhand (892), Onze vader (893).
• Remco Campert: Een/twee/drie/vier. (908)
• P.H.S. Batelaan: De poëzie van Remco Campert. (909-930) [Met weergave van de gedichten ‘Credo’ (eerste regel: ‘ik geloof in een rivier’), ‘Een bal haren’ en ‘Koud’.]
• J. Meulenbelt: De boerderij (931), Ultramontaans (931), Aan zee (931), Media vita (932), Uiteindelijk (932).

Jrg. 12, nr. 1, april 1964

• J.W. Schulte Nordholt: Een oud verhaal. (1)
• Maurits Mok: Vijf jaren. (9-13)
• J.B. Charles: Een Pools meisje staande op een stoel. (32-33)
• J.W. Schulte Nordholt: Herdenking van een dode. (44)
• Maurits Mok: Leegte. (94)

Jrg. 12, nr. 2, mei 1964

• Ellen Warmond: Ochtend (129), Ouder (130), Bericht (131).
• Cor Stutvoet, gedichten [eerste regels:] Uit dag – Ik heb mij – Je kleine tuin – Geen sterren – Ik ga vooraan – Ik huiver – Ik die de elementen streelde. (155-157)
• Wim Brinkman: Gegevens en Happenings. (167)

Jrg. 12, nr. 3, juni 1964

• A. Roland Holst: Voorjaar in de lucht (169), Laatste troost, 1 t/m 3 (170).
• J.W. Oerlemans: De taak der goden (210), Traagheid (211).
• H. Mesterom: Gedicht bij avond (239), Weer of geen weer (240).

Jrg. 12, nr. 4, juli 1964

• I.G.M. Gerhardt: Begrafenis van Gerrit Achterberg. Voor C. Achterberg-van Baak (253), Concern (254), Onschone leien (255), In de bergen (256).
• Maurits Mok: Legende van de zeekant. (266-278) [Gedicht]
• Jan Wit: De klerken. (279)
• Klaas de Wit, twee tijdsgedichten: sola scriptura – starfighter-squadron. (304)

Jrg. 12, nr. 5, augustus 1964

• Wim Gijsen, uit de cyclus ‘Fragmenten van stad en mens’: 5.30 uur (310), 7.15 uur (311), 8.10 uur (312), 8.20 uur (313), Koffietijd: een mannelijk geluid (314), 14.30 uur. Malieveld (315), 20.10 uur (316), Veel later (317).
• Peter Berger: Juni (326-327), Kalveren (328).
• Jaco Groot: Gebed van een soldaat (336), Om bij het begin te eindigen (337), Tijd en huid (338).
• Hans Barendregt: Alles of niets. (339)
• J.B. Charles: Iemand. (343)
• J.W. Schulte Nordholt: Begoocheling. (344)
• Klaas de Wit: Geen tijd. (348)

Jrg. 12, nr. 6, september 1964

• Jan Wit: Aangewaaid. (359-361)
• Jan Wit: Ivoor. (396-398)

Jrg. 12, nr. 7, oktober 1964

• L.Th. Lehmann: In memoriam (417), Grote traditie (418).
• Gerrit Kouwenaar: Hendiadys (426), Tautologisch (427).
• Jaap Harten: Berlijn (448-449), Duiken (450), Agenda (451), Geen leuzen, geen gespijker (452).
• H.W.J.M. Keuls, drie kwatrijnen [eerste regels:] 1. Het leven lijkt een voortgezette droom – 2. De hulpelozen schijnen aangepast – 3. De lachenden zijn mij voorbijgegaan (464).

Jrg. 12, nr. 8, november 1964

• Jacques Hamelink: De verzoeking van Jeroen Bosch. (473-475)
• H.W.J.M. Keuls: Opdracht. (499)
• Jan H. de Groot [eerste regel:] Er is geen morgen eer de morgen daagt (500), Oude man voor het raam (501), Dagsluiters (502), Psalm voor Louis Worms (503), Dodemansknop (504), Bandenzang (505).
• S.J. Posthuma: Elgins dood. (506)
• Hans de Jongh [eerste regel:] geteisem / melkt de barstende koeien. (516)
• G. Pleiter: Ik ben het gedicht. (517-518)
• Martien J.G. de Jong: Gorters ‘School der poëzie’. (519-539 [Over Gorters dichtwerk, met weergave van diens gedichten [eerste regel:] ‘Terwijl ik voel dat ik wel iets meer ken’ en ‘Er komt een dag, o hij is niet meer verre’.]
• F.L. Bastet: Regen (540), Terugkeer (541), Havengezicht (542).

Jrg. 12, nr. 9, december 1964

• Jan Wit: Nederlandse gedachten. (571-576) [Gedicht]
• Lode Bisschop: Baan (611), Brand (612), Vers (613), Mystiek (614).

Jrg. 12, nr. 10, januari 1965

• Maurits Mok: Vrieswind. (627)
• Wim Brinkman: Vlaardingen, een cyclus: I. Na jaren weerom – II. Liberty-schip – III. Paradise Regained (Het hoft) – IV. In de griend – V. Holyweg – VI. De lange winteravonden – VII. Een nacht op zolder (Berceuse presque Tibétaine). (638-644)
• K. Helsloot: Variaties op het thema plagiaat, of: De dichter die niet dood wil. (645-659) [Over vijf gevallen van plagiaat door Herman van den Bergh. Op verzoek van de rechthebbende niet getoond in de DBNL. Niet aanwezig bij PcN. Later opgenomen in: Kees Helsloot: Grondwerk. Essays en polemieken (1984.]
• H. Mesterom: Herfst (673), Misschien (674).

Jrg. 12, nr. 11, februari 1965

• Jan G. Elburg: Vier gedichten uit: ‘Streep door de rekening’: 1. zo'n baard! tangolicht zalft de stortplaats – 2. noz w wodzie: mes in de majem – 3. of. eeuwigheid: een gaap. verstommend – 4. kontaktdruk op kartondikke schijven. (689-692)
• L.Th. Lehmann: Schrijfwerk (704), Periodiciteit (705).
• Bert Voeten: Op kabinetformaat (720), Rekreatie (721), Eerste vliegtocht (1927) (722), Feodaal (723), Via Corelli (724).
• Wim Gijsen: Bedenkingen bij Genesis. Proeve van een nieuwe poëzie. (740-742)
• Olga Koning: Gatta melata. (755-759)
• Hans Melchior Wap: Ilias 1964. (760)

Jrg. 12, nr. 12, maart 1965

• A. Roland Holst: Man en vrouw. (762)
• Ellen Warmond: Modern times (776), Minute-man (777), Lintjes voor generaals (778), Noordelijk (779), Testbeeld 1 en 2 (780), Romantisch aaien (781).
• Simon Vinkenoog: Het ruimtelijk gedicht. Uit een groter verhaal van een kruistocht. (812-818)
• L.Th. Lehmann: Give up the struggle and go down with grace (819), Raadsel (820), Avontuur (821).

Jrg. 13, nr. 1, april 1965
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie.]

Jrg. 13, nr. 2, mei 1965

• A. Roland Holst: Het lege erf (117-119), [eerste regel:] Een wind steekt op, wordt stormig weer, en gaat (119).
• W. Hussem [eerste regels:] opeens flitsen (133), voor g.m. de gelder: berdjajew paste tijdens zijn leven (134), voor a. roland holst: zoelte in de lucht (134), ik schrijf (135), alleen de sleutel van het (136).
• Hendrik de Vries: Scheerlingbloemen. (144-145) [Zes korte gedichten, eerste regels: De dwaasheid gluurt om de hoek – Dat ge wel uw poes aanvaardt – Zeker: onze inzichten wanken – Jawel: - ‘Eén verwenste rommel – Jouw pa gaf de schuld aan opa – Welke boer keert met zijn ploeg.]
• Jan Elemans: In de jaren twintig (167), Over Zevenhoven c.a. (168), Ramp over ramp (168-169), Verouderde prediking (170), De pastoor klaagt (171).
• K. Helsloot: Geen tegenspraak. (179-184) [Vervolg van een artikel in het januarinummer over vijf gevallen van plagiaat door Herman van den Bergh, nu over een zesde geval. Op verzoek van de rechthebbende niet getoond in de DBNL.]

Jrg. 13, nr. 3, juni 1965

• Leo Vroman: Je kan ten slotte nooit weten. (185-186)
• A. Roland Holst, vijf kwatrijnen: Oud gedienden: Verguisd en beu - maar in zijn ramen staat  – Wat ook het blinde lot U heeft beschoren – Venetië (biënnale): Zakt kunst naar waar de sport allang verzakte  – T.V.: Het leven stelselmatig te onteeren  – Situatie: 't Atoom doorsplijt der werelden omloop (196-197).
• Tobie Goedewaagen: Vader en moeder, 1 t/m 5. (215-219)
• H.J. Mesterom: Parende vliegen (231), Jaren schrijvend (232).
• K. Helsloot: Komma en vraagtekens. (246-248) [Helsloot stelt de onjuistheden in de verdediging van Van den Bergh door Pierre H. Dubois aan de kaak. Op verzoek van de rechthebbende niet getoond in de DBNL. Pdf aanwezig bij PcN. Later opgenomen in: Kees Helsloot: Grondwerk. Essays en polemieken (1984.]

Jrg. 13, nr. 4, juli 1965

• Albert Kok: Champagne. (249)
• F.L. Bastet: Westeinderplas (257), Nieuw huis (258), Huis van bewaring (259), Heul (260), Kou (261), Afscheid (262).
• N.A. Donkersloot: J.H. Leopold. (263) [Samenvatting van de rede welke prof. Donkersloot, oud-leerling van het Erasmiaans Gymnasium te Rotterdam en daarmede ook van de dichter J.H. Leopold, zou hebben gehouden, bij de honderdste geboortedag van de dichter op 11 mei 1965. Wegens zijn verhindering door ziekte werd deze beschouwing voorgelezen door de dichter A. Roland Holst. Met onder meer weergave van Leopolds gedicht [eerste regel:] ‘Alsof alleen ik en ontdaan’.]
• Maurits Mok: Eruptie (272), Morgen weer (273), Holte (274), Goden niet meer (275).
• Jaap Harten: Aan Krupp c.s. (281-282), Moabit (283-284), Match (285), Stamboom (286-287).
• Ellen Warmond: Paus Paulus achterna, 1 t/m 6. (309-314)

Jrg. 13, nr. 5, augustus 1965

• Hans Andreus: Lichtzinnige spekulaties (321), Feedback (322), Zeer oude mikrobe gevonden (323), Abstrakt (324), De golf-deel-theorie (325), Spekulaties zijn leuker dan formules (326-327).
• Simon Vinkenoog: Tune (338), Conversational (339-340), lsd-25 (341), De levende pennevrucht (343), In het Westfries Lyceum, Hoorn, november 1964 (344).
• Wim Gijsen: Comedy capers (358-359), IJssel en omstreken (360), Dat leeft niet lekker (361).
• Riekus Waskowsky: Tentoonstelling. (380)
• Jrg. 13, nr. 6, september 1965
• A. Roland Holst: Verweesd (385), Voor Charlotte van Pallandt en Kees Verwey (386), Hoog bezoek. Voor F. ten Harmsen van der Beek in dank voor haar ‘Geachte muizenpoot en achttien andere gedichten’ (386), Desperado (386).
• J.J. Buskes: Een bange heilsoldaat. (387)
• Han Foppe, twee gedichten: I. Aan de rechterpoot een linkerpoot (401), II. Niets valt te veranderen (402).

Jrg. 13, nr. 7/8, oktober/november 1965

Thema: Het korte gedicht. [Zie ook de nagekomen bijdrage van A. Roland Holst in nr. 11 van deze jaargang.]

• Pierre Kemp, korte gedichten [eerste regel:] Zijn het wel de laatste korte gedichten (442), Fluitareaal (442), Herinnering aan de marechaussees die de veldbloemen plukkende Robinia en mij uit het koren joegen (443, in handschrift), Finale (443, in handschrift).
• A. Roland Holst: Kort geding: Oordeel – Onweer – In memoriam – Lilith – Een idealist – Vooruitgang – Vinnen en vleugels – Inslagen – Hoog gevaar (444-446).
• J.C. van Schagen: Reflexen (448), Lichtzinnig (449), Aftel- en schootversjes (450), Limericks (451).
• Victor E. van Vriesland: Lotsgang. (452)
• Hendrik de Vries: Coplas van de Spaanse Groninger. (453)
• Jan Engelman: Eigentijds blijven. (456)
• W. Hussem [eerste regels:] alsof de kooi hem niet (461), het veranderlijke van de zee (463).
• Gerard den Brabander: Drieluik voor A. Roland Holst (464), Crucifix (465), Orang oetan (bosmens). Voor collega Ruth Bouman (465).
• Cor Stutvoet: De trek (466), Nadering (466).
• Jozef Eyckmans [eerste regel:] gezinnen schuiven op (467), Erik Satie (467).
• Maurits Mok: Middellandse Zee. (468)
• J.B. Charles: Ademhalen (469), Trafalgar Square (469), De dorpsgek (470).
• Jan Hanlo: Ik noem je bloemen etc. (473)
• Adriaan Morriën: Geboortebeperking (474), Bijslaap (474).
• Max Croiset: prooi (475), woning aan zee (475), septembernacht (475).
• Jan Wit: twee haiku’s (476), twee tanka’s (477).
• Koos Schuur: nu ik weerkeer is alles. (478)
• Leo Vroman: Alles wat zwelt (479), Stuip gaat in (480), In veertien boeken (481), Goed werk (482)
• Nico Wijnen: 27-11-1916. (483)
• Chr.J. van Geel [eerste regel:] Het licht is niet meer wat het was, toch zag (486), Vorst ’61 (487), [eerste regel:] Het web houdt zijn gezicht hol in de wind (488), Kerkhof Tuitjehorn (489).
• Bert Voeten, vijf korte uit Gendron: 1. Langs de holle weg naar beneden – 2. Het meisje dat in de lege – 3. Zo gulzig maar doodbedaard – 4. De minder vervallen châteaux – 5. Witte koeien wandelen. (492-493)
• C. Buddingh’ [eerste regel:] een paar jaar lang. (494)
• Jan G. Elburg [eerste regels:] IJskar in de hitte van het gevecht (496), Gloria, in elke kerstboombal (497), Woorden genoeg, maar krap tijd meer (498), Raam, dat een raam, waarop de maan, weerkaatst (499).
• L.Th. Lehmann: XXX (500), Liefdesgedicht oude stijl (500).
• J.W. Schulte Nordholt: Technische notities 1 (504), Technische notities 2 (504), Autorijden (504).
• Paul Rodenko: Brandpunten: Glas – Zien – Jij – Gedicht – Liefde. (506-507)
• J.A. Emmens: Specialistisch. (510)
• Hans Andreus: drie haiku’s (512), Eenvoudige semantiek (513).
• F.L. Bastet: Zonsondergang aan zee. (516)
• Simon Vinkenoog: Psychodelikatessen. (517 + 520)
• Remco Campert: Notities bij een script voor een korte gangsterfilm, 1 t/m 5. (521-522)
• William D. Kuik: Stervende man (524), Rusthuis in maart (525).
• Jaap Harten: De heilige (526), ‘And poetry still the underwear of the soul’ (Lawrence Ferlinghetti) (527).
• Riekus Waskowsky: Gospelsong. (527)
• Aad Nuis [eerste regels:] Waarom, o jij vochtige veermuis (528), Sommige dichters zijn bezig met iets (528), Zeven slimme oude mannen (528). [Alle in Nuis’ handschrift.]
• Wim Gijsen: poëzie (529), seks 1 – seks 2 – seks 3 (529), religie (529), political 1 (de Gaulle) (529), political 2 (cuba, santa domingo, vietnam, etc.) (529).
• Judith Herzberg: Stadsgeluiden (530), Vraag (530), De zee (530), Waarschuwing (530).
• Harry Scholten: (praenataal) (531), (gewetensonderzoek) (531), (na de dood van marja) (531), (bericht) (531).
• K. Schippers: vijf twee- tot vierregelige teksten. (532)
• J. Bernlef: vijf twee- tot vierregelige teksten. (533)
• Wim Hazeu: kleine tertsen, a, b en g. (534)
• R.V. Leembruggen: de maan komt op. (535-536)
• Erik Olof, drie korte gedichten [eerste regels:] niet het noteren – niet voor niets – het kleine meisje. (537)
• Steven Reyers [eerste regel:] De soldaat staat daar hartenjagend. (538)
• J.B. Charles: Kort en goed: poëzie. (540-583) [Bespiegelingen over korte poëzie, met talloze uitstapjes naar vele dichters, vertrekkend van, en telkens weerkerend naar het dichtwerk van Hussem.] [Zie acht rectificaties op p. 688 in nr. 9.]
• S. Dresden: Witte poëzie. (584-604) [Over de functie van het wit rondom en in gedichten.]
• Jan Wit: De sprong van de kikvors. Over het korte gedicht naar uitheems voorbeeld. (605-616)

Jrg. 13, nr. 9, december 1965

• Maurits Mok: Vietnam. (617)
• A. Roland Holst: Nacht op Huize Jagtlust. Voor de dichteres F. ten Harmsen van der Beek. (618-619)
• Chr.J. van Geel [eerste regels:] Van zomers die wij niet kennen (626), Hakende takken in sneeuw en schemering (627), De bomen aan het einde van de stad (628), Het bloesemt en het sneeuwt (629), Weer staan de huizen hun gouden achterkanten in (630), Onder bomen ruist de dood (631), [gedichttitel:] Ochtend (632).
• J.B. Charles: De kantate ‘Vliegen en zingen als een lito van Escher’ (633), Panorama kijken (635), Liefde (636), Het weer (637).
• Ab Visser: A. Marja / Vent en vorm. (638) [Schets van Marja’s leven en werk.]
• Hans Vlek: Het eerste uur (648), Poëzie is (649), Gedicht, [eerste regel:] De vrouwen spelen hun krampachtig (650), Het dorp Nuenen (651).
• Hans Melchior Wap: Schoten en filtersigaretten (652-653), Tokanten (654), Gedicht 123 (655-656).
• Simon Vinkenoog: Hier & nu. (669)
• Cees de Jong [eerste regels:] Na een stille nacht (682), In Boulogne (683), Waar denk je aan (684).

Jrg. 13, nr. 10, januari 1966

• Ida G.M. Gerhardt: De Japanse visser (689), Het fregatschip (690), De gestorvene (691), Achilles met Xanthos (692).
• Lucebert: Jazz and poetry. (702-706) [Gedicht]
• Hans Andreus: De witters. (707)
• Henk van Kerkwijk: De Gonnie. (737)
• Jan Elemans: De zaak Oss. (756-760)

Jrg. 13, nr. 11, februari 1966

• Riekus Waskowsky: Essay (775), Uit onze advertentie (776), Archeoloog (777), Cecilia (778), ‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen’ (779), ‘Die Welt des glücklichen ist eine andere ...’ (780).
• A. Roland Holst: Het korte gedicht. (781) [Nagekomen bijdrage, bestemd voor het themanummer ‘Het korte gedicht’, nr. 7/8, 1965.]
• J.B. Charles: Mijn schepper en mijn poelier (791), El Belka (791).
• Ida G.M. Gerhardt: Keltisch: Oudejaarsavondpreek (793), De predikant (794), Het brood (795), Till Death Do Us Part (796), And After (797), Fair Ceridwen (798), Het vuur (799), De dagloonster (800), De dagloonster II (801), Het armhuiskind (802). [Voorpublicatie uit ‘De Slechtvalk’.]
• H.G. van den Doel: Gerrit Achterberg, goochelaar of tovenaar? (803-820) [Deel I] [Over ‘modern denken’ én ‘archaïsch voelen’ in Achterbergs dichtwerk. Met weergave van meerdere (fragmenten van) gedichten van Achterberg.]

Jrg. 13, nr. 12, maart 1966

• A. Roland Holst: Nomade geworden (841-842), Boortoren te Bergen N.H. (843), Zo hoort het (843).
• Ida G.M. Gerhardt: In den beginne (844), Anamnesis (845), Chinese tekening (846), De aanzegging (847), Rietveld † (848), Voor dag en dauw. In memoriam M. Nijhoff (849).
• Sonja Prins: Als de muren zich sluiten (860), De eigen stad (861), Bij een Mis van Mozart (radio) (862), Elke ademteug (863), Schapen (864).
• H.G. van den Doel: Gerrit Achterberg, goochelaar of tovenaar? Deel II. (865-882) [Met weergave van meerdere (fragmenten van) gedichten van Achterberg.]
• Jan H. de Groot: De zwanen (883), De wolfshond (884), De jacht (885).
• Maurits Mok: Worstdag. (886).
• Frank Koenegracht [eerste regel:] En soms deelde in de stad (898), De brug (899), Het eiland Streymoy (900), Het in de boten gaan (901), Men kan zich in een vreemd land bv (902).

Laatst bijgewerkt op 18 februari  2022

Meer informatie

Jrg. 1 t/m jrg. 36 (1953-1988) en jrg. 38 t/m 41 (1990-1993) aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), met uitzondering van afzonderlijke bijdragen die vanwege auteursrechten niet getoond kunnen worden.

Jaargang 37 is compleet aanwezig op het PcN.

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880 - DEEL 3

Jrg. 14, nr. 1, april 1966

• L. Vroman: Wat voor vrede. (19-21)
• F.L. Bastet: 4 mei 1966 (32), In memoriam E. † Neuengamme, 1945 (33).
• Dop Reida: 4 mei (47), 5 mei (48).
• J.W. Schulte Nordholt: Literatuur en verzet. (73-84) [Proza, onder meer over Nederlandse verzetspoëzie.]
• Simon Vinkenoog: Eine kleine Nachtmusik. (85)

Jrg. 14, nr. 2, mei 1966

• Ellen Warmond: Literatuurhistorie (122), Bij de tijd 1 (123), Bij de tijd 2 (124), Een nieuw ideaal (125-126).
• F.L. Bastet: Leiden-Den Haag vice versa: Arrivé – Repelsteeltje – Avond in flat – Oud Eik- en Duinen – Park van Poelgeest – 3 oktober – Rapenburg – Kristal. (152-159)
• R.A. Cornets de Groot: Idealist door gedrag. (160-166) [Bespreking van het dichtwerk van Willem Elsschot.]
• T. Segaar: Wie? (167), Trees (168-169).
• Jan Engelman: Tartuffe. (172)

Jrg. 14, nr. 3, juni 1966

• Jan H. de Groot: Hendrik Mattheus van Randwijk. (177-186) [Over Van Randwijks dichtwerk, en persoonlijke herinneringen van De Groot aan Van Randwijk. Met weergave van onder meer Van Randwijks gedichten ‘Van de gemeenschap’, ‘Arrestatie’ en ‘Winter in Hollands tuin’.]
• Neeltje Maria Min: Familieberichten, 1 t/m 6 (187-191), Twee zusjes verontwaardigd (192).
• Bert Bakker, Wim Gijsen: ‘Ik ben er niet. Ik ben er nooit geweest’. Praten met Neeltje Maria Min. (195-207) [Interview]
• Neeltje Maria Min [eerste regels:] Thérèse, tweeërlei wijze gevederd (209), Naarmate mijn rokken (210), Zij had een heel klein handje om te slaan (211), Waar weinig voeten in nat gras (212), Bijen bevolken de wolken (213), Het kind dat met reden krijst (214), [gedichttitel:] Kinderdroom (215).
• Martien J.G. de Jong: Voltooid door Dachau. (217-239) [Over het dichtwerk van Ed. Hoornik. Met (fragmenten van) gedichten, ook in Hoorniks handschrift.]
• Redbad Fokkema: Zomaar een stad / misschien wel in Mexico (267), Al dragen de bergen vrede ... (268).
• Hans Vlek: Kinderboek (269), Eros (270).

Jrg. 14, nr. 4, juli 1966

• Maurits Mok: Van Meurs. (281)
• A. Roland Holst: De godin (292-295, met fragment van Holsts handschrift), In herinnering aan de hond Ramses (296), Ommegang der gedoemden (297-298), De kuil en het kind, 1 t/m 3 (299), Terugkomst (300, in handschrift).
• Neeltje Maria Min [eerste regels:] Jij was een avond in mijn tuin (313), Nu moet ik gaan: de bloemen sterven (314), De boom (315), O nacht, bevestig dat ik leef (316), Vanmorgen zag ik door de kieren (317), Een vreemde pijn staat als een vorst (318), Mijn handen groeien vast aan mijn gelaat (319), De avond heft de zwarte tafel hoger (320), Om het donker van de nacht (321), Ik spreek en stamel graafsgewijs (322), Van mijn gedachten ben jij steeds de ruiter (323), Met ijsbloemen op het gezicht (324), Dit is de laatste avond dat wij spreken (325).
• H.J. Mesterom: Op reis (354), Land van heuvels en hoefijzers (355), Leven (356).

Jrg. 14, nr. 5, augustus 1966

• Lucebert: De verdediging van de provo's. (369-371)
• Richter Roegholt: Uit de merkwaardige dokumenten van Sem van Rang / 1990 (386-387), Geen dank (388), Tv (389-390), Knie (391-392), Haar (393-394), Feest (395), Kaarsen (396), Lamp (397).
• J.W. Schulte Nordholt: Nacht (418), Technische notitie (419).
• Hans van de Waarsenburg [eerste regels:] ik ben eens uit (447), in de avond die gewoon zwart (448), in de ochtendbus zitten (449), toen het lichtte (450-451), de ploegstoffen 7-hoog en (452).
• Ellen Warmond: Adam kadmon. Ziekentroost aan Willy Lages; tevens ter nagedachtenis. (453-454).

Jrg. 14, nr. 6, september 1966

• A. Roland Holst: Frederik van Eeden vrijgesproken (465-483) [Proza, persoonlijke herinneringen aan Van Eeden], Laatste ontmoeting (484), Laatste brief (485-486).
• Maurits Mok: Bidden. (507)
• Gerard den Brabander: De gevangene. (508)
• Ellen Warmond: The sickest joke on earth (526), Humanisme voor kleinbehuisden (527), Gebruiksaanwijzing 1 en 2 (528-529).
• Catharina Kortebos: Aan de maan. (548)

Jrg. 14, nr. 7, oktober 1966

• Neeltje Maria Min: Een vrouw bezoeken 1 (553, ook in handschrift), Een vrouw bezoeken 2 (554).
• Karel Soudijn: Amsterdam (567), Pinksteren (568).
• Hans Warren [eerste regels:] Het is een oud groen boek, wat los (595), Woorden, stilten, waarachter, waaromheen (596), Schetsboek, 1 t/m 6 (597-599).

Jrg. 14, nr. 8, november 1966

• Andries Middeldorp: Gij zijt er weer, al zijt ge er niet meer. (641) [Inleiding op de Achterbergavond in boekhandel Broese te Utrecht op 16 november 1966.]
• Ida G.M. Gerhardt: Zomernacht (649), Sommerferiën (650), Afscheid van Holland (651, ook in handschrift), De vader (654), Het onaantastbare (655).
• A. Roland Holst: Luciferisch / wereld tegen leven (683-684), Luciferisch / de hoogmoed na de val (685-689).
• Inne de Jong: Lazy dog (691), Napalm (692-693).

Jrg. 14, nr. 9, december 1966

• Hans Vlek: Ochtend aan zee. (707)
• Helen Knopper [eerste regel:] Het is de duizendkoppige menigte. (708-709)
• J.P. Guépin: De heiland (710-711), Uit het graf gedicht (712), Een oppassende dochter (713).
• Wim Gijsen: De engel spreekt (720-721), Zomer is het (722), Kleine liefdesliederen, 1 t/m 3 (723), Ellendige lachebek (724-725).
• R.A. Cornets de Groot: Balders zelf-kick. (726-737) [Over de ‘Mei’ van Gorter.]
• Frank Koenegracht: Geen uitgang (738), Wandeling (739), Middeleeuwen (740).
• Jan F. van Harten: Zondagmiddagbezoek (750), Lekkerkerk (751).
• Bram Sonneveld: Psalm 150, melodie gregoriaans. (752)

Jrg. 14, nr. 10/11, januari/februari 1967

• Hans Verhagen: Scene. (770)
• Johnny the Selfkicker: Leve de impopulariteit (931-936).
• Cornelis Bastiaan Vaandrager: Beknopte opsporingsleer. (961-962)

Jrg. 14, nr. 12, maart 1967

• J.B. Charles: Dagboeknotities, 1 t/m 4. (977-981)
• Ida G.M. Gerhardt: De opdracht (984), How green was my valley (985), De zware last (986), Incantatie (987), De ouderdom (988), Epigram voor een schoolknaap. F.H.T 1962 (989).
• Hans Warren, zes elegische gedichten [eerste regels:] 1. Wanneer men twee uur van het hele leven (1008-1009), 2. Ik stel me voor een warm interieur (1009), 3. Ik stel mij voor dat in een later eeuw (1010), 4. Het slijt, ik weet het zelf het best (1010-1011), 5. Machtig wilde ik zijn als Hadriaan (1011), 6. De enige bevrijding biedt het woord (1012).

Jrg. 15, nr. 1, april 1967

• J.W. Schulte Nordholt: 4 mei. (5)
• H.M. van Randwijk: Bed en baar. (11)
• H.M. van Randwijk: Regen in stadstuinen. (33)
• Ellen Warmond: Groeten uit Vietnam en omstreken. (45-49) [Zie rectificatie in volgende nummer.]

Jrg. 15, nr. 2, mei 1967

• A. Roland Holst: Een halfgod (66-67), Pegasus (68), Weer een dag (69).
• Albert Kok: Amethyst. (71)
• Maurits Mok: Arrêts: Versailles (78) – Houdan (79) – Reims (80) – Menton (81) – Dinard (82) – Sainte-Agnès (83) – Castellar (84) – Terrasson (85) – Naar Saint-Auban (86-87) – Fougères (88).
• Richter Roegholt: Uit de merkwaardige dokumenten van Sem van Rang: Been (116) – Wittenburg / Amsterdam (117) – Amsterdam (118-119), Glas (120-121) – Eigenlijk vreemd (122-124).
• Karel Soudijn: Vrouwen (125), Arcadië (126).
• Maurits Mok: Zelfherkenning. (127)
• Rectificatie: herplaatsing van de nu correcte weergave van het gedicht ‘Groeten uit Vietnam en omstreken’ van Ellen Warmond, in het vorige nummer verminkt afgedrukt. (128)

Jrg. 15, nr. 3, juni 1967

• J.P. Guépin: Dodendans (139), De reis naar Sybaris (140), De koning spreekt tot zijn maîtresse (141), Liefje (142).
• H.J. Mesterom: Op de televisie (162), Morgen (163).
• Frank Koenegracht: Anatomie. Voor prof. Landsmeer en kadaver no 271 (188), Zomeravond te S. (189), Winter (190).
• Erik Olof: Voor Willem Alexander. (199)

Jrg. 15, nr. 4, juli 1967

• W. Hussem: Zinspelen (217-220), Allemansgeest (220-222), Bij een zelfportret van Rembrandt (222).
• Riekus Waskowsky: Herr Schaffner, das war so ein Lärm heutenacht! (223)
• Hans Melchior Wap: Cuyk (231), Stephanshausen (232), Hij (233), Mexico DF, Chapultepec Park, 1 en 2 (234-235).
• Hans Warren: Sukhodaya Boeddha. In memoriam professor dr. D. Loenen (268), Johannes Prodromos (269), Les énervés de Jumièges. Bij het schilderij van Luminais, Rouen (270), Bij een (onvoltooid) schilderij van R.H. (271).

Jrg. 15, nr. 5, augustus 1967

• Peter van Lieshout: Aanhoudende vorst (285), Beng beng (286-287), La mer (288-289), Zonder titel zonder mededogen (290), Ouwejaarsavond (291), Eidomeni 23 apr. 1967 eisodos. (Stempel in mijn paspoort van toen ik op kosten van CRM de Griekse staatsgreep meemaakte.) (292-294).
• Wim Gijsen: Dia's kijken (306), Kinderliedje (307), Mooi weer vandaag (308).
• R.A. Cornets de Groot: Het mirakels orakel. (309-328) [Over de worsteling van Lucebert met Kloos.]

Jrg. 15, nr. 6, september 1967

• Ida G.M. Gerhardt: Erfgoed (346), In memoriam patris (347), Constellatie (348), Terugkeer (349), Het weerzien (350), De tempelroof (351).
• J.P. Guépin: Ixion (359), Een wenk (360).
• Helen Knopper: It’s a long way to Tipperary. (369-374)
• Pier van Dijk: Dood-gewoon, 1 en 2. (397-398)

Jrg. 15, nr. 7, oktober 1967

• Ellen Warmond: Flower power. (421)
• Jules A. Deelder: Hommage aan een radiotoestel in een Londense pub (422-423), St. Ives (424).
• H. van de Waarsenburg: De zee (443-444), Gedicht (445).

Jrg. 15, nr. 8, november 1967

• Ida G.M. Gerhardt en Marie H. van der Zeyde: ‘Proeve’ van een nieuwe psalmvertaling. Psalmen 15, 23, 113, 121, 123, 126, 129, 131, 134 en 137. (477-487, met handschrift van Ida G.M. Gerhardt.)
• Richter Roegholt: Angst is dichtbij. (497-498)

Jrg. 15, nr. 9, december 1967

• Leo Vroman: Een goed plan. (557-560)
• Gerrit Komrij: Het testament van de kluizenaar. (565-566)

Jrg. 15, nr. 10/11, januari/februari 1968

• R.A. Cornets de Groot: Awater op dood spoor. (674-688) [Analyse van Awater van Nijhoff.]

Jrg. 15, nr. 12, maart 1968

• J.B. Charles: Pian. (692-694)
• Wim Gijsen: Vijf verslagen van gevechtshandelingen. (695)
• Ida G.M. Gerhardt: Moerdijk (704), Het vers dat in het zonlicht kan bestaan (705), Februari (706), Brieven der vrienden (707).
• Hans Vlek: Napels zien en sterven (747), Geranium (748), wetenschap (749), Kathedraal (750), Schilderij (751), Lege huizen (752), Een paar huizen verder (753), Tranen (754), Biologielokaal (755), Einde (756), [eerste regel:] Ik zie de wereld (757), Dode oom (758).
• Wim Gijsen: Grootoogje is lief (759), Haar mond van zoethout (759).

Jrg. 16, nr. 1/2, april/mei 1968
Dubbelnummer, hommage aan H.M. van Randwijk. Naast tal van andersoortige bijdragen de volgende over/met poëzie van Van Randwijk:

• K. Heeroma: ‘Hij schreef het beter met zijn leven’. (11-28) [Over van Randwijk als dichter. Met weergave van zijn gedichten ‘Celdroom’ (17) en ‘Verzeild bestek’ (21).]
• H.M. van Randwijk: Het lied (29), Brief in 1952 (30-31), [eerste regel:] Soms moet ik plotseling opstaan (32), [eerste regel:] Wanneer ik sterven zal, een dag (33), Een volk dat voor tirannen zwicht (208).

Jrg. 16, nr. 3, juni 1968

• A. Roland Holst: Vuur in sneeuw 1 (276), Vuur in sneeuw 2 (277), Een vrouw (278), Versmaad (279), Een afscheid? (280-281).
• Peter van Lieshout: Wintertrein in de avond (288-291), Gedicht [eerste regel:] KIJK: dit is weer zoon gedicht (292-293).

Jrg. 16, nr. 4, juli 1968

• Huub Oosterhuis: Een tocht van twintig dagen, 1 t/m 10. (319-323)
• J. Bernlef: De zakdoek. (324)
• Anneke Geluk: Maaltijd. (334)

Jrg. 16, nr. 5, augustus 1968

• Hans Warren, zes gedichten [eerste regels:] 1. Liefde is eenzaamheid geworden (395), 2. Zuiver in de nacht (396), 3. Je wist wat je deed toen je naar me lachte (397), 4. Langs de vele omwegen der liefde (398), 5. Wanneer de regen heel zacht valt (399), 6. Aristokles heeft me verteld (400).
• W. Hussem: Zinspelen 2. (411-413), Voor A.M. Mees (414-418).
• Martin Hartkamp: Klein lied. (423)
• André Oosthoek: Zomer aan zee (424), Diábasis (425), [eerste regel:] Je hebt een huis (426).

Jrg. 16, nr. 6, september 1968

• Ida G.M. Gerhardt: In de nacht (455), De eenling (456), Rouw (457), Seghers (458), Onder de Brandaris (459), De zwanen (fragment) (460), De herschepping (451).
• Ellen Warmond: Eenheid van tijd (een teatraal beginsel). (467-469)
• Hans Melchior Wap: Suster Bertken † 1514 (470), Brielle (471-472).
• Pier van Dijk: Zondagsjager (480), De slag om hoempapa (481), De fijnen (482).
• Hans van de Waarsenburg: On the road again (31-12) (483), Sur place (484), Directeur N.N. (485), De kruidenier (486).

Jrg. 16, nr. 7, oktober 1968

• A. Roland Holst: In afwachting (497), Voor het laatst (498-500, met handschrift).
• Wim Gijsen: Sri Joekteshwar. (519)
• H. Mesterom: Vrolijk voorspel tot een langzaam week-end (544), ’s Zomers (545), 1 ding (546).

Jrg. 16, nr. 8, november 1968

• Ida G.M. Gerhardt: De ouders de kinderen: De zwarte lente (582), Te dien dage (583), Kinderportret (584), Verzegelde opdracht (585), ‘Aan gene zijde van stof en as’ (586).

Jrg. 16, nr. 9, december 1968

• Jan H. de Groot: Jad we shem (633), De paasezel in Jeruzalem (634), Vlucht over de Sahara (635).
• A. Roland Holst: Drie zonsondergangen: I. Verheerlijkt (670), II. Overlevenden (671), III. De muze (672).
• Olga Koning: Hetzelfde. (689-697)

Jrg. 16, nr. 10, januari 1969

• Ida G.M. Gerhardt en Marie H. van der Zeyde: ‘Proeve’ van een nieuwe psalmvertaling. Psalmen 88, 98, 101, 114, 122 en 128 (706-717)
• Hans Warren: Souvenir 1 en 2 (727), Verzuchting (728), Literatuurlessen (729), Aan de Westerschelde (730), Oude verzen (731), Boven een oude commode (732), Op het ijs (733).
• Meta van IJzer: Aantekeningen bij een stille lente II, 1 t/m 3. (734-735)
• Hans van de Waarsenburg: Boot naar Londen (762-763), Berlin 1900-zoveel (764-765).
• Hans Melchior Wap: Het dagelijkse leven. (766)

Jrg. 16, nr. 11/12, februari/maart 1969
Hommage aan Bert Bakker bij diens afscheid van Maatstaf. Naast tal van andersoortige bijdragen de volgende over/met poëzie:

• A. Roland Holst: Het schip en het zog. (801-802) [Interview: hoe ziet Roland Holst op zijn dichtwerk terug?]
• Ida G.M. Gerhardt: Het tijdschriftenloze tijdperk (815) [Waarom principieel geen voorpublicaties van haar gedichten, maar desondanks wel in Maatstaf?], gedicht ‘Studentenkamer’ (818).
• J.W. Schulte Nordholt: Engagement en absolutisme. (895-906) [Over de relatie tussen (Amerikaanse) poëzie en revolutie.]
• Paul Rodenko: Mijn antwoord. (907-911) [Terugblik op zijn ‘Balans en perspectief’ over de experimentele poëzie, in Maatstaf, jrg. 6, nr. 9/10.]
• Sybren Polet: Mr. Ickx en de CIA. (918-920) [Gedicht]
• Lucebert: drie gedichten voor Bert Bakker: 1. swing it out boys (923), 2. nachtwake (924), 3. liefste hebben deze rozen geen tanden? (925)
• F.L. Bastet: Zin (932), Roeping (933), Kroondomein (934), Deze drie (935), Minimum (936), Vraag (937).
• Ellen Warmond: Portrait of the artist among artists, 1953 (947), De goddelijke divan (948), Dag dode dichter (949).

Jrg. 17, nr. 1, mei 1969

• J.P. Guépin [eerste regel:] Erbarmen erbarmen (22), Ik wou gewoon dat ik dood was (22), Het oordeel van Tiresias (23), God bestaat niet (24), Intimiteiten (24).
• Gerrit Komrij: Per aspera (45), De relikwieën van tante (46), Lijkklacht bij een zoëven geopend graf (47).
• R.A. Cornets de Groot: Biografie van een wereld (48) [Over proza en poëzie van Bert Schierbeek.]

Jrg. 17, nr. 2, juni 1969

• Hans Warren: Romance (96-97), Voor een jonge dichter (98).
• Mark Akkermans: Zestien (130), Dag Saint (131).

Jrg. 17, nr. 3, juli 1969

• Jules Deelder: Thuis (159), Op de scene (160), Op reis (161).
• Willem Wilmink: De H. Johan (189), Mijn vader (190).

Jrg. 17, nr. 4/5, augustus/september 1969)

• Victor E. van Vriesland: Dwalend. (225-226)
• J.P. Guépin: Een fijn gedicht (239), Verliefdheid op NN (240), Het tijdelijke en het onherstelbare (241).
• Wim Hazeu: Gruis en vergruizing. (280-289) [Over epigonisme dan wel plagiaat.]
• H. van Teylingen: Heuvelvrouw (313), Vibrato (314), Exit testudo graeca (315).
• Anton Korteweg & Theo J. de Looy: In gesprek met J.C. van Schagen. (325-334) [Interview]
• J.C. van Schagen: Droge naaldjes. (335-336)

Jrg. 17, nr. 7, november 1969

• Laurens Vancrevel: Lafcadio in biskra, kwart voor zes. (369-370)

Jrg. 17, nr. 8, december 1969

• Jacques Waterman: De anecdoten (494), Voorjaarsochtend (450).
• C. Buddingh': Zomaar een maandagochtend. (509)

Jrg. 17, nr. 9, januari 1970

• J. Bernlef: Bij een grottekening (578), The use of advertising (579), Doorgelicht (580).
• Wim Zaal: Niet meer (598), Niets dan dit (599).

Jrg. 17, nr. 10, februari 1970

• Paulus Appelman: Op zich niets bijzonders. (642-643)
• Wim Hazeu: Is ‘gelijk aan’ plagiaat? (660-665) [Proza; over 'citatenpoëzie' dan wel plagiaat.]

Jrg. 17, nr. 11, maart 1970
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie.]

Jrg. 17, nr. 12, april 1970)

• Riekus Waskowsky: Dichters. Opgedragen aan dr. R. v.d. Hoofdakker dichtend psychiater te Groningen (777), Aars poëtica (778), Gelukkige idealist (779).
• Ben Bos: Pé Hawinkels: Mijn poëzie is strooizout op een bevroren weg. (781-793) [Interview]
• Ben Bos [eerste regel:] Ik aarzel. (794)
• Jacques Waterman: Een onwaardige (820), Hier en ginder (821).
• Gerrit Komrij: De lettertuinkabouters. (822-826) [Over een zeer fout soort poëziecritici.]
• Marko Fondse: Drie sportieve zondagmiddagsonnetten: I. De radio der buren tiert (826-827), II. Ik voel me als Lagelander sterk (827), III. Wie noemde mij een ouwe zak (828).

Laatst bijgewerkt op 18 februari 2022

Meer informatie

Jrg. 1 t/m jrg. 36 (1953-1988) en jrg. 38 t/m 41 (1990-1993) aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), met uitzondering van afzonderlijke bijdragen die vanwege auteursrechten niet getoond kunnen worden.

Jaargang 37 is compleet aanwezig op het PcN.

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880 - DEEL 4

Jrg. 18, nr. 1, mei 1970

• Hans Warren: Grynszpan. (22-23)
• Jan F. de Zanger: Oradour-sur-Glane, 1 t/m 8. (30-33)
• Herwig Leus: Pax germanorum. (47-48)
• Theo Sontrop: Univers. (60)

Jrg. 18, nr. 2, juni 1970

• Victor E. van Vriesland: Weemoed anno 1900. (91)
• C. Buddingh’: Wat is schrijver zijn toch mooi. (116)
• Jacob der Meistersänger [= Jacob Groot]: Songs: De geleerde (134-135) – De zoeker (135).

Jrg. 18, nr. 3, augustus 1970

• Hendrik de Vries: Goyescos. (145-167)
• Willem Wilmink: In eerbied opgedragen aan de grootste negentiende-eeuwer van de twintigste eeuw. (187) [Te weten: Hendrik de Vries.]

Jrg. 18, nr. 4/5, september 1970

• J.C. van Schagen: Mussen (232), Sprookje (233).
• Hans Verhagen: Zelfportret, 1 t/m 3. (256-257)
• Hans Warren: Dilmi amour (277-278), Herdenken (279-280), Philò gazí (Joanna Georgakopoyloy & Emm. Chiotes) (280), De zwaan en de zeug (281), Vishnoe in Katmandoe (281-282).
• André Oosthoek: Il faut répondre (311), Terzijde (312), Zomer met Betje (313), Hoe verder, hoe warmer (314).
• André Oosthoek: P.C. Boutens en het nieuw' evangelie. (348-357) [Over Boutens’ houding tegenover de bezetter. Met weergave van Boutens’ gedicht ‘Met mijn oude ogen’.]

Jrg. 18, nr. 6, oktober 1970

• S. Carmiggelt in gesprek met A. Roland Holst. (I) (385-394) [Bewerking van een interview uitgezonden door de VARA.]
• Ben Bos in gesprek met Jan Emmens. (412-430) [Interview]
• Anton Korteweg en Murk Salverda in gesprek met Riekus Waskowsky. (457-467) [Interview]

Jrg. 18, nr. 7, november 1970

• S. Carmiggelt in gesprek met A. Roland Holst (II). (473-485)
• Jacques Waterman: Aan Janet (500), De tuinen (501).
• Marko Fondse: And hitched my waggon to the stars (513-514), Hospitium (515).

Jrg. 18, nr. 8, december 1970

• Hans Warren [eerste regel:] Nieuwsgierigheid: te weten (564), Oorzaak en gevolg (565).
• Willem Wilmink: Een vertelling (589), Een wijze les (590).
• Ben Bos in gesprek met Boudewijn van Houten: ‘ik wil mezelf niet vervalsen’. (566-580) [Interview, onder meer over Van Houtens afkeer van poëzie. Zie daarover de reactie van Verloren van Themaat in Maatstaf van december 1971.]

Jrg. 18, nr. 9, januari 1971

• Ben Bos in gesprek met Jaap Harten. Poëzie is geen polka. (601-615) [Interview, met weergave van Hartens gedicht ‘Ja Catullus, nog altijd hetzelfde liedje’.]
• Jan G. Elburg, drie Ardeense gedichten: 1. Stromerij van sch (616-617), 2. Poëzie ook (618), 3. Najaarskampanje (619-620).
• Hendrik de Vries: Nagekomen goyescos. (621-629)
• Siem Bakker: De dichter Gerard Diels (1897-1956), een levensschets. (630-640)
• Gerrit Komrij: De straat op, 1 en 2. (643-644)
• Boudewijn van Houten: In gesprek met H.J. Schurink, de dichter van Deventer. (645-662) [Met weergave van Schurinks gedichten ‘Zelfmoord’, ‘een broerte voor een onbepaalde tijd!?’, ‘Rottende armoe!’, ‘Geprezen’, ‘De sadist’, ‘Hoogseizoen voor het hart’, ‘Wilde vormen’ en ‘U.D.S. zomeravond-competitie (fragmenten)’.]
• Anton Korteweg: Eerste communie van mijn lief (663), Zee, 45 jaar na Marsman (664).

Jrg. 18, nr. 10, februari 1971

• A.F. Ruitenberg-de Wit: De dubbelzinnigheid in Achterbergs poëzie. (665-676) [Achterberg is er niet op uit een bijbelverhaal op poëtische wijze na te vertellen, maar streeft vermoedelijk een ander en wezenlijker doel na.]
• Jacques Waterman: De poppen (677), Lorelei, 1969 (678), The old man and me (679), kinderspelen (proeve van modern familieleven) (680).
• R.A. Cornets de Groot: Een kralen kostbaarheid. (681-692) [Over de vraag of een sonnet uit een cyclus ook los gelezen en begrepen kan worden, toegepast op sonnetten van Vestdijk en van Verwey.]
• Leo Ross: Kalopaidi (693), De dagen in Hagios Nikólaos (694), Vasális (695), Op weg naar het einde (696).
• Harry G.M. Prick: Een ware geschiedenis. (718-724) [Over de feitelijke gang van zaken bij het huwelijksaanzoek van Van Deyssel, geheel anders dan de anekdote die Roland Holst aan Carmiggelt vertelde.]

Jrg. 18, nr. 11, maart 1971

• Hans Warren: Schetsen uit het Hongaarse volksleven (I): I. Bruiloftsstoet op weg naar de kerk, 1 t/m 3 (729-731) – II. De stoet keert naar huis terug, 1 en 2 (732-733) – III. De oogstkrans (734) – IV. Dorsen in Beneden-Hongarije (735) – V. De herders (736) – VI. De schaapherder (737) – VII. De rundveehoeder (gulyás) (738) – VIII. De karbouwenhoeder (739) – IX. De paardenhoeder (csikós) (740) – X. De varkenshoeder (741).
• A.F. Ruitenberg-de Wit: Achterbergs aquarium. (742-751) [Vervolg op A.F. Ruitenberg-de Wit: ‘De dubbelzinnigheid in Achterbergs poëzie’ in het vorige nummer.]

Jrg. 18, nr. 12, april 1971

• Hans Warren: Schetsen uit het Hongaarse volksleven (II): XI. Trekkende zigeuners (796) – XII. Wijnoogstfeest in Buda (797) – XIII. De jacht (798) – XIV. Visvangst op de Theiss (799) – XV. De draadbinder (800) – XVI. De marskramer in oliën (801) – XVII. De Walachijse vrachtrijders (802) – XVIII. De ganzendrijver (803) – XIX. De spinkamer (804), XX. Het dorpstribunaal (805) – XXI. Boerenklederdrachten (806) – XXII. Buda-Pesth (807) – XXIII. De puszta (808).
• Riekus Waskowsky: Krantenkop. (817)
• Gerrit Komrij: Je kat (838), De bezoeker (839), Solidariteit (840).

Jrg. 19, nr. 1, mei 1971

• Cita Golterman-van Dijk: Pikanterie (16), Zelfportret (17), De dood (18).
• Hans Warren: Satiricon. (59-61)

Jrg. 19, nr. 2, juni 1971

• Riekus Waskowsky: Onze katers (92), Een koe (93).
• Cora C. Broer: Gedachten (110), De vrouw (111).
• Thomas Haastweg, uit de cyclus: Zo doet men de was: 1. [eerste regel:] Rood wit blauw wel mooi. (137-138)

Jrg. 19, nr. 3, juli 1971

• Rien Vroegindeweij: Als het je tijd is: n.v. de dood (196) – Watersnood (197) – Testament (198).
• Joris Paridon [= Gerrit Komrij]: Villanelle van de mistroostige speelman. (203)

Jrg. 19, nr. 4/5, augustus/september 1971

• S. Vestdijk: De uiterste seconde. (213)
• A. Roland Holst: Ontwaakt. (215)
• Martin Hartkamp: Identifikatie en isolement. (216) [Over het verlangen naar versmelting met de ander in de romans en poëzie van Vestdijk.]
• R.A. Cornets de Groot: De scheiding. (281) [Over het verhaal van de mens in de gedichtencyclus ‘Madonna met de valken’ van Vestdijk.]

Jrg. 19, nr. 6, oktober 1971

• Hans Warren: De serafijnen (341), Late middag, sneeuw (342), Aan de banjaard (343), [eerste regel:] Een vreemde dag (344).
• André Oosthoek in gesprek met Hans Warren: Midi le juste. (368-373) [Interview]
• Hans Warren: Er is niet zoveel voor nodig (374), De kus (375), Slips hom (376), Op het balkon (377).
• André Oosthoek: Een wijkend landschap. Bij de poëzie van Hans Warren, I t/m IX. (378-388) [Met weergave van Warrens gedichten ‘Aubade met lijsters’, ‘Calandpolder’, ‘Saïd’, ‘Kaváfis’ en ‘Boven een oude commode’.]

Jrg. 19, nr. 7, november 1971

• A. Roland Holst. In memoriam S. Vestdijk. (421) [Gedicht]
• Jules Deelder: De olijke tweeling. (465-469)

Jrg. 19, nr. 8, december 1971

• Dr. W.A. Verloren van Themaat: Poëzie als muzikale taal. (550) [Reactie op de poëzie-opvatting van Boudewijn van Houten, zie Maatstaf, december 1970.]

Jrg. 19, nr. 9, januari 1972
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 19, nr. 10, februari 1972

• A.F. Ruitenberg-de Wit: Mystiek en symboliek in het werk van A. Roland Holst. (628-648)
• Rien Vroegindeweij: Op het land (651), De krant bij de hand (652).
• Victor E. van Vriesland: Afgegrensde dading. (661-662)
• Hans Melchior Wap: Playa d'en Bossa, 1 t/m 3. (675-677)

Jrg. 19, nr. 11, maart 1972
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 19, nr. 12, april 1972

• Jacques Kruithof: Worm en inhoud. (842-851) [Uitvoerige bespreking van het gedicht ‘Zelfportret, 1954’ van Leo Vroman.]

Jrg. 20, nr. 1, mei 1972

• J.P. Guépin: Heimelijke ontmoeting bij de volière (3), De haan tot ons (4), [eerste regel:] Ik begin met het lezen van het gedicht (5), [eerste regel:] als hij liegt dat wat hij zegt waar is (5).
• Victor E. van Vriesland [eerste regels:] Laatst was ik nog een keer in Scheveningen (6), Ik droomde dat ik op een landdag sprak (7), Nu sta ik er op dat het gaat als altijd (8). [Voorpublicatie uit ‘Bijbedoelingen’.]
• Elibertus Scheen: Drie gedichten zonder maat [eerste regels:] Eén: Een trein fluit in de nacht – Twee: Avond. Ik was de spieder van uw ademhalen – Drie: Een stem knirpte: ‘Ik draai bijna zonder olie (14), Lekker (16).
• Hans Warren: De Olympos: I. Zeus – II. Hera – III. Poseidon – IV. Demeter – V. Apollo – VI. Artemis – VII. Athene – VIII. Hephaistos – IX. Aphrodite – X. Ares – XI. Dionysos – XII. Hermes. (23-34)
• Frank Koenegracht: Oud lied (35), Elegie voor een boom (36).

Jrg. 20, nr. 2/3, juni/juli 1972

• J.B. Charles: Hemel en aarde (81), Hemelvaart (82), Wandspreuk (83), Haasje over (84-86).
• Jan G. Elburg: Muizikaal intermezzo. (94-110) [Serie korte gedichten]
• Hendrik de Vries: Over de Goyescos. (129) [Reactie op een bespreking door Komrij van de Goyescos van De Vries.]

Jrg. 20, nr. 4, augustus 1972

• Hendrik de Vries: Contra-provocaties. (176-177)
• Hans Warren: Neollarioon (186), Le départ da Cythere (Watteau, Louvre) (187), een avondje bij kardinaal Del Monte (188), Herakles op de tweesprong (189), Herfst (190).
• C. Buddingh': Nog hoor ik hem roepen (195), Zo is het (196), Wist u nog niet misschien (197), Klein gedichtje voor kinderen (198), Soort kwatrijn (199), Stukje strand met echtpaar (200), Verzuchting van de eeuwige underdog (201).

Jrg. 20, nr. 5, september 1972

• I. Sitniakowsky in gesprek met Jacques Waterman: ‘Ik ben de grootste lezer van mijn eigen werk’. (221) [Interview]
• Jacques A. Waterman: Roof der ziel (237), De boulevard (238), Het loon der angst (239).
• Erika Dedinszky: Graal, 1 en 2. (240-244)
• Willem Wilmink: Zaterdagavond (247), Displaced person (248).
• J.A. Deelder: De Koreaanse kwestie. (271-273)
• Neeltje Zoetje Jobse: Ook dan. (280-281)

Jrg. 20, nr. 6, oktober 1972

• Victor E. van Vriesland: Diner. (293)
• E. Verbeek: Victor van Vrieslands eigenmachtige groei. (294-301) [Over de persoon van Van Vriesland]
• Jo Landheer: Terugblik. Voor Victor [van Vriesland], in dankbare herinnering aan onze lange vriendschap. (313)
• G. Zalsman: Van Vriesland in Rotterdam. (318) [Persoonlijke herinneringen, met weergave van het gedicht ‘Gedragslijn’ van Van Vriesland.
• Alfred Kossmann: Verslag van een dwaling. (327) [Hierin onder meer een toelichting op het gedicht ‘Dwalend’, door Van Vriesland mondeling aan Kossmann gegeven.]
• Dirk Kroon: Verstandhouding. Aan Vic. (336), Bedenktijd, ’n bijbedoeling. Aan Vic. (343).
• Eldert Willems: Tekens van het aanwezige. Over het werkelijkheidsgehalte in letterkunde. (345) [Over ‘de ervaring van de aanwezigheid der dingen,’ aan de hand van het gedicht [eerste regel:] ‘Er is een aarde’ van Van Vriesland.]
• Martien J.G. de Jong: Een lemma voor Victor van Vriesland. (354) [Bio- en bibliografische gegevens, voorpublicatie uit ‘Lexikon van de moderne Nederlandse letterkunde’.]

Jrg. 20, nr. 7, november 1972

• Hendrik de Vries: Sotternie (361-362), Willem Bilderdijk p.m. (363-366)
• Hans Warren: Ueber Tabaksteuern (376), Op Rügen (377-378).
• Victor E. van Vriesland: Klopsignalen. (401)

Jrg. 20, nr. 8, december 1972

• Arie van den Berg: Vliegende hollander (445), Lunchroom (446). [Niet in de DBNL; als pdf aanwezig bij het PcN.]
• Hendrik de Vries: Schots en Spaans. (Drie gedichten uit een dubbel-cyclus in wording, onder dezelfde titel): Nocturno festivo (476), Uncanny hielan'-fling (477), Estival sombrio (478).
• Hans Warren: Hier (497), Onder de bomen (498), Ontwaken (499), Ondergang (500), Bekend terrein (501).

Jrg. 21, nr. 9, januari 1973

• Jacques Waterman: De aardbeienboot (524), Ouderschap (525).
• Mensje van Keulen: Poes weg. (526)
• Steven Bey [eerste regel:] verbeelding (529), leven (530), [eerste regel:] woorden (531).
• Arie van den Berg: De kapper spreekt tegen zijn spiegel. (543) [Niet in de DBNL; als pdf aanwezig bij het PcN.]
• Elibertus Scheen: Ze gebeuren nog: Eerste wonder (549) – Tweede wonder (550) – Derde wonder (551).

Jrg. 21, nr. nummer 10, februari 1973

• J.P. Guépin: Een oproep van Fellini (609), Naar Zandvoort? (609), [eerste regel:] De pot herinnert zich de hand die hem maakte (609), [eerste regel:] Als er nu opeens een stilte viel (610), [eerste regel:] Een teken van opstand zijn deze twee (610).
• Hans Warren: Een december negentientweeënzeventig: je sprong langs me, naakt – Ben jij het die dit leest? Heb je net – Misschien dat we in de tijd (634-636).
• Victor E. van Vriesland: Kurhaus I – Kurhaus II – Kurhaus III. (655-657)
• Liesbeth Verstegen [eerste regels:] De spinnen die ik namen gaf (676), Onmetelijk de meren (677).

Jrg. 21, nr. 11, maart 1973

• Michel Dhondt: Brieven aan de koningin. (735-748)

Jrg. 21, nr. 12, april 1973

• Roland Holst-herdenkingsnummer, onder meer met bijdragen met tal van persoonlijke herinneringen aan Roland Holst.
• Hans Sleutelaar: De oude dichter. Voor A. Roland Holst, ter herinnering. (815)
• H. van den Bergh: Roland Holst als super-symbolist. (816-826)
• Jaap Harten: Noordhollandse zoekplaat. (832-833)
• A.F Ruitenberg-de Wit: Kanttekeningen bij het werk van A. Roland Holst. (840)
• Jacob Groot: Opdracht (866), Het huis met de pilaren (866).

Jrg. 21, nr. 1, mei 1973

• Gerrit Komrij: Het ijzeren paard. (4)
• W.D. Kuik, vijf waaiergedichten: I. Recept voor Charles Conder – II. Japanse waaier voor Whistler – III. Etalageroos voor de redacteur van La Dernière Mode, gazette du Monde et de la Famille – IV. De uitzinnige raven, een Venetiaanse legende – V. Fladderliedje op een gazet-waaier. (5-6)
• C. Buddingh’, drie versjes: De aardappel etc. – Hoor het roepen van de dode boom – Wees gerust. (15)
• Peter Simpelaar: 229 Blablabla – 230 – 231 – 241 – 251 – 258 – 263 – 266 – 301 – 302. (34-40)
• Arie van den Berg: Gevoelige snaren. (50-53) [Bespreking van Jacob der Meistersänger (= Jacob Groot): ‘Net als vroeger’ en van Jacob Groot: ‘Uit de diepten’. Niet in de DBNL, pdf aanwezig op PcN.]
• Berend Lasseur: Kollekte (54), Vanmorgen op zoek naar post (54), Lampleven (54), Wie wat bewaart (54-55), Voor alles wordt gezorgd (55).

Jrg. 21, nr. 2/3, juni/juli 1973

• F. Harmsen van Beek, drie ballades: Mollade (5-7), De geschiedenis van in de trein (7-10), Over berichten die men aan zichzelf kan sturen, en hoe ze verder af te handelen (10-12).
• C. Buddingh': Klein verzoek aan Christopher Marlowe (19-20), In memoriam Gerrit M. (20-22), Ode aan de Yorkshire Dales (22-23).
• Wijnand Steemers: Compositie (28), De dokter (28).
• Ad Zuiderent: Stof zijt gij: Lucht – Aarde – Water – Vuur. (70-72)
• Henk van Benthem: Schilderij. (97)
• Hendrik de Vries: Nocturne. (104)
• Arie van den Berg: Gevoelige snaren (2). (105-108) [Bespreking van het dichtwerk van H.H. ter Balkt, met een uiteenzetting over de term ‘pastoraal’, en een hekelende kritiek op de recensie van K.L. Poll van Ter Balkts ‘Groenboek’. Met weergave van Ter Balkts gedicht ‘De straatsteen’, eerste regel: ‘Lelijk als de nacht snikt stil de straatsteen’.] [Niet in de DBNL, pdf aanwezig op PcN.]

Jrg. 21, nr. 4, augustus 1973

• J.P. Guépin: Café Greco (7), Herfstgedacht (7), Een laudator temporis acti (7), Want omzien verdom ik (8).
• J.B. Charles: Langs de zee (22), Haar vader (22-23), Je weet weer niet wat ik bedoel (23).
• Jacques Waterman: De carrosseriemaker. (64)

Jrg. 21, nr. 5/6, september/oktober 1973

• C. Buddingh’: Op slag van zessen (16), Ode aan Dordrecht (17-18).
• Hans Warren: De zondvloed (38), Palimpsest (38-39), De bakker van Zelzate (39).
• Arie van den Berg; Gevoelige snaren (3) (93-95) [Bespreking van Jan Kuijper: Sonnetten, in vergelijking met J.A. dèr Mouw: Een bloemlezing uit zijn gedichten.] [Niet in de DBNL, pdf aanwezig op PcN.]
• Eddy Evenhuis: Zelfgezicht. (96)

Jrg. 21, nr. 7/8, november/december 1973

• J.P. Guépin: Palindroom (6), Gelukkig (6), Sonnet [eerste regel:] Ik zie door het treurig gebeuren (ijdel) (6-7), Herinnering twee (7).
• Victor E. van Vriesland: Uchtendgloren. (18-19)
• Berend Lasseur: Paard (30), Droom (30-31), De dag na de avond (31).
• Hans Warren: Het geschenk (32-33), Ontmoeting (33), Maarts hol (33), Avond, adieu (34), Carpe diem (34).
• Jacques Waterman: Variaties op het thema Liften en Treinen, I t/m VII. (45-47)
• Henk van Benthem: Avondtrein (79), Carpe diem (79), Twee katten (80), Bankkantoor (80).

Jrg. 22, nr. 1, januari 1974

• Ad Zuiderent: Gedroomd wielrijden. (10)
• T. Grafdijk. Huiskamerschetsen, 1 t/m 3. (42-43)
• Eddy Evenhuis: Ondergang. (44)
• Peter Simpelaar: 366 (51-52), 369 etc. (52-53).

Jrg. 22, nr. 2/3, februari/maart 1974

• Hans Warren: Grafschrift voor François Cevert (43), Op een Bataks doodskistje (43), De nachtegaal (43), Verzoek om ezelsoren (44), Mijn laatste hond (44), Omgang met dieren (44), Het tapijt (44-45), Laat bloemen uw tolk zijn (45).
• Enne Caspers: Nog een pagina uit het echecboek. (74)
• Hans van Weely: Oma P., een oude vrouw (82), Aan het klavier (82-83).
• Riekus Waskowsky: Kunstenaarssociëteit. (83)
• Arie van den Berg: Orakeltaal of prietpraat. (91-97) [Essay; over de hoofdrol van ambiguïteit in poëzie.] [Niet in de DBNL, pdf aanwezig op PcN.]
• Ed van der Meer: Snelheid (112), De rivier, I t/m VIII (112-114).

Jrg. 22, nr. 4, april 1974

• Arie van den Berg: Elegast, een elegie. (5) [Niet in de DBNL, pdf aanwezig op PcN.]
• Jan Kal: Confessiones (14), Jacques Perk (10 juni 1859-1 nov. 1881) & Buddy Holly (7 sept. 1936-3 feb. 1959) (15), De val van Icarus (15), Proefkikker (16), Superstar (16).
• Enne Caspers: Doet lijden, zeker, maar leidt soms ook tot (zie hieronder) (24), De vrolijke keer op keerzijde (24-25), En zoiets gebeurt gewoon, zoiets gebéúrt! (25).
• Anton Hermus: Het sterfhuis (42), Landlust (42-43), Salon majella (53) [Uit ‘Zestien sobere sonnetten'.]

Arie Gelderblom: 1001 verhalen onzichtbaar (54), Suicide is painless (55).

Jrg. 22, nr. 5, mei 1974

• Arie van den Berg: Uilen, I t/m III. (17-18) [Niet in de DBNL, pdf aanwezig op PcN]
• Arie Gelderblom: Wachtend (35), Angsten (36), Uitzicht op het park (36), Tante Cissy (37).
• Eddy Evenhuis: Laat voorjaar (48-49), Hymne aan nacht (48).

Jrg. 22, nr. 6, juni 1974

• Eddy Evenhuis: Aan de grens (48), Het gebeurt (49), Laatste vrijplaats (50), In de caravan (51), In het motel (51), Inslag (52), Na twee maanden was je terug (53), Messalina's einde (54-56).
• J.P. Guépin: Bij de begrafenis van Chris van Geel. (69)

Jrg. 22, nr. 7, juli 1974

• Hans Warren: Omgang met vogels: Slechtvalk en duif – De koekoek – De kip – De rotslijster – De visarend – Het roodborstje – De blauwe reiger – De kluut – De houtsnip – de Cetti's zanger – De wielewaal – De nachtegaal – De zwartkoptuinfluiter. (18-22)
• Rob van Olm [eerste regel:] Een klein hondje rende in de richting. (51)
• R.A. Basart: Nacht in het gasthuis (53), De vreemdeling zeker (53), Zelfportret als hond (54), Mater dolorosa (54).
• Wijnand Steemers: Moeder en kind (56), Centaur (56), Spreekbuis (56).

Jrg. 22, nr. 8/9, augustus/september 1974

• Anton Hermus: Noordzee (8), Stamvader (9), Windkracht (9), Landschap aan de Lek (10).
• J.P. Guépin: Waarheen? (65)
• Jan Kal: Dichtertje. (71)
• J.P. Guépin: Het reisverhaal. (79-80)
• Arie Gelderblom: De verkeerde wereld, 1 (80), In den vreemde (81).

Jrg. 22, nr. 10, oktober 1974

• Jan Kal, drie verjaardagsgedichten: Ellen's achttiende geboortedag (11), 21 juli 1974, Oma negentig (12), Neeltje dertig (12).
• Jacques Waterman: Levensveer (23), [eerste regel:] In ’t restaurant De Zalm & De Kat (24), Het jachthuis (24).
• Hans Warren: Een liefdeslied (47-48), Het moeras (48).
• F.G. Dalenoord: De troubadour. (49-50)

Jrg. 22, nr. 11, november 1974

• Jan G. Elburg: Huiselijk leven: Rijst op jongelingen, gort aan het zwaard – Toezien dat het valt – Het was in de nacht van de staking – Late aanloop – Bouwjaar ’19. (9-12)
• Arie van den Berg: Theotrauma. (12) [Niet in de DBNL, pdf aanwezig op PcN]
• F. Harmsen van Beek: LauwersOog, naar eigen Verzie (36-38), Toevoegsel, speciaal voor G. (39).
• Hans Warren: De danser (55), Natuurlijk (56), Toeval (56), Dichters anno 1945 (57), Emancipatie (57).
• A.F. Ruitenberg-de Wit: De afspraak in opspraak. (58-62) [Weerlegging van Van der Vegts aanname van een ‘mysterieuze verschijning [aan Roland Holst die] een onuitwisbare indruk heeft gemaakt en die hem verhalen uit de Ierse mythologie heeft verteld’.]

Jrg. 22, nr. 12, december 1974

• C. Buddingh’: Ietwat somber gedicht, dat begon als een ode aan de merel. (25-26)
• Jan Kal: Vogelwikke. (33
• Jo Landheer: Ontmoeting. (49)
• Tymen Trolsky: Liefdeslied. Aan de godin van de dichtkunst (58), Mijn eerste geur (59), Gruwelijk verfomfaaid (59), Kapotgebeten lijf (60), Vele lichamen (60).

Jrg. 23, nr. 1, januari 1975

• F. Harmsen van Beek: Allerzielen 2 november 1974. Overdenking (1-2), Met verlof: achter het front! (3-4), De theorie van de Einzelgänger, 1 en 2 (5-7), Beauty and Decay (8-9), Oursje en de spuitwaterfles (10-11).
• Johan Daisne: Lachprent. (25)
• C. Buddingh’: In memoriam Benjamin Péret. (66-67)

Jrg. 23, nr. 2, februari 1975

• P. Meeuse: Inspiratie. (11)
• F. Harmsen van Beek: Brief (12-13), Ontsnapt aan een gevecht in de achterhoede (13-14), Ahhrrrr? Waar is me bediende! (14-15), Dan té - Dan ik, op weg naar hell (15-17), Gedicht zonder naam, voor Gilles en Joke (18-20).
• J.P. Guépin: De Leidse Fles. In tien sonnetten. (25-29)
• C. Buddingh’: Ode aan de poëzie. (34-35)
• Peter M.E. Schoenmaker: Toen André Breton opkeek. (77)

P. Meeuse: Orpheus Superstar. (81)

Jrg. 23, nr. 3, maart 1975

• Konrad Merz: Ein Winter mit Marsman. (1-5) [Proza, tekst in het Duits.]
• Gerrit Komrij: Fabeldieren: De sfinx (6), De vogel Qu'al (6), De draken (7), Lamia's (7), De eenhoorn (8).
• Jan Kal: Vrijheid en Demokratie, I t/m IV (24-26), De kunstliefhebber (26).
• P.F. Schmitz: Ode on a Verbal Amphora. (33)
• Hans Plomp: Liefdesverdriet (34), De wortels van het kwaad (34), Kupido's klaaglied (34), Bokkesprongetjes (35).
• Berend Lasseur: De overblijfselen (46), Solidariteit? (47)
• Jaap Harten: Flits van een engel in het keukenlicht (51), De koffergrammofoon uit de hongerwinter (51-52), Valentijndag (52).

Jrg. 23, nr. 4, april 1975

• Tymen Trolsky, uit ‘Zwarte Liederen’: Strijd (1) (25), Ongetemd (2) (26), Proces (3) (26), Geduldig (4) (27), Eéns... (5) (27).
• Arie van den Berg: Ode aan de paalworm. (37) [Niet in de DBNL; pdf aanwezig op PcN.]
• Harry Scholten: Leerdicht voor J.P. Guépin. (47)
• E. Kummer: Voor de Clinge Doorenbosch van het Hollands Maandblad. (48)
• Kees Snoek: De Leidse kruik. (49)
• Th. Sontrop: Sociaal bewogen distichon. (53)
• Wijnand Steemers: Avondschool (54), Idylle II (54).

Jrg. 23, nr. 5/6, mei/juni 1975
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 23, nr. 7, juli 1975

• J.M.A. Biesheuvel: Varen op gegist bestek (9-10), Dolce vita, I t/m XXVIII (10-14).
• Th. Sontrop: Tweede sociaal bewogen gedicht. (37)
• Anton Korteweg: Rondeel. (38)
• Tymen Trolsky, uit ‘Zwarte liederen’: Tantalus (6) (42), Sadiste (7) (43), Ik zou je zo graag willen strelen (8) (43), Als 'n rasechte dief (9) (44), Veulen (10) (44).
• Kees Helsloot: Een dichter en zijn besprekers. (45) [Over Jan Emmens. Niet in de DBNL. Niet bij het PcN aanwezig. Ook gepubliceerd in Kees Helsloot: ‘Grondwerk. Essays en polemieken’, 1984.]
• Wijnand Steemers: De vermoeide muze. (74)

Jrg. 23, nr. 8/9, augustus/september 1975

• J.P. Guépin: De vreugde van de conservatief (28), De baai met de tienduizend narcissen (Wordsworth) (29).
• Rien Vroegindeweij: Zoekaktie. (91)
• Engel Piccardt: Oosters: Bahri – Djimmie – Pestaradjah – Hokushi – Kaute – Arezki – Amarante – De profundis. (97-100) [Voorpublicatie uit ‘Sperma en tranen’.]

Jrg. 23, nr. 10, oktober 1975

• R.A. Basart: Lieve kleine (8), De kale dis (9), De hoofdprijs (9), Vergeefse moeite (10).
• C. Buddingh’: Are we down-hearted? Not we! (34-35)
• Th. Wieringa: ‘A Theft to Remember’ (56), Graag gedaan? (57)

Jrg. 23, nr. 11, november 1975

• Boudewijn Maria Ignatius Büch [eerste regel:] je legde de fotoos (voor Gijsje) (8-10), Ogino - Knaus [Il Papa] (11), That's a touch I like (Jesse Winchester) (12), One more night (Bob Dylan) (13), House in the country (The Pretty Things) (14).
• Hermes Jöppe: Omstandigheden (21), Op het heengaan van Petrus van G., 1521-1589 (22), Onderzoeking (23).
• Erik Slagter: Een nieuwe dimensie in de dichtkunst. (34-41) [Proza, over de dichter I.K. Bonset = Theo van Doesburg.]

Jrg. 23, nr. 12, december 1975
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 24, nr. 1, januari 1976

• R.A. Basart: Tramlijn begeerte (39), Samen oud (39).

Jrg. 24, nr. 2, februari 1976

• Jan Kal: Dichterlijk elftal: I. Jan Hanlo, léés die dichter (12), II. Bofkont Dorrestijn (13), III. Poëzie en volksgezondheid (13), IV. Kal - Waskowsky (14) [zie ook het commentaargedicht van Rob Schouten in nr. 4 van deze jaargang], V. Gerrit Komrij (14), VI. Rock & Roll Stars (15), VII. Guus eenendertig (15), VIII. Tim Krabbé (16), IX. Gesubsidieerd sonnet (16), X. De zaak Breytenbach (17), XI. Hans Warren (17).
• Arie van den Berg: Hoerige hymne. (23) [Niet in de DBNL; pdf aanwezig op PcN.]
• Bernhard Roder, uit: Jarig op een groene plee: Amstelstraat (44), Dank zij Sjonnie (45).

Jrg. 24, nr. 3, maart 1976

• Peter M.E. Schoenmaker: Ach ja ... de jaren zestig. (61)
• Riekus Waskowsky: Laatste bericht van de laatste ketelbink van het ss Haulerwijk. (75)

Jrg. 24, nr. 4, april 1976

• Boudewijn Maria Ignatius Büch: Twaalf liedjes over de dood: voor Bernadette: ‘My Love's Bigger than a Cadillac’ (The Scorpions) (13), ‘The Bed; Filled with her Poetry and Stuff’ (Lou Reed) (14), Zonderlinge tuin (Jozef Mehoffer) (14), In My White Room (Cream) (15), Can't You Hear Me Knocking (Mick Jagger) (15), Out of Time (The Rolling Stones) (16), ‘Congratulations; You've Gone and Broken Another Heart’ (Mick Jagger) (16-17), ‘Wenn alle untreu werden, so bleib ich dir doch treu’ (Novalis) (17), ‘Some Other Night You Say: The Kids Are Allright’ (Dory Previn/The Who) (18), ‘Peace, Peace! He Is not Dead, He Doth not Sleep’ (Percy Bysshe Shelley) (18), ‘This is the Sea, Then, This Great Abeyance’ (Sylvia Plath) (19), One Night with You (Elvis Presley) (19).
• Arie van den Berg: Kijkgaten (1). (35) [Niet in de DBNL; pdf aanwezig op PcN.]
• William D. Kuik: Voor Jarry (77), Rural Pope (80).

Jrg. 24, nr. 5/6, mei/juni 1976

• Sal Santen: Het bokkie. (1)
• Hans Warren, zeven gedichten van liefde: Opstaan (13), Herhaling (14), Bij het opruimen (15), De opdracht (16), Elk woord (17), Wanneer (18), Niet opbranden (19).
• William D. Kuik: Beestachtig: Kikker – Hartebeest – Vos – Haas – Varken – Egel – Vleermuis – Muis. (92-99, met tekeningen)

Jrg. 24, nr. 7, juli 1976

• Fritzi Harmsen van Beek: [eerste regel:] dit hier is de jehouvangetuige: ongerijmder dan in droom (3), eerste regel:] Ontong in je haar. O Gilles (4), Humorloos gedicht (fragment) (5-6), (de serafijn bezit een roze flamingo:) (7).
• Frans Pannekoek: Voor Mevrouw Ofiti: van Frans Pannekoek alias Bullie van der Knaak. (15-16)
• Wam de Moor: Lachen, in een wig van wanhoop. Over de ontvangst van een debuut en een wezenlijk element in het werk van F. (ten) Harmsen van (der) Beek. (17-28) [Essay, over eerdere besprekingen van ‘Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten’, gevolgd door een verhandeling over het groteske in het werk van Harmsen van Beek.]
• Rob Schouten: Zonnewende (51), Hoe op een zondag Oedipus octopus werd en wat er daarna gebeurde (52), Lentelied (52), Namelijk ‘opium’ (53), Analyse van ‘Kal-Waskofski’ (53).
• Riekus Waskowsky: Dichtertje. (64)
• Marja van Veen: Maagd. (65)
• Kees Helsloot: Sneeuw. (71) [Niet in de DBNL; pdf aanwezig op PcN.]

Jrg. 24, nr. 8/9, augustus/september 1976
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 24, nr. 10, oktober 1976

• Wijnand Steemers: Kosmografie. (7)
• Frits Dalenoord: Kamers voor Klee. (20)
• Henriëtte Roland Holst: In memoriam, I t/m IV. (62-69) [Gedicht na de fusillering van Henk Sneevliet.]
• Rien Vroegindewey: Maatstaf. (79)

Jrg. 24, nr. 11, november 1976

• Tymen Trolsky: Op een tijgervel (12), Spijt (12),
• Jacques Waterman: De electriciens. (54-56)

Jrg. 24, nr. 12, december 1976

• Frits Dalenoord: Mystères de Paris (28), Middeleeuwen (29), Tropische morgen (29).
• Cees Nooteboom: Tijdgenoten, I en II (56-58), Portret (58), Slot (58-59).
• Kees Winkler: Poes Eefje weg. (82)
• E.B. de Bruyn: Een ziektegeschiedenis. De gedichten van Karel E. van Reym [= E.B. de Bruyn] (83-88).

Jrg. 25, nr. 1, januari 1977
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 25, nr. 2, februari 1977

• R.A. Basart: De doorreis, 1 en 2. (15)
• Th.A. Sontrop: Vluchtig. (37)
• Rob Schouten: Gevolg van adelschemering (47), Enkapsis (47), Wat heet idylle (48), Wereldvrede (48), Sonnetto fasso per la notte di natale (49).

Jrg. 25, nr. 3, maart 1977

• W. van Dooren, negen gedichten uit de bundel ‘Witte Nachten’: I. Ze kon soms haar rug naar me keren – II. Nu je in het donker je zwijgen verbreekt – III. Ofschoon de dag al was begonnen, bleven we – IV. Het was reeds ver in de ochtend toen zij – V. Omdat er nergens mensen waren dan zij alleen – VI. Zo lang geleden hadden wij elkaar bekeken – VII. De rug van dit houten hobbelpaard – VIII. Moest hij dan van iemand houden – IX. In deze vervallen oude tuin met zijn grijze bomen. (20-23)
• Jacques den Haan: In de marge. Adriaan Roland Holst P.P.C. (80-88) [Proza, persoonlijke herinneringen.]

Jrg. 25, nr. 4, april 1977

• Martha Petersen: Omgekeerd onweer. (23)
• J. Eijkelboom: De kleine komedie: 1. Inferno – 2. Purgatorio – 3. Paradiso. (43-45)
• Karel E. van Reym [= E.B. de Bruyn]: Kindsheid. (67-69)

Jrg. 25, nr. 5/6, mei/juni 1977

• Frits Dalenoord: Klassieke lanen. Miniroman in negen sonnetten. [eerste regels:] I. Niets isoleerde beter van de rauwe straten – II. En wie was zij in deze wijdvertakte tuinen? – III. Wat schonk haar het gymnasium? Merkwaardig vele – IV. 's Avonds bezocht ik haar. In volgestroomde vennen – V. Kon dit zo verdergaan? Had Venus niet geboden – VI. De winter kwam. Jachtsneeuw hield ons omsloten – VII. Slapende hoge varens. Bronzen avonduren. – VIII.
• De maan lichtte de struiken door. Ginds lag – IX. Langzaam ben ik ontwaakt. Het was wat later. (35-39)
• Jaap Harten: Ondergoed in de achtertuin (116), Kinderboerderij (117), Duits dienstmeisje doet de deur dicht (118), Very camp (119), IJdel gedicht - tès La Haye (120), Ich werde bei dir pennen (121).
• Wijnand Steemers: De afdaling van de roem (126), After shave (127).

Jrg. 25, nr. 7, juli 1977

• J. Eijkelboom: Bankastraat (11-12), Wijnhaven (13).
• Rob Schouten: Een dagje aan zee (39), Toevallig wel (40), All prick and no pense (41), De gatlikker (42).
• Andreas Oosthoek: St Ouen. (52)
• E.B. de Bruyn: De pater, het geloof, de dominee en de vrijheid. (53) [Proza, herinneringen, met weergaven van De Bruyns gedicht ‘Men fnuikt uw werken en uw woord, dat groeit’.]

Jrg. 25, nr. 8/9, augustus/september 1977

• Rob Schouten: Oom Tom (58), All fishing is quite useless (58-59), I quattro stagioni (59), In het zicht van de haven (59).
• Boudewijn Maria Ignatius Büch: Rijmen op het ongestelde kind: ‘Il fantasma ne separa!’ (Donizetti: Lucia di Lammermoor) – ‘The dreams of the nighttime will vanish by dawn’ (Mick Jagger) – ‘Kennst du das Land, wo die Zitronen blühn, (...) kennst du es wohl?’ (J.W. von Goethe: Mignon) – Tractatus de intellectus emendatione (Benedictus de Spinoza). (93-96)
• Wijnand Steemers: Maaltijd. (97)
• Karel E. van Reym [= E.B. de Bruyn]: Problemen, I t/m XII. (98-103)

Jrg. 25, nr. 10, oktober 1977

• F.G. Dalenoord: Nachtgezichten, I en II. (35-38)
• Rob Schouten: Ik dus (48), Wat mij overkwam, I en II (49), Majesteit (50), Vroeger (50).
• J. Eijkelboom: Gedragen kleding, 1 t/m 3 (74-75), Gered (76).

Jrg. 25, nr. 11, november 1977

• Jacques Waterman: De mens aan het werk, vier beroepen: De beambte – De filosoof – Neuroloog – De dichter. (7-8)
• C. Buddingh: Sonnetten: Dijken I en II (53-54), In memoriam Chris Mitzer, I t/m III (55).

Jrg. 25, nr. 12, december 1977

• Gerrit Komrij: De hiëroglyfen. Bij een aquarel van Peter Vos. (16+25)
• Mensje van Keulen: Leed, I t/m III. (34-36)
• Rob Schouten: Epiek (47), Het staat vandaag nog te bezien (op lichtzinnige doch zwaarmoedige toon) (48), [eerste regel:] Nu dicht ik wel maar net zo lief speel ik piano (49), Stand hier die poesie pate (49), Met het oog op de nacht (50), Kreutzersonnet (50).
• N.G. Noorderhaven [eerste regels:] I. Hij had zich stevig afgesloten – II. De kou is verzacht, nu eenmaal. (61)
• Jan Kal: Zeven vroege Marina-gedichten. (70-73)
• Cornelis van den Heijkant [eerste twee regels:] de meester / drinkt thee. (82)

Jrg. 26, nr. 1, januari 1978

• Rob van Olm [eerste regel:] Stil is het water. (35)
• C. Buddingh’: Bij een uitspraak van Rimbaud (52), Kleine ode aan Adwaita (53).
• Peter van Zonneveld: Delphi (68), Nauplion (68).
• Horvath Tamas: Onze Hongaarse medewerkster. [Vertaling van een interview met dichteres-vertaalster Erika Dedinszky, gepubliceerd in het tijdschrift Uj. Tükör (Nieuwe Spiegel) van 25 september. (74-76)

Jrg. 26, nr. 2, februari 1978

• C. Buddingh’: Het lied van de twee zielen. (38-39)
• Alfred Kossmann: Orakel, 1 en 2 (60), Rotterdam 1952 (61), De oude man (62), I remember Louis (63).
• Adrie van Griensven: Wandtapijt, brede, privilege. (84)

Jrg. 26, nr. 3, maart 1978

• Cees Nooteboom: Monologen: Zij:/Hij: (34), Passage met aanwezigen (35), Dat waren tijden (36).

Jrg. 26, nr. 4, april 1978

• J.B. Charles: Joan Marie en Janet Ann (46-47), Het gras (48), Terracotta (49).
• Hilbert Kuik: De dag dat. (50)
• F.G. Dalenoord: Missa brevis (73), Kyrië (74), Offertorium (75)

Jrg. 26, nr. 5/6, mei/juni 1978

• Eva Gerlach [eerste regel:] Vaak liep ik over het kerkhof, dik, alleen (13), ’t Was oma Jo die mij van God vertelde (14), Bevrijdingsdag. Ik zat in de dakgoot (15), Een foto uit mijn moeders album. Zij (16), Vannacht reed je de kamer in, je droeg (17).
• J.B. Charles: Heiligheid. (23)
• Hans Warren: De vondst in het wrak, I. Athene, 450 v. Chr. (48), II. Tarquinia, 425 v. Chr. (48), III. Rome, 1795 (49), IV. Scilly-eilanden, 1977 (49), Brief (50), In Vlissingen (51), [eerste regel:] Vanmiddag, lezend in Kaváfis' verzen (52), [eerste regel:] De vleugelslag van een duif (53).
• Rob Schouten: Vier dagdromen: Zondagskind (54), Zelf wichelaar (55), Pythia (56), Dag van Olim (57).
• H.H. Polzer: Voor eersteklas rijm / moet 't John Buydens zijn. (81-90) [Over rijm, aan de hand van besprekingen van enkele rijmwoordenboeken.]

Jrg. 26, nr. 7, juli 1978

• Boudewijn Büch, sonnetten: O misera ed orribel visione! (Francesco Petrarca) (10), Imagination, mistress of my love! (Samuel Taylor Coleridge) (11), Much have I travell'd in the realms of gold (John Keats) (12), El niño busca su voz (Federico García Lorca) (13), Piet Paaltjens revised (14).
• H.C. ten Berge: Een haiku. (21)
• Eva Gerlach: Album: 1. Familie (27), 2. Sorremorre (28), 3. Trouwfoto (29), 4. Bij moeder (30), 5. Nadagen (31).
• J.B. Charles: Als ik als auto was geboren. (74)
• Hans van Pinxteren [eerste regel:] onze hersenen. (79-80)

Jrg. 26, nr. 8/9, augustus/september 1978

• C. Buddingh’: Ik heb er nog een foto van (10), Bij de dood van Kors Monster (11), Ook zo vlug weg (11), Miniatuurtje (12).
• Jan Kal: De sterveling, zijn dagen zijn als gras: Het houdt op met zachtjes regenen (19), Gesproken brief van moeder Holley (20), Gesproken brief van vader Holley (20), Voor Remmelt (21), Han Boswinkel (21), De zwarte bladzij (22), De grafsteen (23).
• Hans Warren: De oude dichter (98), De wielrenner (99), Voor M. (100).

Jrg. 26, nr. 10, oktober 1978

• Eva Gerlach: Ontferm U onzer (10), Pat Bilon in Photo (11), 's Zomers buiten (12), Matrozenlied (13), Freeze frame (14), Camera work (15), [eerste regel:] Een tuin aan de rivier. Tussen de bomen (16), [eerste regel:] Je zit onder de schemerlamp, de muggen (17), [eerste regel:] Door vijftig vensters ziet het naar buiten uit (18), De onrust in haar huis (19), Closed circuit (20).
• Harry G.M. Prick: Boudewijn Maria, Ignatius Büch: dichter door het lied omringd. (21-29) [Over het dichtwerk van Büch.]
• C. Buddingh’: Vuur (62), Eens (63), Egel (64). De dag dat ik socialist werd (65), Timmerles (66), Treinen I (67), Treinen II (67).

Jrg. 26, nr. 11, november 1978

• J. Eijkelboom: Drinkliederen: Moeilijk moment (9), Koning Alcohol (10), Terug (11).
• Eva Gerlach: Voor het zwermen (19), De schommel (20), Schoonspringen (21), Zusters (22), Tuin (23).
• Piet van Sabben: Soms door een geur. (74)

Jrg. 26, nr. 12, december 1978

• J.B. Charles: Ik zag een christen op de fiets (19), Zelfportret (20), Dichten (21), Maanziek (21), Leven en dood in Cis-Jordanië (22), Nijinski (23), Met niets beginnen (24).

Jrg. 27, nr. 1, januari 1979

• Theodor Holman: Mijn neefje (14), Broer (15), Mijn oom (16).
• Hanns Mulder [eerste regel:] weide. (25)
• Rob Schouten: Boerenvree (16), Adventist (29).
• Rien Vroegindeweij: Encore Paris, I t/m III. (59-61)
• E.B. de Bruyn: Op J.B. Charles. (77)

Jrg. 27, nr. 2, februari 1979

• E.B. de Bruyn: De leestekens. Een anagogische verhandeling. (21-30) [Gedicht]
• Slachters Keesje [= Dirkje Kuik]: Aan mijn vader. (31)

Jrg. 27, nr. 3, maart 1979

• Ed Leeflang: Rouaan (9), Versnelling (10), Naar Schouwen-Duivenland (11), Gedrag (12), Droom (13), 1937 (14).
• Gerrit Komrij: Arlequino's Ei. (20-23)
• Eva Gerlach [eerste regels:] De wasvrouw droeg een vilthoed onder het strijken (41), Vrijdags moest ik haar helpen met de kreeften (42), Soms neemt hij je voor je gezondheid mee (43), Je liep in het donker langs de sloot, een dreg (44), Hij zit in groot tenue op het bankstel (45).
• William D. Kuik: Concept voor een detective (54), De vrede van Tilsit (55), Het oude verbond (56), Vraag en aanbod (57), Fanny bij gaslicht - tweegesprek (58).

Jrg. 27, nr. 4, april 1979

• L.P. Boon: Drie gedichten van een stilaan oudwordend man: 1. Zo zal ik dan worden (10), 2. Vandaag bij je graf, lieve paps (11), 3. Het brilletje van oma (12); Bos bij nacht. Vier gedichten bij de dood van mijn broer: 1. Vallen van de avond (13), 2. Volkomen duister is nu het bos (14). Op het pad in het nachtduistere bos (15), 4. Stilte in het donkere bos (16).
• Hans Ester: De poëtische neerslag van de Anglo-Boerenoorlog 1899-1902. (17-33) [Essay, met weergave van de gedichten: Anoniem: Oorlogskans (27-28), Willem Kloos: Zuid-Afrika (29), Louwrens Penning: Generaal Jan Kock (29-30)
• F.L. Bastet: De zwemmer. Veertien gedichten: Met hem alleen – Terug – Dingen – E. – Donar – Winter – Lopen – Index – Ondergrond – Dagtaak – Mondriaan – December – Eind – Voorjaar. (41-47)
• Henk R. Dilling: Maat 47. (63)

Jrg. 27, nr. 5/6, mei/juni 1979

• Ed. Leeflang: Ter herinnering aan Nieske Doff: I. Overtoom (11) – II. Litteken (12) – III. Botshol (13), Dood van een nacht (14), Stilleven (15), Moederkoek (16).
• F.G. Dalenoord: Apotheose. (53)
• Astère Michel Dhondt: De brieven van de soldaat aan de oningewijde lezer. (54-62)
• E.B. de Bruyn: Havenpraat. (63-64).
• Boudewijn Maria Ignatius Büch: Le Château (Nohant-sur-Indre). (111-112)

Jrg. 27, nr. 7, juli 1979

• F.G. Dalenoord: L' art pour l' art (7-8), Overgangsjaren (9), Milieu (10), De schilder (11), Het feit (12), Autarkie (13), Frühromantik (14).
• Hans Barendregt: Dieren aan de stadsrand (52), De leraar en de leerling (53), De kruising (54).

Jrg. 27, nr. 8/9, augustus/september 1979

• Ed Leeflang: Langskomen (14), Keuze (15), Over de helft (16), Na je ziekte (17), De hazen (18), Kuifeenden (19), Een echtpaar (20) [te weten: Leo en Tineke Vroman], Gorter (21), Stilte (22), 1945 (23), Natuur (24), Oudheidkunde (25).
• Petrus Hoosemans: ‘G. Reve’. Een herinnering. (92-95) [Gedicht]
• Harry Mesterom: Kameel. (103)
• Rob Schouten: Ik heb mijn wagen volgeladen (104), Valse triste (105), Kreutzersonate (106), Gezangen zions (107).

Jrg. 27, nr. 10, oktober 1979

• Peter Kouwenberg: Mozaïek. (54)

Jrg. 27, nr. 11, november 1979

• Ed Leeflang, vijf najaarsgedichten [eerste regels:] Veel zal ik weer moeten wegdenken (13) – Ook in de oorlogen was het herfst (14) – Een oude zee-den met veel witte ellebogen (15) – Wrok, vraatzucht en ontoereikende moed (16) – Er komt schuim op de lippen van de nacht (17), Zwaarteloos (18), Afkomst (19).

Jrg. 27, nr. 12, december 1979

• Dirkje Kuik: Metamorfose (8), De vrouw spreekt (9), Ster (10).
• J.B. Charles: De blauwe stoel (19), Geboorte (20).
• Rien Vroegindeweij: Blues voor een Turks café (29), Boymans (30), Bezoek (31).
• Gerrit Komrij: De monumenten. (32) Gedichten bij grafisch werk van Leo Hofman. (33+41-45)
• Max Schuchart: Tempus fugit. (64)
• Willem Bijsterbosch: Demi-monde de La Haye. On Gay Liberation-Day 30 June (73), Kunstenaar (74), Hôtel des invalides, Paris (75), Ontmoeting tijdens een storm (76).

Jrg. 28, nr. 1, januari 1980

• C. de Ruiter: Torren of vlinders? (62) [Bespreking van het dichtwerk van Karel Bralleput / Simon Carmiggelt. Met weergave van diens gedichten ‘De moordenaar’, ‘De dronkaard’, ‘Femme d'artiste’.]

Jrg. 28, nr. 2, februari 1980

• J. Eijkelboom: Wolwevershaven, 1 t/m 5. (24-26)
• Hans Barendregt: De identiteit van Achterbergs geliefde. (27-32)
• D. Hillenius: Boris (33), Fantoom (33), Mechaniek (34-35), Geluk (35-36), Afstand (36), Falsifieerbaar (37).
• C. Buddingh’: Verzen van een Dordtse Chinees: Herfst met kastanjes (85), Zo'n twintig seconden (86), In het lantarenlicht (87), Bij jou (88), Ik, oude Chinese boer (89), Ochtendwandeling (90), 1933/1979 (91), Als jongen (92), Met vrouw en zonen (93), Samen (94), Vannacht droomde ik (95), Steeds vaker, steeds minder (96), Geloof mij (97), Kootje (98), Indian Summer (99), Spit (100).

Jrg. 28, nr. 3, maart 1980

• Rien Vroegindeweij: Jaloezie (15-16), Vader (17), Uitzicht (18), Straat (19), Vers (20).
• Jan S. Dijkema: Puntdicht. (51)
• René Hamers: Maaskreeft. (52)
• Bernard Roder: Uitgedroomd. (60)

Jrg. 28, nr. 4, april 1980

• Rob Schouten: Otia regalia (12), Koningin van de nacht (13), Geen adventist (14), De heengaande nar (16).
• E.B. de Bruyn: Vertalers naschrift. (58) [Gedicht]

Jrg. 28, nr. 5/6, mei/juni 1980

• C. Buddingh’: Ode aan Louis Paul Boon. (77-79)
• Bernard Kemp: De kleine Eva Nymphet & heilig bruidje. Een onderzoek naar de thematische lagen van Boons gedicht. (131-141)

Jrg. 28, nr. 7, juli 1980

• Ed Leeflang: De kamer (10), Een dag (11), Oppas (12), Na alle omslachtigheid (13), Bij Zijpe (14).
• Anton Korteweg: Jong talent (53), Den Haag Centraal (53), In de mist (54), Moeders (54).
• Hans Barendregt: De religieuze grondslag bij Gerrit Achterberg. (55-62)
• Maartje Luccioni: Het schegbeeld (65), Zoals een kind dat een korstje (65).
• Willem Bijsterbosch: Intensive care romance. (74)

Jrg. 28, nr. 8/9, augustus/september 1980

• Ed Leeflang: De sperwer (29), Eerste regel (30), Juni juni (31), Zoon (32), De u (32) [titel abusievelijk afgedrukt als ‘Deu’], Oise (33), Biotoop (34), Lees oden (35).
• Albert Helman: In de tuin (44), De vroedvrouw (45-46), Daar - toen, hier - nu (47), Ecce homo, ecce trias (48).
• Eli Scheen: Zonder eind (111), Tuintje (11), Lente (111-112), Ode (112), Communicatie (112), Dood (112), Wind (113), Ontmoeting (113), Einde (113), Herfst (113-114), Bezoek (114), Hommage (114), Gesprek (114-115), Scheet (115).
• Jan Kal: Liefdesjaar: Hartenstraat (123) – Levenskunst (124) – Zorgenkind (124) – Vaderhart (125) – Broederdienst (125) – Kermisklant (126) – Pennevrucht (126).
• Rob Schouten: Weltschmerz (134).
• J.P. Guépin: Het overwonnen land. Geschreven 30 april 1980, 's avonds (136), Twee liefdesgedichten (137).

Jrg. 28, nr. 10, oktober 1980

• Hans Barendregt: Avond thuis (26), De doolhof (26), Brug en tunnel (28), Regen (29), Vrome avond (30).
• Gerard Tonen, vijf gedichten: Jaargetijden (54), [eerste regel:] Op elk woord dwarrelt stof (55), Prop (56), Genie (57), Gieren (58).
• Harry G.M. Prick: Inslapen in Weimar. (70) [Over het gelijknamige gedicht van P.C. Boutens.]

Jrg. 28, nr. 11, november 1980

• Eva Gerlach: Jeugd (15), Blinde in de metro (16), Groot vlees (17), Incipit (18), 442ste nacht (19), Spiegelzaal (20).
• Albert Jan Govers: Een droom. (28)
• Boudewijn Maria Ignatius Büch, zeven lamenti: De zelfmoord van Paul Celan (49), Een vogelbegrafenis (50), De jongen op vakantie (51), Een zeemansgraf (52), Kerkhof te Vorden (53), Lente te Coevorden (54), Archeologie (55).

Jrg. 28, nr. 12, december 1980

• Ed Leeflang: De weel (17), Aardrijkskunde (18), Regen en wind (19), Geluk (20), De zuiging (21), Oorbellen (22), Het bos (23).

Jrg. 29, nr. 1, januari 1981
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 29, nr. 2, februari 1981

• Eva Gerlach: Middelaars (17), Onderzoek (18), Donker (19).
• Rob Schouten: Op een elektrische stoel (28), Elia op de Karmel (29), Papegaaienpark, Jardin des Plantes, Parijs (30), Cave adsum (31).
• Jan Kal: Bruiloftssloot: I. Halverwege (41) – II. Zure uren (42), III. Vreemde eilander (43) – IV. Vroege vorst (44), V. Er af (45).
• D. Hillenius [eerste regel:] Het streven is naar rust (64), Velikowsky had gelijk (65-66), Ongrijpbaar (67), [eerste regel:] Alles bestaat al voor het beleven (68), Interregnum (69), Velikowsky had geen gelijk (70).
• Hans Werkman: Protocol (72-73), Pijn (74), De regenboogforel (75), De straat (76), Tentamen (77).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van Heleen Hildering: Saaie gedichten voor huisvrouwen (81-82) / Adriaan Morriën: Avond in een tuin (82-83) / Herman de Coninck: Met een klank van hobo (83-84) / Judith Herzberg: Botshol (84-86).

Jrg. 29, nr. 3, maart 1981,

• Ed Leeflang: Botlopen (13), De schaatser (14).
• Benno Barnard: Brussel: Het huis (54) – The Secret Garden (55) – She (55) – Spleen (56); twee gedichten: Men leze – Wat ophield (57).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van C. Buddingh’: Verzen van een Dordtse Chinees (58-59) / Ida Gerhardt: Dolen en dromen (59-61) / J.B. Charles, De blauwe stoel (61-62, met weergave van de gedichten ‘Zielszorg’ en ‘Andersom’) / Klaas Vondeling: Het geheugen van de tijd.

Jrg. 29, nr. 4, april 1981

• Martin Veltman: Natuur (17), Zondaar (18), Vuurwerk (19), Neger (20).
• R. Basart: Zelf vader worden (53), Monologue mystique (54), Je oma (55).
• Rien Vroegindeweij: Haiku. (62)
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van Martin Veltman: De Zaken & De Dood, (64-65, met weergave van diens gedicht ‘Solitair’) / Thomas Rap: Villa / Willem Wilmink (sam.): De beste gedichten van J.H. Speenhoff (66-67).
• Rien Vroegindeweij: Nazare (68-69), Gevecht (70).

Jrg. 29, nr. 5, mei 1981

• Willem van Toorn: Geheugen. (7)
• Eva Gerlach: Prent (20), Jacht (21).
• Boudewijn Maria Ignatius Büch: A sonnet from one Portuguese. (47)
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van Martin Reints: waar ze komt daar is ze (48-49) / Gertrude Starink: De weg naar Egypte (49-53) / Drs. P en Paul Lemmens: Herenspraak (53-54, met weergave van het gedicht [eerste regel:] ‘De employé, voorop, in grijze pas’ van drs. P).
• C.P. Bakker [eerste regel:] Ik ben de dikke dame en ik doe (55), [eerste regel:] die naar het noorden gaan (56), Zomer (57), [eerste regel:] die kleine man (58), Het overlijden van sir Walter Scott (59).

Jrg. 29, nr. 6, juni 1981

• Jeroen Brouwers: Halbo C. Kool. Eén jaargetijde, in de hel. (1-12) [Bespreking van leven en dichtwerk van Kool.]
• W.J. van Zetten: Piggelmee (21), Vraag (58).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van H.C. ten Berge: Nieuwe gedichten (96-98, met weergave van diens ‘Slechtzittend gedicht’) / Willem Bijsterbosch: Motief onbekend (98-100) / Jan Kal, Assepoester (100-101) / Anton Korteweg (sam.): De dood. Een bloemlezing; Kees Fens (sam.) De stilte. Een bloemlezing (101-103).
• Cita Golterman: Prentbriefkaart. (104)

Jrg. 29, nr. 7, juli 1981

• Freddy de Vree: Fernand Khnopff (1858-1921), 1 t/m 10. (15-19)
• Rob Schouten: Middaghoogte te Laodicea (30), Sheherazade (30), Vooruitziende hond (31), Een schuilplaats (31).
• M. Wolfert: Marriage (75), Zadkine: monument for a devastated girl (76), [eerste regel:] Heb ik dat geschreven van die oranje rozen? (77), Vakantie in Luxemburg '79 (78).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van Lucebert: Oogsten in de Dwaaltuin (80-81) / Andreas Burnier: Na de laatste keer (81-83) / Patricia Lasoen: Landschap met roze hoed (83-84, met weergave van haar gedicht ‘Winters’) / Hans Faverey: Lichtval (84-86).
• Anton Korteweg: Naast jou. (87)
• J.B. Charles: Omzien naar profielen VIII. (89-93) [Hierin een bespreking van het gedicht ‘Beter laat dan nooit’ van Cécile van Vlijmen, met verbeteringsvoorstel (89-90), en het gedicht ‘Juffrouw Idastraat 7’ van Charles (93).]

Jrg. 29, nr. 8/9, augustus/september 1981

• Cees Nooteboom: Trinidad. (11)
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: over ‘de “verbeelding” als het meest wezenlijke element van poëzie’, aan de hand van besprekingen van S. Vestdijk: Een op de zeven / S. Vestdijk: Fabels met kleurkrijt / Elly de Waard: Furie / Ed Leeflang: Bewoond als ik ben. (112-117)

Jrg. 29, nr. 10, oktober 1981

• Jan Kal: Moed scheppen: Grazige weiden (19), Verder (20).
• Jean-Paul Franssens, zeven sonnetten: Mijn slager (50), Mijn bakkersvrouw (51), De koster (52), Antiek (53), Arbeidstherapie (54), Opa (55), Huize avondrood (56).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van Ellen Warmond: Ordening (114-115) / Bart Chabot: Popcorn (115-116, met weergave van Chabots gedicht ‘Eater’) / Luuk Gruwez: Een huis om dakloos in te zijn (116-118, met weergave van Gruwez’ gedicht ‘Tafereeltje’) / Karel Jonckheere: De overkant is hier (118-119) / Bert Popelier: De hofnar spreekt (119-120).

Jrg. 29, nr. 11/12, november/december 1981,

• Jan Kal: Jeugdzonden (51), Antoinette (52), Marion (53), Marina (54), Adrienne (55).
• Hugo Pos: Passer mortuus est. (91)
• Benno Barnard: Faust (100), Ik droom (101).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van J. van Tooren: Oogwenken (102-103) / G.J. Resink: Transcultureel (104-105, met weergave van diens gedicht ‘Avonden’) / Leo Vroman: Het verdoemd carillon (105-108).
• Peter de Boer: Sur place. (Naar Ernst Barlach, Fröhliches Einbein, brons, 1934/35) (109), Idealentwurf der Vereinigung des Getrennten (110).
• Wim Brands: Dorpsgek (111), Een nieuwe zondvloed (112).
• K. Schreuder: Hoefbeslag. (113)
• Joke Koornstra [eerste regel:] Dat iemand nog een keer me zou bestrelen. (114)

Laatst bijgewerkt op 22 februari 2022

Meer informatie

Jrg. 1 t/m jrg. 36 (1953-1988) en jrg. 38 t/m 41 (1990-1993) aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), met uitzondering van afzonderlijke bijdragen die vanwege auteursrechten niet getoond kunnen worden.

Jaargang 37 is compleet aanwezig op het PcN.

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880 - DEEL 5

Jrg. 30, nr. 1, 1982

• Eva Gerlach: Tekenles (7), Dagtocht (7), Tekening: fietser (8).
• Rob Schouten: Op de reede van Bantam (17), Huiswaarts (18), Verregend dagje (18).
• Anton Ent: advertentie (43), wie zaagt heeft schuld (44), een slechte boom (45), aardgrijs (46), mijn ilse zingt (47).
• Boudewijn Büch: Lone some - zeven aanroepingen in androgynie, 1 t/m 7. (62-68)
• Rob Schouten: rubriek ‘Ceterum censeo’ besprekingen van Benno Barnard: Een engel van Rossetti (80-82) / Marcel Koopman: Binnenzee buitengaats (82-84) / Toon Tellegen: De aanzet tot een web (84-85, met weergave van Tellegens gedicht ‘De vaas’) / Oda Blinder: Verzamelde stilte (86), voorafgegaan door Schoutens treurnis over de impasse waarin de Nederlandse poëzie lijkt te verkeren.

Jrg. 30, nr. 2, 1982

• D. Hillenius [eerste regel:] elk ding is de som van zijn antwoorden (25), [eerste regel:] dit is het eind van mijn gebied (25), Anthozoon (26), [eerste regel:] ik hoor de wind boven de hoge bomen (26).
• J.B. Charles: Turner Court (41-42), Goede raad aan een bedroefde (43), Le chapeau de paille. Voor Jan Wolkers (44), Pinkstergras (45), Het landschap van een ander. Voor Koos Schuur (46), Hoe lang zullen zij vrienden blijven (47).
• Rob Schouten: rubriek ‘Ceterum censeo’ besprekingen van Nic van Bruggen: Place des Vosges (95-98) / Leonard Nolens: Hommage (98-100) / Clara Haesaert: Medeplichtig (100-101), met weergave van (fragmenten van) hun gedichten, en voorafgegaan door een vergelijking van de Vlaamse poëzie met de Nederlandse.

Jrg. 30, nr. 3, 1982

• August Willemsen: Herman van den Bergh: waar háált hij het vandaan. Dossier van een literaire kleptomaan heropend. (1-13) [Over nieuwe gevallen van plagiaat door Van den Bergh.]
• Eva Gerlach: Vocabulair (14), Linie (15), Foto (16).
• Cornelis Maria van de Heijkant: Willem Arntszhuis te Utrecht (Jan Arends gedenkend) (55), (Voor Zinnia) (56), Klare wijn (57), Droomleven (58), Gezicht (59).
• Peter van den Hazel: De stoel. (60)
• Albert Helman: Instrumentarium, 1 en 2. (76-77)
• Pieter A. Kuyk: Wintergedichten: Geborgen (85), Winters (85).
• Rob Schouten: rubriek ‘Ceterum censeo’ besprekingen van Willem van Toorn: Het landleven (86-89, met weergave van diens gedicht ‘Paolo Uccello, De slag bij San Romano’ / C.O. Jellema: De schaar van het vergeten (89-91, met weergave van Jellema’s gedichten ‘Voorjaar’ en ‘Nienstedten’) / Theo van Baaren: Een wereld van as (91-92, met weergaven van diens gedichten [eerste regel:] ‘Een jong skeletje nog maar half bekomen’, [eerste regel:] ‘De kolen vervallen tot as’, [eerste regel:] ‘Waar geen brug is en geen veerman. Enkel water.’, ‘Klein leerdicht’, ‘Ik hoorde 't geschreeuw van een paard in het vuur en’ en ‘Ik zal de nagels aan mijn doodkist’).

Jrg. 30, nr. 4, 1982

• Ad Zuiderent: Terugreis naar het begin van de dag. (28)
• Rob Schouten: De Arabier. (29)
• Dana Hokke: Gelegenheid (44), Lakonieke Leda (45)
• Rob Schouten: rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van Wiel Kusters: Hoofden (100-102) / Martin Veltman: Spiegelgevecht (102-103) / Leo Vroman: Liefde, sterk vergroot (103-105) / Wijnand Steemers: Droomfabriek (105-106), met weergave van (fragmenten van) hun gedichten.
• W.J. Aleksander: Papa wacht op ons (107-108), Afstand (109), Begrafenis (110).

Jrg. 30, nr. 5, 1982

• Jan Kal: Spuit elf (47), Baas boven baas (48), Eerste Egelantiersdwarsstraat 5 (49), Verzen bouwen (50), Otto e mezzo (51).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Dana Hokke: Gebroken wit (53-54 , met weergave van haar gedicht ‘Holten’) / Rabin Gangadin: Een zeldzame kamer (53-56, met weergave van zijn gedicht [eerste regel:] ‘Ik verlang naar een vernietiging’ / Gerrit Komrij: De os op de klokketoren (53-58, met weergave van zijn gedicht ‘Tabulata scalata’/ Gerrit Komrij: Gesloten circuit (58-59, met weergave van (fragmenten van) zijn gedichten).

Jrg. 30, nr. 6, 1982

• Paul van Capelleveen: Dodenpark. (28) [Over het gelijknamige gedicht van Gerrit Komrij.]
• Wim Brands: Nabij Sakkara (44), Het begin van de zomer (45).
• A.M.J. de Keyser: Dwaalgast (74), Afscheid (75).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Rutger Kopland: Dit uitzicht (84-85 / Kees Winkler: Vers uit de veren (85-87, met weergave van zijn gedicht ‘Beterschap’/ Albert Helman: Semi-finale (87-88, met weergave van zijn gedicht ‘Au rebours’ / Dirk Kroon: Vijf tijdkringen (88-90, met weergave van zijn gedicht ‘De bui van Euripides’).
• P. Kralt: De dichter, zijn geliefde en zijn muze. (94) [Opstel over de liefdesidee bij Kloos, vertrekkend vanuit diens gedichten ‘Madonna’ en ‘Moisa’. Zie ook het vervolgartikel in Maatstaf, jrg. 34, nr. 1, januari 1986.]

Jrg. 30, nr. 7, 1982

• Eva Gerlach: 7:00 (17), Brief (18), Seizoen (19).
• Ed Leeflang: Op Pennewips plek: Steeds is er wel een smal, ongelovig gezicht – Ze wil ze liever opsluiten en vergeten – Overal om hem heen zijn ze – Ze is zo groot, zo warm, zo zonnig – Jeremia zonder de profetenblik – In kramp is zij verstard, een zieneres – Hij is nieuwsgierig naar de richting – Ze heeft bedacht dat ze bij pirola – De klas is kaal, de paar tekeningen – Soms moet het werkelijk stil zijn – Hij is prins, hij wil geen onderdanen – Zij is geduldig als de najaarsregen. (43-54)
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Boudewijn Büch: Dood kind (73-75) / Freddy de Vree: Moravagine of de vervloeking (75-77), met weergave van (fragmenten van) hun gedichten.

Jrg. 30, nr. 8/9, 1982

• Rob Schouten: De unie van Hilversum – à la Fabels met kleurkrijt van S. Vestdijk (45), Toekomstplannen (46), Eine kleine Nachtmusik (47), Facile princeps (48).
• Boudewijn Büch: Neniae, I t/m V. (79-83)
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Sjoerd Kuyper: Ratten & flamingo's (103-104) / Lloyd Haft: Ikonen bij daglicht (104-106) / Jopie Breemer: De groote beer in 't luchtruim (108), met weergave van (fragmenten van) hun gedichten.

Jrg. 30, nr. 10, 1982

• Herman de Coninck [eerste regel:] Je slaapt al. Er hoeft niks meer gezegd (16), [eerste regel:] Ik had gehoopt dat het zonder herfst kon (17), [eerste regel:] Wat houdt je tegen? Dat het grootspraak is (18), Bezoek (19), [eerste regel:] ‘Weilanden hebben avond,’ zegt Achterberg (20), L.V. (21), [eerste regel:] Eerste maartse zondag, prettige overbevolking (22), [eerste regel:] Voorjaar. Improvisatie. Peren (23).
• Anton Ent: De hoed van Kierkegaard: I. De uitnodiging (31) – II. Het verzoek (32) – III. Het jammer (33) – IV. Verder uitstel (34) – V. Hoe hard is de zachtaardigheid (35) – VI. Een vieze streek (36) – VII. De vraag (37) – VIII. Op de duikplank (38) – IX. Dichter dan jij (39).
• C.P. Bakker: Weemoed aan de Hembrug. (98)
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van D. Hillenius: De onrust bewaren (99-101, met onder andere weergave van diens gedichten [eerste regel:] ‘Grote vergelijkingen als troost’ en ‘De martelaar’) / Jean-Paul Franssens: Lilis (101-103) / Rien Vroegindeweij: Statig landschap achter glas (103-104, met onder andere weergave van diens gedicht ‘Uitzicht’).

Jrg. 30, nr. 11/12, 1982
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 31, nr. 1, 1983

• Peter de Boer: Het sprookje van de geboorte. (51)
• J.H.W. Veenstra: Du Perrons Indische leerjaren. (52-63) [Met weergave van het jeugdgedicht ‘Ze is blond gelijk het koren’.]
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Hans Tentije: Nachtwit (74-76, met weergave van diens gedichten ‘Deze weg’ en ‘Gevoeligheid’) / Harry Mulisch: Opus Gran (76-78, met weergave van diens gedichten [eerste regel:] ‘De struiken schuilen in de struiken, en nu waait’ en ‘Zeer rijke getijden’) / Manuel Kneepkens: Oorlogsprins (78-80, met weergave van zijn gedichten ‘Den Haag Vandaag’ en ‘Zoon van Atreus’) / Helen Knopper: Tot aan de sprong (80-81, met weergave van haar gedicht [eerste regel:] ‘Even voorbij de laatste slaap en het begint’).
• C. Markesteijn: Van harte. (81)

Jrg. 31, nr. 2, 1983

• Jeroen Brouwers: Het gebied van de stilte. (Over Nederlandstalige schrijvers-zelfmoordenaars en hun postume roem). (1-9) [Onder anderen over de dichters Halbo C. Kool, Jan Emmens, Jan Arends, Jotie T'Hooft, en Frans Babylon.]
• Eva Gerlach: Vrouwenkliniek, 1 t/m 4. (10-13)
• Benno Barnard: Zwerver. (Naar motieven van Dolf Zwerver), 1 t/m 4. (22-24)
• Lenze L. Bouwers: rondeel, [eerste regel:] om zeven uur wacht haar het diepste diep (30), rondeel, [eerste regel:] nu winkelen in open paradijs (31).
• Victor Vroomkoning [eerste regels:] Ik kan niet meer (58), Mijn ogen, vraagt ze (59).
• H.G. Liebentrau: Twee overlevenden buiten de Vrijstaat, I en II. (60-61)
• Koos Geerds: Bedevaart, I t/m V (62-63), Lichtmis (64), Bedeling (64), Doek (64).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Bart Chabot: Captain America (65-66, met weergave van diens gedicht ‘Pleasure Head’) / Paul Schaepman: De ballade van de wegpiraat (66-67) / J.B. Charles: Turner Court (67-69, met weergave van Charles’ gedichten ‘Aan de schrijvers’ en ‘De boom’) / Piet-Hein Houben: Sirene (69-70, met weergave van Houbens gedicht ‘Toetsen’).
• Paul van Capelleveen: Rayon: Expositie (71), Impuls (72), Ontmoeting (73), Terras (74), Landhuis (75), Bioscoop (76), Faun (77).

Jrg. 31, nr. 3, 1983

• F.L. Bastet: Al die verloren paradijzen ... (1) [Hierin het gedicht ‘Sonnet (Incantatie, van een stervenden Genius)’, p. 3-4.]
• René Beckers: Noodzaak van u schooiers te bekruipen (21), Rijnsburger archieven (22), Thorndijk (23).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Rein Bloem: Van de aarde (72-74, met weergave van diens gedichten ‘Het aanbreken’ en ‘Don Quichotte’) / Gerrit Kouwenaar: Het blindst van de vlek (74-76, met weergave van diens gedichten ‘uitzicht’, ‘tijden’ en ‘nadat hij’) / Ed Leeflang: Op Pennewips plek (76-78, met weergave van Leeflangs gedichten [eerste regel:] ‘Ze is zo groot, zo warm, zo zonnig’ en [eerste regel:] ‘Hoor Prediker. Over de dommen en gevatten’) / Jan Eijkelboom: De gouden man (78-79, met weergave van zijn gedicht [eerste regel:] ‘Water, hoe ordent men dat?’), het geheel voorafgegaan door een deel over het begrijpen van poëzie – en wat daarbij mis kan gaan.

Jrg. 31, nr. 4, 1983

• Anton Ent: Tien brieven van dove R. (8-17)
• Tom Lanoye: Gent-Wevelgem (37-38), Een sigarenwinkel in de Donkersteeg / Rue du Paradis (38), Woningnood (39).
• Theodor Holman: De tocht naar Indië, 1 t/m 5. (52-54)
• Rob Schouten, Oorlog van horen zeggen (64), Embarquement pour Cythère (65), Geweldige en sterke wind noch zachte koelte (66), Tot de wasknijper (66), Heda's roemers (66), Aan Babylons stromen (67), Rondeel, [eerste regel:] Van de geluiden buiten ga ik uit (67).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Lucebert: de moerasruiter uit het paradijs (68-70, met weergave van diens gedichten [eerste regels:] ‘alleen een solide aap drinkt’ en ‘de blijde schoonheid aan de beekkromme’) / Hans van de Waarsenburg: Avondlandschappen (70-72) / Cees Nooteboom: Aas (72-74, met weergave van de gedichten ‘Zee’ en [eerste regel:] ‘‘Hier’, kan de reiziger duizend keer zeggen tegen’).
• Gerard Verbart: Sonnetten voor een volgzaam meisje, I en II. (75-76)

Jrg. 31, nr. 5, 1983

• Benno Barnard: Interieur, 1 t/m 4 (28-29), Vanuit de ramen, 1 t/m 4 (30-31).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Toon Tellegen: Beroemde scherven (60-61, met weergave van diens gedichten ‘Er staat een rijtuig gereed op een binnenplaats’ en ‘In de lente’) / J. Bernlef: Alles teruggevonden / niets bewaard (61-64, met weergave van Bernlefs gedichten ‘Vriendinnen’ en ‘Kerkhof in Beerta’) / Anton Korteweg: Tussen twee stilten (64-66, met weergave van zijn gedichten ‘Sterven’ en ‘Piggelmee’).

Jrg. 31, nr. 6/7, 1983 – Poëzienummer

• Elf vragen aan achttien dichters en poëziecritici. (1)
• Met antwoorden van Benno Barnard, Huub Beurskens, Hugo Brems, Boudewijn Büch, Herman de Coninck, Tom van Deel, Jan G. Elburg, Jan Eijkelboom, J.P. Guépin, Jacques Hamelink, Dick Hillenius, Anton Korteweg, Jan Kuijper, L.Th. Lehmann, Willem van Toorn, Elly de Waard, Hans Warren en Ad Zuiderent. (2-35)
• Rob Schouten & Peter de Boer: Over de enquête. (37-43)
• Benno Barnard: Zij en ik, 1 t/m 4. (44-45)
• R.A. Basart: Jan kwam thuis. (46)
• Frédéric Bastet: Aegyptiaca: Saqqara – Avond – Grafvondst – Nijl – Aboe Simbel. (47-49)
• Arie van den Berg: Blijmoedig aan het graf te denken. Aria – Rondo. (51-52; niet in de DBNL, pdf aanwezig op het PcN.)
• Peter de Boer: Lees lang en gelukkig (52), Heerlen-Amsterdam Amstel (52).
• Boudewijn Büch: Vier sluitertijden: Licht – Ter aarde – Donker – Ter zee. (53-55)
• T. van Deel: Kouros (Naxos). (56)
• J.A. Deelder: En passant (57), George Johnson (57), Verdun (1) en Verdun (2) (58).
• Anton Ent: Assepoester Regina, I t/m VI. (59-63)
• J. Eijkelboom: Dorp in Noord-Frankrijk (64), A nos glorieux morts (65).
• Redbad Fokkema: De vrucht der verbeelding (66), Borg (66).
• Rabin Gangadin, uit ‘Tussen letter en geest’: 2. Het bierglas krimpt in in m'n houdgreep (67), 5. De romantische klanken van de piano (68), 6. Ik voel mij akelig en licht; haast naakt (68).
• Eva Gerlach: Dochter. (69-70)
• J.P. Guépin: Pastorale. (71-73)
• Jac. van Hattum: Ballade van de oude flikker (74-75), Napret (75-76), Streeljongen (76), Fellatio (77), Mijn moeder had het niet op hem (77-78), De amulet (78), De jongen (79), Glazenwassers (80), De jongen (80-81), Muntplein (81).
• Judith Herzberg: Dagrest. (82)
• D. Hillenius [eerste regel:] drama van het keren van de wind (83), [eerste regel:] men toonde mij de ziekte (83), [eerste regel:] het onderzoek vroeg (83), [eerste regel:] Ik zie hoe de vloed opkomt (84, Verkalking (84), [eerste regel:] Kijken is nooit neutraal (84), Harmonie (84), [eerste regel:] een tuin is meer dan er staat (85).
• Geert van Istendael: De iguanodons van Bernissart. Een Belgisch gedicht (fragment), I.2, I.5. I.6, III.11, III.17, III.19, Lof van België: V.20 – V.21 – V.22, VI.30, VI.32, VI.35. (86-92)
• Theodor Holman: Het gokpaleis, 1 t/m 3. (93-94)
• Jan Kal: Hollandse heersers en prinsen der pen: Foto van Floris (95) – De renaissance van P.C. Hooft (96) – Oranje Franje Beu (96) – Gerrit Komrij, onherstelbaar verbeterd (97).
• Anton Korteweg: Halfweg: Ballade (98) – Veertig (99) – Als tegels (99) – Jaren tachtig (100).
• Jan Kuijper: Genesis 25:30 (101), 1 Corinthiërs 10:12 (102).
• Tom Lanoye: Force de frappe (103), De naam van het beest (104), His master's voice (104-105), Ultimatum (105), Armada (106).
• Ed Leeflang: Een dichteres (107), Thuiskomst (107), Elegie (108), De egel (108).
• Harry Mulisch: Het museum, I t/m III. (109-111)
• K.L. Poll: Anna - een fragment (112-117)
• Cor van Rijn: Onderhand (118), Dreigement (118).
• Rob Schouten: Wesendoncks herdersuurtje (119), Uit de wereld (120), Leerling-profeet (120), Paris te Amsterdam (121), Legendarische ochtend (121).
• Willem van Toorn: In memoriam. (122)
• Martin Veltman: Voor P.L. (123), Voor L.K. (124), Aan A.S. (124-125), Aan W.P. (125).
• Hans Warren: In Alexandrië (126), In de blauwe moskee (126), Het beeld van polyester (126-128), De werkers (129), Verborgen kracht (130).
• Willem Wilmink: ’s Avonds laat (131), Wonderen der wereld (132), Oorlog (133).
• Kees Winkler: Sequens van de kanariepiet (134), Vrije val (134), Costa Blanca (135).
• Ad Zuiderent: Hervormingsdag (136), Communicerende vaten (137), Pleister op de wonde (137), René Magritte, le château des Pyrénées (138).
• Hans Werkman: Een koffer vol De Mérode. (140-141) [Over de vondst van het archief van De Mérode, en toelichting op de keuze van de volgende gedichten.]
• Willem de Mérode: Tireur de l'epine (142), Avondrust (143), Sonnet [eerste regel:] Ik heb met blind gebaar onder uw ramen (143), [eerste regel:] U beminnen is het leven minnen (144), Voor Reind (145), Lichte nacht (145), Entsagung (146), Ontmoeting (147).
• Fokke Plat & Ed Leeflang: Obe Postma. (149) [Schets van het Postma’s leven; bibliografische gegevens.]
• Obe Postma: De speelstal / De boartersstal (150), In het vroege voorjaar / Yn it iere foarjier (151), De omgeving van Amsterdam. Door Rembrandt getekend. / De omkriten fan Amsterdam fan Rembrandt tekene (152), Boerenhuis / Boerehus (153), Het huisje / It huske (154), Gemeenschap / Mienskip (155), Als ik word uitgedragen / As ik opdroegen wurd (156-157), uit ‘Getitelde kwatrijnen / Bineamde kwatrinen’: Zonde / Sûnde – Opengesneden / Iepensnein (157), Onaards gesprek / Unierdsk petear (158-159).  [Gedichten in het Fries, met vertaling naar het Nederlands.]

Jrg. 31, nr. 8, 1983

• Hans Warren: Fragmenten uit geheim dagboek (Deel III, 1949-1951). (1-8) [Met weergave van een pamflet met gedicht ‘Mannen van prinses Irene’, uitgereikt aan Nederlandse soldaten bij hun aankomst op Sumatra voor deelname aan de ‘politionele acties’.)
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Cees van Hoore: Groot Licht (48-50, met onder meer weergave van diens gedicht ‘Boven Rangoon’) / Robert Anker: Van het balkon (50-53, met onder meer weergave van zijn gedichten ‘Van het balkon’ en ‘Da capo’) / Wiel Kusters: Kwelrijm (53-54, met onder meer weergave van de gedichten ‘De komst van Luth & Co’ en ‘Nummer’).

Jrg. 31, nr. 9, 1983

• Marga Kool: Dodenbreestraat (24), Dat jaor (25), Mien kiend droomt (26). [Gedichten in het Drents.]
• Cornelis Maria van de Heijkant: Cellulair (55), Cellulair II (56), Zeeuws meisje twee (57), Eerste seance (58), L'amour à la main (59).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van Jos Kunst: Niemand blijft ooit zichzelf (60-62, met onder meer weergave van diens gedichten ‘Maieutiek’, ‘Wandering Ghost’, ‘Nature Morte’ en ‘Offerdier’) / Jules Deelder: Junkers 88 (62-64, met onder meer weergave van diens gedicht [eerste regel:] ‘Mannen gaan’) / Theo van Baaren: De steen vergat te bloeden (64-65, met onder meer weergave van het gedicht ‘Heb je de dood nog gezien?’).
• T. van Deel: bespreking van Rob Schouten: Carabas ontvlucht. (66-68, met onder meer weergave van zijn gedicht ‘Natuur’.)

Jrg. 31, nr. 10/11, 1983
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 31, nr. 12, 1983

• Hans Werkman: Willem de Mérode, Okke en Odo. (29-31) [Over de rol van Ekko Ubbens in het leven en het dichtwerk van De Mérode.]
• E.B. de Bruyn: Gezelle's gedicht ‘o Blomme’: een penibele exegese. (35-39)
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’: besprekingen van Willem Bijsterbosch: Alarmfase een (100-101, met onder meer weergave van diens gedicht ‘heden kijkdag’) / Peter Verstegen: Je vaart nog als een edelman (101-104, met onder meer weergave van zijn gedichten ‘Natuurlijke historie’ en ‘Leven 1’) / Anton Ent: De hoed van Kierkegaard (104-107, met weergave van de gedichten ‘Hoe hard is de zachtaardigheid’, ‘Misser’, ‘Reserve’ en [eerste regel:] ‘Hij roept mij maar ik hoor hem niet. Ik zie’) / Hugo Claus: Almanak (107).

Jrg. 32, nr. 1, 1983

• René Beckers: Herdenking. (47)
• Peter Coret [= Cees van der Pluijm]: De vlucht, I t/m III, ingeleid door Johan Polak. (77-80)
• Harry Pallemans: In de kelder. (87)
• Martin de Koning: De verborgen roman in ‘De hazen’. (88-96) [Te weten: in het debuut van Ed Leeflang: De hazen en andere gedichten. Met weergave van Leeflangs gedicht ‘De geestenbanner’.]

Jrg. 32, nr. 2, 1983

• Dana Hokke: Overlast (33), Gewaarwording (33), Zaliger (34), Plantsoen (34), Levenslust (34).
• Carl Friedman: David (45), Barak 38 (45), KZ (46), Misverstand (46), Mene tekel (47).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van J. Bernlef: Winterwegen (79-81, met weergave van de gedichten ‘Het komt’, ‘Schittering’ en ‘Hotelgast’) / H.C. ten Berge: Texaanse elegieën (81-83, met weergave van gedichtfragmenten) / W.J. van Wouten: Een groot wit volume (83-85) / Peter Nijmeijer: De sprong (85-86, met weergave van de gedichten ‘Moment na de pas op de plaats’ en ‘IJ’) / Hans Faverey: Zijden kettingen (86-88, met weergave van de gedichten [eerste regel:] ‘Zodra ik begin te gaan’ en [eerste regel:] ‘In een van die vooravonden’).

Jrg. 32, nr. 3, 1983

• Anton Ent: De wegen van Vreewijk, I t/m V. (13-15)
• G.C. Higginson: Waar het niet zozeer om ging (61), Uur van de wolf (61), Walküre (62), Kreeftenheul (62), Thijmgeur or airco, that's the question (63), Three bridges loop trail (63), Côte magnétique, Chartierville, Quebec (64), Vliegschema kolibri (64). [Is dit wel oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie? Er wordt geen eventuele vertaler vermeld en verdere gegevens over de auteur zijn vooralsnog niet te vinden.]
• Theo de Jong: Reest (71), De wreedste maand (72), Katten (72), Het wachten voorbij (73).
• Leonard Beuger: Claes de Vrieselaan (88), De koepel (88).
• Piet Gerbrandy: I. Verlangen (89), II. Gewicht (89), III. Papegaai (90), IV. [eerste regel:] Duikt stil als dood de zon (90), V. [eerste regel:] Waar verlangen sterft heet dood geluk (90).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen vanElly de Waard: Strofen (91-92) / C.O. Jellema: De toren van Snelson (92-94, met weergave van de sonnetten ‘Niet gek. Hij zag van alles om zich heen’ en ‘Omdat de wisseling der jaargetijden’) / Jan Kuijper: Bijbelplaatsen (94-97, met weergave van de gedichten [eerste regel:] ‘Zij had vandaag een knalrood jasje aan’, ‘Johannes 9:4’, en [eerste regel:] ‘Tot een volk, diep van spraak en zwaar van tong’).

Jrg. 32, nr. 4, 1983

• Cornelis Maria van de Heijkant [eerste regel:] Met Klaar op bezoek (12), Mortuarium Ignatiusstraat (13), Op de foto met twee zusjes (14).
• Ad Zuiderent: Van Steenhoven - claustrofobie (27), Van Steenhoven - ruimtevrees (28).
• René Beckers: Toegift (57), Intocht (58).
• Hans Barendrecht: Balans. (59)
• Aleid Holman: Bij mijn tante (60), Mijn broer (61).

Jrg. 32, nr. 5, 1983

• P. Kralt: Toeven bij Kloos. (15-24) [Over de visie van Kloos over waarachtig leven en waarachtige poëzie; over de muzikaliteit van zijn poëzie.]
• Herman de Coninck: Oostduinkerke, 1 en 2 (26-27), [eerste regel:] Nog altijd liggen na-knisperende rosse blaadjes (28), De late zon als een bruistablet (29), Zoals ik vroeger op een stilstaande fiets hele (30), Naar oude meesters: 1. Herfst – 2. [eerste regel:] Ik heb de hele wereld gezien (31).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Marcel Koopman: Drijfveren (60-62, met weergave van het gedicht ‘Verjaardagsspel’) / Geert van Istendael: De iguanodons van Bernissart (62-64, met weergave van onder meer het gedicht ‘En als de stad instort, blijven zij staan’) / Casper van den Berg: Nacht en mes (64-67, met weergave van de gedichten ‘Schizofreen gedierte’ en ‘Pen’) / Gust Gils: Een vingerknip (67-68, met weergave van het gedicht ‘Na de voordracht’).

Jrg. 32, nr. 6, 1983

• Mickey Walvisch: Superieur (40), Waan (41), Psychologie (41), Bagatel (42), Schadenfreude (42).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Huub Beurskens: Het vertrek (71-74, [eerste regel:] ‘maar toen ik niet inslapen kon omdat het menszijn’ [eerste regel:] ‘een hoogbejaarde dame op een terras’) / Jan Blokker: Kind (74-77, [eerste regel:] ‘Ik heb je voor het eerst gezien in de Laings Nek’) / Ad Zuiderent: Natuurlijk evenwicht (77-79, met weergave van de gedichten ‘Besluit’ en ‘Tuin der wetenschap’).

Jrg. 32, nr. 7/8, 1983
[Gbijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 32, nr. 9, 1983

• Eva Gerlach: Domicilie, 1 t/m 4. (14-15)
• Rob Schouten: In machina (27), Doordeweeks (29).
• Paul van Capelleveen: Mijn Engelse periode: Intrede (30), Buitenkant (31), Op de grens (31).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Ellen Warmond: Vragen stellen aan de stilte (41-43, met weergave van haar gedicht ‘Heen of weer’) / Leonard Nolens: Vertigo (43-46, met weergave van zijn gedicht ‘Manneke Pis’).

Jrg. 32, nr. 10, 1983

• Peter de Boer: Serrespinsels. (6)
• Willem Robert Reilingh: De dans (20), De avond (20), Trouw (21).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Sybren Polet: Taalfiguren 1 Taalfiguren 2 (74-75), / Peter Zonderland: Schaduwen (76-79), / Jacques Hamelink: Gemengde tijd (79-80, met weergave van het gedicht ‘Mol’).

Jrg. 32, nr. 11/12, 1983 – Gerrit Komrij-nummer

• Kees van Kooten: Zie Gerrit Komrij. (24)
• Johan Polak: Klassieke Caprices in Capriccio. (49) [Bespreking van de bundel ‘Capriccio’ van Gerrit Komrij.]
• Paul van Capelleveen: Van Venezia (via Venice) naar Venetië. (51-71, bespreking van de sonnettenreeks ‘De stenen van Venetië’ van Gerrit Komrij, met weergave van de sonnetten ‘II. Bleke roeier op weg naar de stad’, ‘III. Het labyrint’, ‘VI. De droom van een dorpsjongen’, ‘V. Lampionnen en guirlandes’, ‘VI. De stad’, ‘VII. De stank’, ‘VIII. In de nacht’ en ‘IX. Hutten en paleizen’.)
• Boudewijn Büch: Gerrit Komrij als bibliofiel. (91-94, hierin Büchs gedicht ‘Aan Gerrit Komrij’.)
• Paul van Capelleveen : De gedichten van Gerrit Komrij, een bibliografie. (125-198)

Jrg. 33, nr. 1, januari 1985

• Peter Coret [= Cees van der Pluijm]: Exodus (9), In het dal van Hinnom (10), De verlossing van het vers (10).
• Koos Geerds: Medusa (26), Harmonie (26).
• Herman Vernout: Reizen in de wereld van Slauerhoff. (51) [Over de vele reizen van Slauerhoff, met afbeeldingen van door hem verzonden ansichtkaarten, toepasselijke gedichtfragmenten, en met weergave van onder meer het gedicht ‘Complainte’.]
• Aleid Holman: Grote mensen (86), De zuster (86), Mijn tante (86), Mijn broer (86).
• Ares Koopman: Voor de school én voor het leven - Over Ed Leeflang, meester Pennewip en mr. K.L. Poll. (99-109) [Uitgebreide analyse van Leeflangs bundel ‘Op Pennewips plek’.]
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Marko Fondse: Herderstas (111-113, met weergave van Fondses gedicht ‘Bursa pastoris’) / Lloyd Haft: Brandende lisdodden (113-115, met weergave van de gedichten ‘Diapositief’ en ‘Zigeunerspies (Leidse Hout)’) / Eva Gerlach: Dochter (115-116, [eerste regel:] ‘Mijn kind laat mij met buitenlucht alleen’ en [eerste regel:] ‘Twee kinderen worden hier vergeleken’).

Jrg. 33, nr. 2, februari 1985

• Eva Gerlach, uit ‘De Uren’: 8.00 – 9.00 – 12.00 – 14.00 – 18.00 – 1.00 – 5.00 – 7.00. (11-13)
• Anton Kortweg: Plaatsen: Langs de Raephorst (31), Ons dorp (31), In Deventer (32), Best (32).
• Casper Markesteijn: Uitwijkplaats. (57)
• Esther Jansma: Spookschip. (58)

Jrg. 33, nr. 3, maart 1985

• Adriaan Morriën: Het onwaarschijnlijke uur (27), Onherbergzaamheid (27), La Gioconda (28), Speelkwartier (28), Sneeuwval (29), Waldeinsamkeit (29), Moeder en kind (29).
• Anton Ent: Keizerskroon (30), Nacht (30), Grootmoeder (31), Zijn naam (31), Onbegrip (32), Journaal (32).
• Thomas Graftdijk: Ik zou ophouden (44-45), Die middag lazen we niet verder. Inferno V, 138 (45-47).
• M.G. Liebentrau: Uit de laatste tijd: Séjour teriva, I t/m III. Voor Gerrit en Charles (58), Proeve van allergie, I t/m III. Voor Madeleen (59), Fermate - Petersklip, I t/m III. Voor Paul & Paul (60), Een dageraad, I t/m III. Voor de verloren zoon (61).

Jrg. 33, nr. 4, april 1985

• Aleid Holman: De nieuwe rok (14), De trouwpartij (14), Varen (15), ‘Parijs bij nacht’ (15), De tafel (15).
• Mickey Walvisch: Doorndonsje (41), De liefde tot de lippen (41), Verneukt (42).
• Herman de Coninck [eerste regel:] Wie zie je het liefst, de poes (42), Daverdisse, Maart, 1 en 2 (43).
• Ed Leeflang: De boswei (60), Verdwaalde tijding (61), De foto (61), Damocles (62), De hoge venen (62).
• E.B. de Bruyn: De ‘Strofen’ van Andries de Hoghe. Een lekepraatje. (66-73) [Over de ‘Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe’ van P.C. Boutens.]

Jrg. 33, nr. 5, mei 1985

• Benno Barnard: Na de tunnel (17), Onweer in onweer (17), Droom in bedrijven (18), Garderobe (18).
• Boudewijn Büch: Reiskwatrijnen annex jongensleed (1978-1985), 1 t/m 10. (45-47)
• Leendert J. van den Hengel: Een schaap. (68)

Jrg. 33, nr. 6, juni 1985

• Theodor Holman: Holland - Pension, 1 t/m 3 (11-12), Vader aap vertelt, 1 t/m 3 (13-14).
• Eva Gerlach: Wandeling. (14)
• Leendert J. van den Hengel: Het Friese wad (31), Mijn kleine neef (32), De bouwval (32).
• Sipko Melissen: Pieter de Hooch (49), Ruimtevlucht (50), Uitzicht (51), Gerard Rekers (52).
• Rob Schouten, rubriek ‘Ceterum censeo’ met besprekingen van Toon Tellegen: De andere ridders (76-79, met weergave van de gedichten ‘Sirene’ en ‘Buiten’) / B. Zwaal: fiere miniature (79-82, met weergave van de gedichten [eerste regel:] ‘nu het overstapje mislukt was’ en ‘nieuwe wielen onder mijn wagen zijn vierkant’) / Miriam Van hee: Ingesneeuwd (82-83, met weergave van haar gedicht ‘winter’).

Jrg. 33, nr. 7, juli 1985

• Titus Ensink: Geboorterecht. (13)
• Henk van Setten: Sinds u (66), Kom terug (67), De tuin (67), Tip (68), Bad (68).
• Emo Waterland: ‘Op een stil perron’... (82)

Jrg. 33, nr. 8/9, augustus/september 1985

Jrg. 33, nr. 10, oktober 1985
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880]

Jrg. 33, nr. 11/12, november/december 1985

• Rob Schouten: Mooie pinksterdagen (68), Vacantie (69).
• Kees Winkler: Schaapskooi (Hoog Buurlo). (77)

Jrg. 34, nr. 1, januari 1986

• P. Kralt: De vrouwen, de vriend en de verborgen God, Willem Kloos, zomer 1884 - winter 1885. (19-35) [Hoe Kloos’ liefdes gesublimeerd lijken te worden tot een bijna metafysische ervaring. Met weergave van de sonnetten [eerste regels:] ‘Omdat mij andre en ouder banden binden’, ‘ 't Was niet het op- en neer-slaan uwer oogen’, ‘Ik ween om bloemen, in de knop gebroken’, ‘Ik denk altoos aan u, als aan die dromen’ en ‘Zoals daar ginds, aan stille blauwe lucht’.]
• Anton Ent: Afscheid (36), Pianomuziek (37), De houthakker (37), Knokpartijtje (38), Hoogspanningsmast (38).
• Paul van Capelleveen: Een brief: Weigering I (72), Het negatieve (73), Weigering II (74).

Jrg. 34, nr. 2, februari 1986

• Kees Hermis: Uitvalswegen. (18)
• Joost Zwagerman: Een verhuizing, 1 t/m 6. (35-40)
• Esther Jansma: De matriarch. (48)
• Benno Barnard: Zonder zwaarte (77), Het meer in mij (77), Berghotel (78), Een alpendroom (78).
• August Willemsen: Opnieuw Herman van den Bergh: het plagiaat compleet? (86-87) [Aanvulling op eerder artikel: August Willemsen: Herman van den Bergh: waar háált hij het vandaan’, in Maatstaf, jrg. 30, nr. 3, maart 1982.]
• T. van Deel: Alweer een. (87-88) [Nóg een geval van plagiaat door Herman van den Bergh.]

Jrg. 34, nr. 3, maart 1986

1. Henk Knol: Trefwoorden, 1 t/m 5. (17-18)
2. Dana Hokke: Popeling (25), Overgave (25).
3. Benno Barnard: In de war (63), Te voorschijn (63), Wind (64), Foto met mij (64), Romanlezeres (65).
4. Mirjam Klip [eerste regels:] ik wil niks zijn – met z'n tweeën. (65)

Jrg. 34, nr. 4/5, april 1986 – Busken Huet-nummer

• Gert-Jan Johannes: Poëzie is mannetaal. Conrad Busken Huets visie op de dichtkunst. (23-35)

Jrg. 34, nr. 6, juni 1986

• Lida Lobo: In ’t veld. (18)
• Anton Korteweg: Voor later (19), Tot stof (19).
• J.C.H. Blom: Verzet als norm. (20)
• Rob Schouten: Acht voorkeurzenders. (29-36) [Acht kwatrijnen bij tekeningen van Pe.ter Mors.]
• Lidwina Lupkes: AN, 1 t/m 6. (37-39) [AN = anorexia nervosa.]
• Nachoem M. Wijnberg [eerste regels:] De Amerikaanse huisvrouw (66), In de linkerhoek de titelverdediger (67), Een banaan is drie appels (67), Iets dat kleiner is dan twee centimeter (67), Thor spreekt met Wodan (67).

Jrg. 34, nr. 7, juli 1986

• Anton Ent: Feestdagen, 1 t/m 5. (20-22)
• Rob Schouten [eerste regel:] Zoeker ben ik zeker en ik vind (53), [eerste regel:] Wat proppen poëzie moeten de deur maar uit (53), [eerste regel:] ... En niet alleen het hoofd gedachten, ouwe rommel meest (53), Ziel (54).
• Wim de Gelder: Maaltijd thuis. (54)
• Buslied. (87) [Gezongen tijdens een busreis van gepensioneerden van de Nederlandse Dagblad Unie.]

Jrg. 34, nr. 8, augustus 1986

• Kees Winkler: Notitie. (11)
• B. Zwaal [eerste regel:] janken (12), onze voorouders uit Hoorn Enkhuizen (13), een weggelopen paraaf werd node gemist ten kantore (14), de geile hoer van het turquoise geheim zetelde zich (15),
• vervloekte boeren, hun hoeden staan scheef, hun humeuren (16).
• Koos de Wilt: Kwetsbaar (36), Vallend blad (37), De verwachting (38), Op vakantie (39).
• Mickey Walvisch: Lezing (59), Bijna bekeerd (60).
• Nachoem M. Wijnberg: Bernard Berenson schrijft aan zijn zuster (61), Marcel Proust (61), 1941 (62), Het onderzoek (62), De scholier (62), De club (63), Bekrachtiging (63).

Jrg. 34, nr. 9, september 1986

• Koos Geerds: Li Tai Po. (14)
• Geert van Istendael: Zevenmaal James Ensor: ‘...Ostende, fée souveraine...’ – ‘...Un piètre amoureux...’ – ...On le surnommait Pietje de Dood... – Salons bourgeois – Natures mortes – Une boutique au 27, Rue de Flandre – Bal du rat mort. (15-17)

Jrg. 34, nr. 10, oktober 1986

• Victor Vroomkoning: Visioen (50), Logboek (51), Keerzijde (52), Moeder (53), Afstand (54), Toedracht (55).
• W.S. Huberts: George Kettmann Jr. (1898-1970). (56-79) [Over leven en dichtwerk van de ‘nationaal-socialistisch poëet’ Kettmann.]

Jrg. 34, nr. 11/12, november/december 1986

• Rudolf van Lier: Op weg (77), Caracas (78), Zon op de tuinbank (78).
• Nachoem M. Wijnberg [eerste regel:] Mijn vriend heeft een blauwe sportauto gekocht. (101)
• Tom van As [eerste regel:] het was elk jaar opnieuw stevig aanpoten, (102)
• Henk Romijn Meijer: Bep. (103)
• Lenze L. Bouwers: Bij hardheid 10 verlies je je verstand, 1 t/m 3 (118-119), Onder geel van Ledesteen verborgen, 1 t/m 3 (119-120).

Jrg. 35, nr. 1, januari 1987

• Dirk van Bastelaere: Haworth pastorie: 1. Poppie gezien, kassie dicht (13), 2. Emily Jane (14), 3. Woeste hoogte (15), 4. Spinsters (16), 5. Kiss of the spiderwomen (17), 6. Boekje open (18).
• Ilse Starkenburg [eerste regel:] soms vallen de dingen (35), [eerste regel:] een vogel draagt in zijn snavel een touw (36), [eerste regel:] ik zie ze bewegen (37), Noodweer (38).

Jrg. 35, nr. 2, februari 1987

• H.G. Liebentrau [= Peter Heringa]: Moderato, I t/m VIII. (23-25)
• Anton Ent: Vicus Pacis: 1. Clingendaal (62), 2. Langewelle (63), 3. Langewelle (63), 4. Langegeer (64), 5. R. (64), 6. Groenezoom (65), 7. Ver weg (65).
• Nachoem M. Wijnberg: De borsten (77), Ontwerp (77).

Jrg. 35, nr. 3, maart 1987

• Koos Geerds: Eendenkooi. (17)
• Dirk van Bastelaere: List van God: Nachtzusters (39), Nachtzusters (40), Anja's wals 1 (41), Anja's wals 2 (42), Anja en de basviool 1 (43), Anja en de basviool 2 (44).
• Esther Jansma: De dienares. (58)
• Wim Brands [eerste regel:] Dominee, hij had een bokkewagen. (68)
• Petra Kottman: Bot. (71)
• Charles Ducal: Misverstand 1 (72), Misverstand 2 (73), Misverstand 3 (73), Gemeenschap (74), Het huis (74), Dulcinea (75), Opstand (75), Hoofse liefde (76), Regie (76).

Jrg. 35, nr. 4, april 1987

• Ilse Starkenburg [eerste regels:] november was langer (15), in de hitte (16), ik moet een beestje verzorgen (16), er kwam geen einde (17), in een ander gebouw wordt gelachen (18).
• Anton Korteweg: zes kwatrijnen: Het komt wel goed met je als je als man – Een mond of tien bijeen, vergaderd in – O regelingen, plannen, schema's, nota's – Je kan het best bij de Plantsoenendienst – De zonnebloem werd zwart, de schommel rot – Biesheuvel lezen. Binnen handbereik (44-45), Weggaan (46), Aankomen (46).
• Marnix Th. Niemeijer: Kwelder (83), Duin (83).

Jrg. 35, nr. 5, mei 1987

• Adriaan Venema: Twee biografieën. (2) [Over de collaboratie van J.W.F. Werumeus Buning en van George Kettmann jr.]
• Lenze L. Bouwers: Eigen haard is geen rolstoel van goud waard, 1 en 2. (50)
• Koos Geerds: Album. (51-53)
• Aldert Jan van Dijk: Het glas (54), In de arena (54).
• L. van der Sterren: De bierdrinkers. (73-75)

Jrg. 35, nr. 6, mei 1987

• Piet Kralt: Willem Kloos, 1885. (2-17) [Over de relatie tussen Kloos’ poëzie en zijn liefdes en vriendschappen, onder meer besproken aan de hand van zijn sonnetten ‘Ik hield u dierder dan mijzelf. Ik had’, ‘Gij, Die mij de eerste waart in 't ver Verleên’, ‘O gij, die mij, toen alles mij verliet’, ‘Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten’ en ‘Nauw zichtbaar wiegen, op een lichten zucht’. Voorts over de invloed van het godsidee van Eduard Hartmann in het sonnet ‘Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten’.]
• Peter de Boer: Een zwerver uit de tropen. Gesprek met Albert Helman. (19-33) [Over Helmans leven en (dicht)werk.]
• J. Eijkelboom: Archeologie (34), Verschijning (35), Vita vapor (36), Kennis der natuur (37), Troost (38).
• Kees Hermis: Februari. (42)
• Peter de Boer: Het mollenfeest, 1 t/m 3. (53-55)

Jrg. 35, nr. 7, juli 1987

• Harry G.M. Prick: ‘Ik zag mijn vreugdedroom in wanhoop tanen’. Lodewijk van Deyssel en zijn vader. (2-18) [Met weergave van zijn sonnetten ‘Aan mijn dierbaren vader’, [eerste regel:] ‘Die onbepaalde Godt, die aan den tijt het leeven’, ‘Aan Louise Stratenus’ en ‘Aan mijn Vader’.]
• H.G. Liebentrau [= Peter Heringa]: Autres morceaux, I t/m VII. (45-47)
• Willem Jan van Wijk: Buitendijks (58), Peinture naive (58), Provincie (58).
• Bernard Dewulf: Tehuis: Geheim (59), Boswachter (59), Breister (60).
• Wim Brands [eerste regel:] Een slootkant ging in brand om mooier. (60)
• B. Zwaal [eerste regels:] snel en gevlekt (75), zij hijgt en durft niet aan haar dorst te komen (76), hoofd (76), smelten, uw rubberen borst brandt in de zon (77), thé complet (77), striemen strelen op straat de schaduw van de maanval (78), sap uit mijn nepe (79).

Jrg. 35, nr. 8/9, augustus september 1987

• Joost Zwagerman [eerste regels:] ... beheerste jij van alle goocheltrucs en kunsten nog het meest (77), ... danste jij als woonfantoom, mijn in te kleuren (77), ... viel jij voor mij, voor het kijvend (78), ... dacht jij clown te zijn maar tijger eveneens (78), ... beoogde jij zo hoog te zijn als hoger nog (79), ... beoogde jij zo hoog te zijn als hoger nog (79), ... fantaseerde jij het ogendicht en mondjestoe (80), ... spande jij je bloemenmeisje opgedoft van top tot teen (80), ... wenste jij zowel kosmisch en voldongen (81), ... dineerde jij geheel alleen met volgepropte mondjesmond (81), ... leerde jij als mij weerom te keren (82), ... bediende jij jezelf gespeend van blozen blosjes (82).
• H.G. Liebentrau [= Peter Heringa]: Gehoorzaamheid. (109)

Jrg. 35, nr. 10, oktober 1987

• L. van der Sterren: De fee (8), De vreemdeling (9), Kermis (9).
• Eva Gerlach: Vluchtig geheugen, 1 t/m 3. (58-60)
• Peter de Boer: Amsterdam Amstel - Heerlen (61), Het beeld sprak (61).

Jrg. 35, nr. 11/12, november/december 1987
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.]

Jrg. 36, nr. 1, januari 1988

• Eva Gerlach: Slacht, 1 t/m 6. (20-25)
• Rob Schouten: Hoofd (40), On a pea (41), Drs Faustus (42), Last (43).
• Petra Kottman: Lopende band (44), Bezoek (45).
• Anton Ent [eerste regels:] Je rook de warme zwarte teer en kroop (59), Je verwijt dat ik doortastend streel (59), Ik ben geen christus meer, jij bent geen hoer (60), Het spel van witte man en zwarte vrouw (60).
• Anton Korteweg, vier kwatrijnen [eerste regels:] Wie iets begrijpen wil, die moet het haten – Je zingt in slaap. Ik moet je daarbij helpen. – Ik handel met wat van ons overbleef – Die uit de dag de nacht in is gewankeld. (84)

Jrg. 36, nr. 2, februari 1988

• Len Borgdorff: Signaal (12), [eerste regel:] de mussen zijn in deze hitte (13), Crucifexit (14), jij maakte 't landschap grijs en zacht (15), Drinkbeker met kind (16).
• H.J. de Roy van Zuydewijn: Polyphemische kwatrijnen. (46-48)
• Rob Schouten: acht kwatrijnen bij werken van Carolein Smit. (49)
• Laurens Vranken: Schoppen vrouw. (77)

Jrg. 36, nr. 3, maart 1988

• Harry G.M. Prick: ‘Oude diepverzonken dagen’. P.C. Boutens, Lodewijk van Deyssel en A.C. Moennoz in april 1900 te Voorschoten. (2) [Met weergave, ook in handschrift, van het gedicht ‘Regenseizoen’ van Boutens, en diens [eerste regel:] ‘Zie niet op mij, maar schouw in mij U-zelven’.]
• Anton Korteweg, zes kwatrijnen: Straatorgelpop. Als zij aan 't draaien slaat – Hoe kan ik langer nog met je bestaan? – IJsmuts op. Langs de Vliet. Aldaar twee zwanen – Ik moest de Hema in. Voor vruchtentaart. – Het is geen vogel. Enkel latjes en papier. – O, ver van me vandaan eens aan. (43-44)
• J. Eijkelboom: De schrale man langs de kant. (64)
• Martin Veltman, zes quintijnen: Kurhaus – Lange Voorhout – Denneweg – Dam – Achterhoek – Leeuwarden. (66-67)

Jrg. 36, nr. 4, april 1988

• Hans van Weely: Grote mensen (28), Witje (29), Moortje (29), Hobbeltje (29), Anoniem (30), Snuffie (30), Tinus (30).
• Jacques Lameriks: Esthetica (41), Vader (42), Initiatie (42), Sportherinnering (43), Liefde in sepia (44), Doodmoe (44), Slaap (45), Vloedgolf (45).
• Ilse Starkenburg: Schiermonnikoog (50), [eerste regel:] het waait en de witte aap (51).
• Esther Jansma: Papier maché (60), Oud jaar (61), Het NRC-gebouw (61).

Jrg. 36, nr. 5, mei 1988

• Sander Grootendorst: Verdwaald. (43-46)
• Petra Kottman: Avond: 1. Snelweg (58), 2. Opname (58), 3. Kant noch wal (59), 4. Refrein (59).
• Lenze L. Bouwers: Puber (62), Mens/mens (63), Wiegedood (63), Nachtgezicht (64), Meerdimensionaal (64).
• Martin Hartkamp: bespreking van het gedicht ‘De overlevende’ van Simon Vestdijk. (65-69)
• Tom van As [eerste regels:] ootje oxenaar, de ontwerper van onze bankbiljetten (70), bij ons thuis aten we tussen de middag warm (71), vijf huizen terug (72), kijk, (73), de ochtend van de tiende mei (74).

Jrg. 36, nr. 6, juni 1988

• Esther Jansma: In februari (8), In de achtertuin (8), Wie schrijft, overdrijft (9).
• Dana Hokke: Bui. (9)
• Chris Honingh: Hercules’ Eclips: Peloponnesos (18), Charoon (19).
• Kees Winkler: VUT (20), Demobilisatie (20).
• Petra Kottman: Andante ma non troppo. (61)
• Casper Markesteijn: Buurman. (71)
• Victor Vroomkoning: Ouders (82), December (83).

Jrg. 36, nr. 7, juli 1988

• Peter de Boer: De Dijk. (10)
• Elisabeth Augustin: Een wereldreiziger. (13)
• B. Zwaal [eerste regels:] verrassend suf en (18), warmte van het bos (18), antwoordde me niet, keek me aan, waarbij de ogen (19), duin doe ik de zee, toe (20), fors vertoont zich de stengel (20), het orgelland (21).
• Charles Ducal: Voorgoed gestraft: Avond (48), Oog in oog (49), Retrograde (50), Honden (51), Geloof (52).
• Dirk van Bastelaere: Verjaarspartij (61), Zelfportret in vallend serviesgoed (62), Léon Spilliaert, ‘Zelfportret 1907-1908’ (63), Vélazquez, ‘De portretten van Philips IV’ (64), Octave Landuyt, ‘De zuurstofdroom (1973)’ (65).
• Rob Schouten: Poëzierubriek. (81-86) Besprekingen van Rogi Wieg: De zee heeft geen manieren (84, met weergave van Wiegs gedicht ‘Het voortbrengen van goede zaken’) / Arjen Duinker: Rode oever (84-85) / Robert Anker: Nieuwe veters (85-86, met weergave van Ankers gedicht ‘Niet naar moeder’), voorafgegaan door een weerlegging van de klachten van Zwagerman en Goedegebuure over de stilstand in de Nederlandse poëzie.

Jrg. 36, nr. 8, augustus 1988

• Jean Pierre Rawie: Deadline (19), Nachtlokaal (20).
• Anton Korteweg, zes kwatrijnen [eerste regels:] Het wil mij maar aan niets ontbreken – Leven - doorgaans komt het me ongelegen – Ik was er, vrees ik, weer eens erg aan toe – Wie onbereikbaar is, moet maar verdwijnen – Harder word je, je wortelt dieper, krijgt meer takken – Toch hou ik er niet van, Marianne. Zelfs als. (49-50)
• René Vossen [= Jos van Daanen]: Nachlass (68).
• Anton Ent [eerste regels:] De witte meidoorns sneeuwden op de wallen (69), We dwaalden samen door het huis Sonate (69), Vernietigen, bevestigen. Scheld haar verrot (69), Roerend klinkt boven mij: ik heb je lief (70), Toegegeven: ik heb te hoog geprezen (70), Het blauwe bange kind nam ik op schoot (70), Een kind raakt aan, geen moeder noemt dat (71), Kunstwerk (71), Ergernis (71).
• Hans van Willigenburg [eerste regel:] Een potje binnenkomst in eigen kamer. (72)

Jrg. 36, nr. 9/10, september/oktober 1988

• Harry G.M. Prick: ‘Ik zocht bedwelming in een tranenroes’. Over de bundel ‘Morgenrood’ van Hélène Swarth. (61-84) [Met weergave van haar sonnetten ‘Bedwelming’, ‘Afscheid’, ‘Ik waak bij Vader. Bleek en roerloos ligt’ en ‘Stervende’.]
• Paul van Capelleveen: Inleiding op gedichten van H.G. Liebentrau [= Peter Heringa]. (142-146)
• Peter Heringa: Blessure (147), Avec plusieurs instruments (147), chambre obscure (147), Sans titre (148), Croûte (148), A - HGL - O, I t/m V (149-150), Trio voor Harry Prick (151), Flute (151), Hautbois (151), Herdenking van PK, voor Harry Prick (152).

Jrg. 36, nr. 11/12, november/december 1988

• Koos Geerds: Mandaat, I t/m VI. (36-41)
• Nachoem M. Wijnberg: Arrival (55), Het paard (56).
• Peter de Boer: Duin. (57)
• Anna Nieuwenhuis: Burengerucht. (79)

N.B.: Jaargang 37, 1989, was op 22 januari 2022 nog niet aanwezig in de DBNL.

Jrg. 37, nr. 1, januari 1989

• Esther Jansma: Ondergronds (17), Oplage van duizend (17).
• Fernand Handtpoorter: Ontmoeting, 1 en 2 (18-19), Doodsbrief (19).
• Nora Paulissen: Groene staar (54), Terugblik (55), De getekende kat (56).

Jrg. 37, nr. 2, februari 1989

• Harmen Wind: Het gesticht: Tuinlust (12) – Nacht (13) – Chaos (13) – Oorlog (14) – Groet (14) – Trein (15) – Voorganger (15).
• Herman Leenders: Melkweg (31), Koewachter (31), Konijn (32), Wanhoop (32).
• Ilse Starkenburg: Ergens anders (47), Het Chinese vogeltje (48), [eerste regel:] soms zijn je antwoorden zolang (49), [eerste regel:] ik zag mezelf in je tekeningen (50), De contactadvertentie (50).
• Rob Schouten: Poëzierubriek. (79-85) [Schets van de huidige situatie in de poëzie; besprekingen van J. Bernlef: Geestgronden / Hans Faverey: Tegen het vergeten / Dirk van Bastelaere: Pornschlegel en andere gedichten / Willem Jan Otten: Na de nachttrein. Met weergave van de gedichten [eerste regel:] ‘Waar denkt zij aan terwijl zij’ van Bernlef; [eerste regel:] ‘Door al van verre op mij toe te komen’ en [eerste regel:] ‘De weg die het volbrengt’ van Faverey; ‘Haworth pastorie I: Poppie gezien, kassie dicht’ en ‘Knappe duivel’ van Van Bastelaere; [eerste regel:] ‘Homerus noemt mij niet’ van Otten.]

Jrg. 37, nr. 3, maart 1989

• Jean Pierre Rawie: Credo (16), Ritueel (17).
• L. van der Sterren: De bergen (18), Haven (19).
• Anoniem: Rijmen voor ouders, I en II. (28)
• M.J. Eschberg [eerste regels:] Zijn voeten bloot de teil vol water (63), Niet zichtbaar want onder de blik (64).
• Tonnus Oosterhoff: Knopendoos (80), Fontanel (81), Lassie (81).

Jrg. 37, nr. 4, april 1989

• Jean Pierre Rawie: Adieu (20), Intensive care (21).
• Jacques Lameriks: Overgave (22), Utopia (22).
• Geert van der Kolk: De lange avond. (23)
• Anna Enquist, drie muziekgedichten: Serenade (37), Kinderszenen (38), Strijkkwartet (38).
• Peter Ghyssaert: De laatste grap (73), Moederschap (74), Verdwijnpunt (74).

Jrg. 37, nr. 5, mei 1989

• Willem Jan van Wijk: Oude schans (22), Grand Guignol (22), Kerstboom (23), Tijd (23), Merlijn (23), Warme dag (24), Verre wissels (24), Heidens (24), Rigor mortis (25), Zomer (25), Trompe l’oeil (26), Simpel (26).
• Rob Schouten: Drukte (68), Rust (69).
• Guido Buitenweg: De paraplu. (70)

Jrg. 37, nr. 6, juni 1989

• Ed Leeflang: Opstekende wind (2), Onder de dieren (2), Van niemands hand (3), Uitzicht (3), De ware wind (4), In dank (4), Aan tafel (5), Dagboek (5), Huis van de toekomst (6), Oponthoud (6).

Jrg. 37, nr. 7, juli 1989

• Frits Bernard: Herinneringen aan Jan Hanlo. (2-6) [Proza]
• Anton Ent: Concert (7), Het moment (8), Sarx (8), Tgoet (9), Profeet (9), Namiddag (10).
• Menno Wichman (= Menno Wigman) (vertaler): Judith Gautier: De gele salon. (22-25) [Menno Wigman, in De Gids, 2002, nr. 4, p. 355: ‘... dat ik niet veel later een kleine dichtbundel schreef die ik blijkens het voorwoord uit het Frans had vertaald. De bundel met negen erotische verzen, die vermoedelijk door Judith Gautier geschreven was, heette oorspronkelijk ‘Le salon jaune’ (De gele salon) en zou in 1896 in beperkte oplage te Parijs zijn verschenen. (Natuurlijk was 1896 een omkering van 1986, het jaar waarin ik aan die bundel begon.) Een jaar of wat later stuurde ik mijn vertaling naar het literaire periodiek Maatstaf, waarin zij in juli 1989 werd opgenomen. Bij redacteur Martin Ros viel mijn bijdrage zo goed dat hij een afspraak met mij maakte waarbij hij mij allerlei voorstellen voor de toekomst deed. Maar toen Hans van Straten, ‘het schrikje van Utrecht’, ontdekte dat ‘De gele salon’ een mystificatie was, verontschuldigde Maatstaf zich bij zijn lezers en werd mij voorgoed de toegang tot het tijdschrift ontzegd. Mijn wraak was zoet toen ik in 1999 alsnog wat gedichten in Maatstaf gepubliceerd kreeg.’]
• Jaap Oostermann: Zodat het landschap blijft (65), Schooltijd (65).
• Wim Reilingh: Het wonder. (66)
• Rob Schouten: Poëzierubriek. (80-90) [besprekingen van de dissertatie van Maaike Meijer: De lust tot lezen / Elma van Haren: De reis naar het Welkom geheten / Margreet Schouwenaar: Er rijdt een vrouw op de maan / Maria van Daalen: Raveslag. Met onder meer weergave van het gedicht ‘Knipoog’ van Elma van Haren.]

Jrg. 37, nr. 8/9, augustus/september 1989

• Jan Bervoets: en Hans Ramaer: Van kunstenaarsopstand tot engagement. Literatuur en politiek in de jaren zestig. (52-84) [Met een deel over de ontwikkeling van de poëzie in de jaren zestig: 'Wat is linkse poëzie?', pp. 78-84.]

Jrg. 37, nr. 10, oktober 1989

• Charles Ducal: Ouders, 1 t/m 3. (14-15)
• Anna Enquist: Aspecten van het geheugen: I. Voortgang (15) – II. Sluipmoord (16) – III. Over de hoedanigheid van de herinnering (17) – IV. Invasie (18) – V. ‘Als water ben ik uitgestort’ (18).
• Kees Winkler: Verdoold (34), Pasen 1988 (35).
• Petra Kottman: Wijwater (36), Procreatie (37), Verteerd (37), De rustende jager (38).
• Esther Jansma [eerste regel:] Mijn hand wordt afgerukt (39), [eerste regel:] Hoe kun je in zo’n grote ruimte (39), Melaats (40).
• Koos Geerds: Sagres. (74)

Jrg. 37, nr. 11/12, november/december 1989

• Eva Gerlach: Berg (29), Onder platanen (29), Ruwelspad (30), Weinig grijzer (30), Pleegkind (30).
• Jean Pierre Rawie: Interieur (37), De storm (38).
• Herman de Coninck: In de n-de macht: 44 (75), [eerste regel:] Zonder begrip (76), [eerste twee regels:] Met. / Met zee (76), 65 (77).
• J. Eijkelboom: Camping (83), Ach, oud geluk (84), Paysage au cycliste (ets van Laboureur, 1932) (85), Embankment (85), Polaroid (86).

Laatst bijgewerkt op 16 februari 2022

Meer informatie

Jrg. 1 t/m jrg. 36 (1953-1988) en jrg. 38 t/m 41 (1990-1993) aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), met uitzondering van afzonderlijke bijdragen die vanwege auteursrechten niet getoond kunnen worden.

Jaargang 37 is compleet aanwezig op het PcN.

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880 - DEEL 6 (SLOT)

Jrg. 38, nr. 1/2, januari/februari 1990

• Peter Winkels: ‘De vele indrukken maken een schrijver van me’. Reisbrieven van Jacobus van Looy. (69-76) [Hierin Van Looys gedichten ‘In de trein’, ‘Piet’, ‘Aan de Tiber’ en ‘Avond op het Foro Trajano’.]

Jrg. 38, nr. 3, maart 1990

• R.H. Cornets de Groot: De robot en het woord. (1-9) [Hoe de bundel ‘Troost de hysterische robot’ van Lucebert Cornets de Groot door een hartinfarct heen hielp.]
• Jean Pierre Rawie: Uitzicht (10), Herdenken (11).
• Paul Gellings: Narcissen (12), Betovering (13), Angoulême (14).
• Esther Jansma: Tucson, Arizona (23), Vorstelijk vermaak (24), Pandorra (24), Mooi bloot (25).
• Adriaan Morriën: gedichten naar tekeningen van Lena Shafir: Liefdesspel (45), Het kindermeisje (46), Robinson Crusoe (47), Verkenning (49), Oh Abendstunde! (49), Bedehuis (50), Afscheid (51), Ezelsoren (52).
• Pieter Kok: Vluchtelingen (67), Vlucht (68), (Not) Nice (69), Tocht (70).
• René Beckers: Panoramisch. (71)
• Rob Schouten: Poëzierubriek. Besprekingen van Neeltje Maria Min: De gedichten (72-73) / Frans Budé: Nachtdroom (73-74, met weergave van diens gedicht ‘Hautes Fagnes’) / Paul Claes: Rebis (74-75) / Armando: De Veldtocht (75-76), voorafgegaan door een verhandeling over persoonlijke versus autonome poëzie, met onder meer weergave van het gedicht ‘Portret met hond’ van Kopland.
• Hans van Willigenburg: Beleven. (77)

Jrg. 38, nr. 4, april 1990

• Ad Hodinius: Oktober (22), Makelaar in ivoren torens (23), Poëtica (24), Uitzicht (25).
• Ilse Starkenburg: Daddel (49), [eerste regel:] mijn dagen zijn van tevoren (50), Op andere gedachten komen (51), Straf (52), [eerste regel:] de zwarte knopjes op de deuren (53), [eerste regel:] je was de kleinste en daarom de liefste in het hok (54).
• Th.J. van de Wetering: Bezoek aan Den Haag. (55)
• Jacques Lameriks: Papa (56), Zwartstad (57).
• Rob Schouten: Conversatie (58), Bewonderaars (59), Natuurkunde (60).
• Kees Klok: Lissabon (81), Voor een vriend (82).

Jrg. 38, nr. 5, mei 1990

• Max Niematz: Kapper. (23)
• Anton Ent: Meidoorn, 1 t/m 10. (24-28)
• Leslie Wolf: Stadsgezicht. (50)
• Ingmar Heytze: In memoriam. (60)
• Jacques Lameriks: Onbevlekt. (77)

Jrg. 38, nr. 6, juni 1990

• Paul Gellings: Kuipersdijk (21), In de Morvan (22), Augustus (23).
• Wouter Donath Tieges: Jeans Angels. (72-74)

Jrg. 38, nr. 7, juli 1990

• Klaus Zickhardt: Het gat dat God is en fitter. (10) [Over de ‘Ballade van de gasfitter’ van Gerrit Achterberg.]
• Jaap Houdijk: Zoetwater. (22)
• Rob Schouten: zeven gedichten bij het werk ‘Supergod’ van Herman Pott. (37)
• Rob Schouten: Poëzierubriek. (58-63) Bespreking van Ton Luiting: Terra incognita, met weergave van diens gedichten ‘Overwaaiende depressie’ en ‘Zelfs in de stoppels van het gras’ / Rob Goswin: Indien ik vliegen kon / Cor van der Wijk: Wat gedachten gedicht, met weergave van diens gedicht ‘Scheepstijding’ / Hans Danker: Nooit van gehoord, met weergave van diens gedicht ‘Ik houd zo van het woordje ‘toen’’ / Leen Borrie: Speelruimte, strofen apart/together, met weergave van het gedicht ‘ars combinatoria’ / Fred Portegies Zwart: Gegijzelde gedichten, met weergave van diens gedicht ‘Een nieuw klimaat’’, voorafgegaan door een lamentatie door Schouten over tweede- en derderangsrangsdichters, zoals de besprokene.
• Max Niematz: Kärntnerstrasse (63), Café Votiv (64), Kraai (64).
• Nico Wilterdink: Europa als ideaal. Een beschouwing over Europese en nationale identiteit. (65)

Jrg. 38, nr. 8, augustus 1990

• Jean Luc Lambreghts: Buitenlucht, I t/m VII. (7-10)
• Erik Spinoy: Hölderlins ontwaken: 1. Het witte hert (23), 2. Brood en wijn (24), 3. Onder Saturnus (25), 4. Tristitia post (26), 5. Orpheus in Biedermeier kostuum (27), 6. Schoolmeisjesrapport (28), 7. Oud verhaal (29).
• Willem Jan van Wijk: Hoorn najaar (41), Winter gezichten (41), Koop (42), Ruwenberg (43), Gang (43).
• Eva Gerlach: Kastanjes (44), Langs de weg (44), Na de storm (45), Een geritsel (45).
• Kees Klok: Opa (54), Dordrechts museum (55), American Dreams (56), Jaarwisseling in Saloniki (57).
• Jaap Harten: Letterkundig Museum in de Juffrouw Idastraat, 1 t/m 4. (72-73)
• Harmen Wind: De cultuurdrager (een antifoon), I t/m IV. (74-75)

Jrg. 38, nr. 9/10, september/oktober 1990

• Jaap Goedegebuure: Zee, berg, rivier (Ouverture tot een biografie [van H. Marsman]). (64-75)

Jrg. 38, nr. 11, november 1990

• Ed Leeflang: Roerdomp in de winter (16), Het binnenland (17), Dwaalgast (18), Aalscholverkolonie 1944 (19), IJsvogel (20), Over de schoonheid (21), Gelijk (22).
• Jean Pierre Rawie: Bevlogen. (32)
• J. Eijkelboom: Wijziging van uitzicht, 1 en 2 (64), Lied (66), Vooroorlogs, 1 en 2. (67)
• Victor Vroomkoning: Roeping (75), Meisjes (76).
• Jean Luc Lambreghts: Visite (77), Genese (78).
• Martin Veltman, quintijnen: Amsterdam – Van Baerlestraat – P.C. Hooftstraat – Leidse Bosje – Stadsschouwburg – Spui – Kalverstraat – Damrak. (82-84)

Jrg. 38, nr. 12, december 1990

• Harmen Wind: Carré: Voorwendsel (54), II. Voorbedachten rade (55), III. Wandeling (56), IV. Geluk (57).
• Paul Gellings: Vooravond (78), Lambada Montparnasse (79).

Jrg. 39, nr. 1, januari 1991

• Klaus Zickhardt: Drie mannen in en om Erika. (1-3) [Over de moederbindingen van Frans Pointl, Martinus Nijhoff en Gerrit Achterberg.]
• Rob Schouten: Prospekt park (memorial day) (4), Genealogie (5), Devoon (6).
• Anna Enquist, drie involutiegedichten: I. Tegen de groei (29), II. Ossificatie (29-30), III. Vrouw (30).
• Max Niematz: Broderie (48), Cylia (49), Gondels (49), Noli me tangere (50), De gastheer (50).
• Els Broeksma-van Capelle: De biografie van een kameleon. Gesprek met Jan Fontijn. (70-80) [Interview over Fontijns biografie over Frederik van Eeden.]

Jrg. 39, nr. 2, februari 1991

• Frans Hoppenbrouwers [eerste regels:] Ik zag een paus gehuld in vrouwekleren (18), Hij zit een uur al roerloos op zijn tak (19).
• Koos Geerds: Bezoeker. (25)
• Harry G.M. Prick: Mathias Kemp als de dichter van ‘Seringen en Schroot’. (41-44) [Met weergave van Kemps gedichten ‘Vereenigd’, ‘Aanpassing’ en ‘Levensgang’.]
• Herman de Coninck: Melkweg (45), Monthermé (45), Taarlo, avond (46), Port-Cros (46), Juniper tree, Canyonlands (47).
• Harmen Wind: Rede, I t/m VI. (47-48)
• Pieter Kok: Kat en muis in de nacht. (55)

Jrg. 39, nr. 3, maart 1991

• Myriam Crijns: Tuin. (29)
• Kees Klok: Voor S. (45), Mongool (46), Pieter (47).
• Jaap Harten: Oude doelen - Den Haag (53), Lady Sappho (54), Brief uit Berlijn voor interviewer R.M., die nog even moet wachten (55).
• Jean Pierre Rawie: Ursa Minor, I en II. (62-63)
• Benno Barnard: Het graf van Verhaeren. Over Geert van Istendael. (64) [Over Van Istendaels bundels ‘De iguanodons van Bernissart’ en ‘Plattegronden’. Met weergave van diens gedichten ‘Aan België's grenzen lag een dorp met mijnen’ en ‘Stationsbuurt. avond’.]
• Marc Tritsmans: Zoon van de rug gezien (68), Schatbewaarder (68), Speelgoed (69), Avond met koeien (69).

Jrg. 39, nr. 4, april 1991

• Ad Hodinius: Op Italiaanse schoenen. (14)
• Joris Denoo: Clair-Obscur, I t/m XII. (21-26)
• Jaap Harten: Clara Haskil (1895-1960) (48), Paul Verlaine in een koets over het Lange Voorhout - 1892 (49), ‘Promontoire’ 1 (50), ‘Promontoire’ 2 (51).
• Anton Ent: Overwintering aan zee (59), Hoogspanningsmasten (60), Ontbinding (60), Keuze (61), Jaloezie (61), In memoriam (62), Vriendin (62).
• Marc Kregting [eerste regel:] Ooit schreef ik iets in bevlogenheid. (68)

Jrg. 39, nr. 5, mei 1991

• Ard Posthuma: Paniek / Een Spaans reisbericht, 1 t/m 9. (10-13)
• Paul Gellings: Reiger (28), Tuin (29), Ossenmarkt (29).
• Anna Enquist: Drei Abhandlungen. (41)
• Victor Vroomkoning: Bedrijvigheid (48), Riet (49).
• Anton Korteweg: Brief (61), Dames (61).
• Jaap Harten: Gisela May, eerste dame van het Berliner ensemble, 1 en 2 (62-63), Ballade van de republiek van Weimar (64), Confrontatie met het leger (65).
•  
• Jrg. 39, nr. 6, juni 1991
• Anna Enquist: De omgang met vuur: I. Chambord (16), II. Vier mei (17), III. Terugkeer van de jager (18), IV. Prometheus (19), V. Oedipus (20).
• Piet Gerbrandy [eerste regel:] Want bussen, die minacht. (30)

Jrg. 39, nr. 7, juli 1991

• Geert van Istendael [eerste regels:] Een mond, een tandenrij (29), Je wrijft vel tegen vel (30), Het groene paard. Het draaft de vlakte over (31), Per ipsam et cum ipsa et in ipsa (32), De blijdschap zit gevangen in de oogbol (33), Ik ga nu slapen met mijn verdriet (34).
• Willem Jan van Wijk: Reislust (36), Acht Beaufort (37), Historisch (37), Arc de triomphe (38), Afrekening (38).

Jrg. 39, nr. 8/9, september 1991

• Rob Schouten: Nieuwe geluiden en andere ouwe koek. (13-20) [Over de onterechte waardering of juist veronachtzaming van dichters medio jaren tachtig, met name de maximalen. Over de bundels ‘De reis naar het welkom’ en ‘De wankel’ van Elma van Haren, de bundel ‘Verdwaald ontwaken’ van Ilse Starkenburg, ‘Boerentijger’ van Tonnus Oosterhoff, ‘Ongeroepen’ van C.O. Jellema. Met weergave van de gedichten [eerste regel:] ‘Een gevaarlijke onderneming’ van K. Michel, ‘Nieuwe veters’ van Robert Anker, ‘Nachtrust’ van Rogi Wieg, [eerste regel:] ‘Hoe kon ik hem stoppen?’ van Elma van Haren, [eerste regel:] ‘al hoort er een woord’ van Ilse Starkenburg, ‘Knopendoos’ van Tonnus Oosterhoff, [eerste regel:] ‘Van soms een herfstblad in het voorjaar nog’ van C.O. Jellema, ‘Zandloper’ van Jean Pierre Rawie, ‘Passages’ van Frans Budé, en ‘koude kerk en ik ineengeschrompeld’ van B. Zwaal.]

Jrg. 39, nr. 10, oktober 1991

• Peter Ghyssaert: In het ziekenhuis (15), Afscheid van een oom (16), Bevalling (16), Nocturne (17), Omwenteling (17).
• Luuk Gruwez: Levenslang aan de betere hand. (18)
• F.B. Hotz: Mondriaans grammofoonplaten. (22)
• Jean Pierre Rawie: Vader (27), Thuiskomst (28).
• P. van Klaveren [eerste regel:] Geen weg weet ik met de duiven (43), [eerste regel:] De nacht is een dame van draad (44), [eerste regel:] Hoe dit leven heet (44), Meisje (45), Lof der luiheid (45).
• Paul Gellings: Reis (59), Amor fati (60), Voor het laatste nerval (60), Rotterdam (61), Ver weg (61).
• Marc Tritsmans: Dag (76), Een kamer met uitzicht (nieuw huis) (76), Lente (77), Breekpunt (77), Mieren (78), En toen (78), Waan (79), Voetsporen (79), Bomen (80), Na de storm (80).
• Jaap Harten: Soms is het huis der muzen te klein (83), Ondergedoken in de Titanic (84), Air conditioned jungle (85).

Jrg. 39, nr. 11/12, december 1991

• Esther Jansma: De oude ogen van de nacht, eronder. (10)
• Charles Ducal: Zuinig hart: Voedster (15), Infarct (16), Verlies (17), Moer (18), Erfenis (19).
• Sipko Melissen: Erker (37), Correspondentie, 1 en 2 (38), Postbode (39), Tao (39).
• Koos Geerds: Therapie (40), Zwemles (40), Autisme (41), Slaapwandelaar (41), Afasie (42), Schelp (42), Vissen (43), Sneeuw (43).
• Anneke Brassinga: Brieven uit Schotland (44-56, met weergave van haar gedichten ‘Getijden’, ‘Luchtpost’, ‘Hawthornden’, ‘Pascal 370’, ‘L'air du temps’, ‘Voorspelling (amos VIII, 9)’, ‘Dra’, ‘Zelfportret 1657’, ‘Rust roest’, ‘Klimopkrans’, ‘Schots museum - boeddhabeeld’, ‘Brief uit Schotland’ en ‘Idylle’.)
• Neeltje Maria Min: Lettermeester letterknecht (57), Vader en moedertje (58), [eerste regel:] Kinderen speelden gevaar (59), Hargen (60), Het huis herinnert zich mij (60-61).
• Hans Warren: Geen boodschap (62), Alweer geknield (63).
• Ed Leeflang: Bij appels (70), Mol (71), Blijven steken (71), Het eiland (72), Voor de overkant (72).
• Dirkje Kuik: Portfolio / De kleine trommelaar. (73) [Zeven schetsen en gedichten.]
• Erik Spinoy: Vreemde contouren (87), Logica (87), Marine (88), Beslissend moment in het leven van een mens (88), Meest ademloze ribbenkas (89), De triestigheid 's avonds (89).
• Anna Enquist: Onrust: I. De tuinen van Wanrode (90), II. ‘Slaap je niet, dan lig je toch’ (91), III. Zeigarnik-effect (92), IV. Nunc dimittis (93), V. Verjaardag (94).
• Harmen Wind: Hamelen (100), Stadstuintje (101), Bestemming (102), Fetisj (103), Weg (104), Buitenverblijf (105), De drinker (106), In het schip, I t/m III. (107)
• Luuk Gruwez: Trouw (108), De diamanten bruiloft (109).
• Herman de Coninck: 1. Port-Cros. Zwemmen, snorkelen. (118), Port-Cros. Schijfje maan als een c. (119).
• H.J. de Roy van Zuydewijn: Traptreden van de goden. (120-129) [51 haiku’s.]
• Rob Schouten: Twee psychosomatische gedichten (131), Vier voortplantingsverzen: Zwang – Mirakel – Robsdr – Permanente educatie. (131-133)
• Jean Pierre Rawie: Aula (134), Kentering (135).
• Eva Gerlach [eerste regels:] 1. Hier staan de grijze rotsen, draai ze niet (139), 2. De kleine kater, slomer dan hij was (139), 3. Hoe een kind graaft in een zandplaat (140), 4. Avond. Aan vliegertouwen laat ik hen (140), 5. Dat zij doorzichtig zijn, de mensen in het (140).
• J. Eijkelboom: Wel zeldener, 1 t/m 3 (146-147), Soms (148), Takin' that ride to nowhere (149).

Jrg. 40, nr. 1, januari 1992

• Paul van Capelleveen: Pegasus, of: Een lastig paard. Notities bij de poëzievertalingen van Peter Heringa. (1-) [Over Heringa's ideeën over poëzie.]
• H.G. Liebentrau [= Peter Heringa] [eerste regel:] Stilte geboden. Dat subliem gewelf, I t/m III (17), Uitweg IV (18), Bij het verlaten van de woonboot Spes (18), Quasi una romanza (19).
• I.L. Pfeijffer: Opus 86. (20)
• Anneke Brassinga: Ontbeten (21), Lekkage (21), Piggelmee (22), In het museum (22), Liefde (23), Beet (23), Toekomst (23).
• Jaap Harten: Over een Franse steelpan (41), Jan Hanlo, nog wat napraten in 1991, 1 t/m 3 (42-43), Het is maar een vraag (44-45).
• Ilse Starkenburg: de vuilniszak vergeten! (67-68), Oma's (68), Eersteling (69), Op een huis passen (70), [eerste regel:] de hemel bestaat (71), [eerste regel:] we troffen voorbereidingen (72).
• Pieter Kok: Opnamestudio (90), Alpe d'Huez (90), Op reis (91), Film over Van Morrison (91).

Jrg. 40, nr. 2, februari 1992

• Bas den Ouden: Aan een dichter. (1)
• Inge Spiegel: Reducties, 1 t/m 6 (49-50), Dialektiek (51), Voor de bijl (51).
• Anton Ent: Ecclesiastes. (76-79)

Jrg. 40, nr. 3, maart 1992

• Cees Verraak: Hoe wil zij gezien worden? (22), Verlangen (23), Zij vertelde alles (23).
• Anna Enquist: Ondernemingen: Uit de porfiergroeve te Garberg (37), Typologie van de drenkeling (38), Weer thuis (39), Vredige hellevaart in Botshol (40), Wenteling (41).
• Romain John van de Maele: In het teken van het kruis. (42-46) [Proza, over het gedicht ‘Gedicht voor mijne vrouw’ van Louis Paul Boon, ‘fundamenteel voor een beter begrip van Boons vroege wereldbeschouwing’.]
• Rob Schouten: Op leeftijd (85), Gerecht (86), Huis van ervaring (87).

Jrg. 40, nr. 4, april 1992

• Paul Gellings: Tweeling (33), Vis (34), Athene (34).
• B. Zwaal [eerste regels:] het schepeke is dansdol (41), friemelen in haar beurs (42), vet was wel mooi (42).
• Jaap Harten: Profiel met pet en pijp, 1 en 2 (84-85), De pijp pruttelt nog wat na (85), Le bizarre est toujours beau (Baudelaire) (86), Componist in zijn stilstaande Bugatti (87).

Jrg. 40, nr. 5, mei 1992

• Geerten Meijsing: Bij de laatste gedichten van Thomas Graftdijk. (1) [Ten geleide bij de volgende gedichten:]
• Thomas Graftdijk: Laatste gedichten [eerste regels:] I. O Dood, ik ben verlegen met onze vriendschap (2), II. O Dood, onze kennismaking heeft dan eindelijk plaatsgevonden (3), III. O Dood, toen 'k leefde deed je naam me geeuwen (4), IV. O Dood, ik zal je wijsheid missen (5), V. O Dood, ik vrees je naam, ik haat je lichaam (6), VI. Zal ik je naar binnen brengen, vroeg mijn vriend (7), VII. Op deze stoel, aan deze tafel zat ik 's zomers altijd (8), VIII. Waar zijn mijn oude vrienden (9).
• Hester Knibbe: Arboretum in oktober (14), [eerste regel:] Hij heeft de code van haar slaap gekraakt (15), [eerste regel:] Hier ligt hij in een zandwoestijn (16).
• Jan Kostwinder: De koning van Wezel. Teloorgang van een talent. (17-22) [Over het dichtwerk van Rogi Wieg, met weergave van Wiegs sonnet ‘Als ik zo oud ben dat ik geen jongheid’ en van het gedicht ‘Het voortbrengen van goede zaken’.]
• Aart Walch: Het andere van Buber. (22)
• Robert Lemm: Het onbehagen van 1992 ten aanzien van 1492. (23)
• Anton Ent: Fokje Wallinga, 1 t/m 5. (47-48)
• Jaap Harten: Klein universum van plezier (65), Sweet Fifties (66), Waarom ook niet? (67), Literaire veldtocht in 1923 (68).
• Klaus Zickhardt: Uit de krochten van een talent. (69-80) [Onder meer over het dichtwerk van W.F. Hermans, waarin de dubbele zelfdoding van zijn oudere zus en haar minnaar terugkomt.]

Jrg. 40, nr. 6, juni 1992

• E.B. de Bruyn: Prehistorisch. (31-33)
• Cees Verraak: Nostalgie (61), De dood van Eupagurus Bernhardus (61).
• Leslie Wolf: L'après-midi d'un faune (68), [eerste regel:] Langs mijn gezicht streelt door (69), Café (69), Voor Ruby (69).

Jrg. 40, nr. 7, juli 1992

• Paul Gellings: Boerderij (12), Stadspark (13), Gast (13), L'air du temps (14), Herewegviaduct (14).
• Koos Geerds: Insekten: Zijderups (20), Saksische wesp (21), Doodgraver (22), Huisvlieg (23).
• René Boekhorst: Eva's A'dam (62), Gesprekssex (63).
• Jan Kostwinder: Valentijnsdag (78), Esthetiek (78), Camelot (79).

Jrg. 40, nr. 8/9, september 1992

• Jaap Harten: Ragazzo Paolo (102-103), You don't know what love is (103), Staccato in het poppenhuis (104), Handelsreiziger (105).

Jrg. 40, nr. 10, oktober 1992

• Jaap Tempelman: Dennebomen (6), Publiek (7).
• Peter Ghyssaert: Het geparfumeerde salon (27), De koude herberg (28), De kristalfabriek (28).
• Paul Gellings: Prinsenhof (46), Februari (47).
• Anton Ent: Situatie (66), De garagehouder vertelt (66), Gedachtenis (67), De stille ziekte (67-68), Haar lach (68), Rijm (69), Voor de beeldhouwer (69).
• Ed Leeflang: Maecenas. (78-79)

Jrg. 40, nr. 11/12, november/december 1992
[Geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie.]

Jrg. 41, nr. 1, januari 1993

• Marc Kregting: De prinsenkinderen van Joost Zwagerman. (1-14) [Over de romans en de poëzie van Zwagerman. Met weergave van de gedichten [eerste regel:] ‘... spande jij je bloemenmeisje opgedoft van top tot teen’, [eerste regel:] ‘Hé jij, dichter! - ik hoor mijzelf de zinnen’ en ‘De argeloze hangmat’.]
• Anna Enquist: Een herfstlied (22), Leugens in bessentijd (23), Aap (23).
• Ilse Starkenburg [eerste regel:] we brachten het niet naar buiten (31), [eerste regel:] wij weten alles al (32), Spelen aan zee (33), Samenspel (34), [eerste regel:] dit is een gedicht (35), Sterrenwijk (35).
• Lenze L. Bouwers, rondelen: Januari (57), Februari (57), Maart (58).
• Klaas de Wit: Nieuw Englandspiel: Leith Harbour (58), Dunnet Head (59), Pub in Portree (60), Zigeunermeisje in Northumberland (61).
• Koos Geerds: Galwesp (76), Hoofdluis (76), Bladluis (77), Schaamluis (77).

Jrg. 41, nr. 2, februari 1993

• Cees Verraak: Iemand anders (5), Belinda min of meer (5).
• Annie van den Oever i.s.m. Lilian Huberts, Titia Sterenberg, Jaap Tigelaar, Fanny Velvis en Anton Verstraete: Over de betekenis van de raadselachtigheid en de herinnering in het titelgedicht van Eva Gerlachs ‘De kracht van verlamming’. (6-17) [Eva Gerlach.]
• Hester Knibbe: Wit fond (20), Thebe (21).
• Harmen Wind: De schepper (27), Gemeenschap (28), Weerzien (28), Bruggehoofd (29).
• Hans Kreugel: Dodenrit. (41)
• Rob Schouten: Uit huis (48), Uit eenzaamheid (49), Uit lezen (49).
• Willem Jan van Wijk: Bomarzo, 1 t/m 10. (58-59)

Jrg. 41, nr. 3/4, maart/april 1993

• Ed Leeflang: Gedrieën. (24)
• J. Rentes de Carvalho: De hemel van het begin. (26)
• Rob Schouten: Curriculum vitae. (29)
• Paul van Capelleveen: Het hoofd: I. In een droom – II. In slaap – III. In de kussens – IV. In verwarring – V. In kamerjas – VI. In de erker – VII. In de spiegel – VIII. In gedachten – IX. In de badkamer – X. In de keuken – XI. In de hal – XII. In het echt. (99-104)
• Henk Romijn Meijer: Nazomer in La Coutonnade. (106)

Jrg. 41, nr. 5, mei 1993

• Joost Zwagerman: U zij de glorie. (11)
• Cees Verraak: Bezoekuur (23), 23 Februari 1980 (23), Kiosk (24), Adel verplicht (24).
• Anton Korteweg: Verheeld in afglans. Vier schilderijgedichten van P.C. Boutens. (50-60)
• Piet Gerbrandy [eerste regels:] Was bolt aan blauwe lijnen (67), Die verf op haar juk was niet echt (68), Geen plenzen verzuurt regenpakken (68), Vader duwt een romp van sneeuw (69), En aan zijn onderbuik was vlees (69), Chemokar, bezing de wrok der schoonheid (70), Dag derdegraads brandwond, zon (70), Sinds de meedogenloze vroedvrouw (71), Tussen sloot en asfalt speuren (71).
• Eva Gerlach: Kracht 9 (78), Weer keert (78).

Jrg. 41, nr. 6, juni 1993

• Anna Enquist: Cirkelgang. I t/m V. (3-4)
• Hans van Straten: De omgevallen boekenkast. (5-6) [Proza; wie stond model voor de hoofdpersoon in Awater? En welke locatie?]
• Chris Honingh [eerste regels:] Zoevend de middaglimousine genomen (9), Vandaag vond ik mijn schaduw in zand (10), Zonverblind zag ik mijn moeder donker (10).
• Herman Leenders: De kikkerkoning (29), Broeders (29), Grootvader (30), Verhuizing (30), Lege handen (31), Pauw (31).
• Harmen Wind: Kouros, I en II. (58-59)
• W.A. Jonker [eerste regel:] Licht draait traag de kamer uit (70), Welkenraedt hotel Falckenstein (71), het vervallen hotel fluit (71), jeuk in zijn haar kruis (72), de kunstenaar en zijn model (72).

Jrg. 41, nr. 7, juli 1993

• Lenze L. Bouwers: Gezicht op Delft (14), Museum (15), Stadhuis (van Delft) (16), Nalatenschap (van Johannes Vermeer) (17).
• Kees Spiering: Schuur (35), Aan de akker (36), Met schone lei (37).
• Jaap Harten: Geen Ako literatuurprijs voor Federico García Lorca: I. De zon van Granada sloop (45) – II. Onder de maan van Granada (46), Zonder gifbeker kan het ook (47), Trektocht (48).
• Marieke Jonkman [= Anton Ent]: Zomer (55), Make-up (55), Slachtoffer (56), Oud zeer (57), Besluit (58), Wandeling (58), Geboorte (59).

Jrg. 41, nr. 8, augustus 1993

• Marc Tritsmans: Wijlen grootvaders huis (20), Grootmoeders slaap (21), Bril (21), Weerzien (22), Dood van een tennisspeler (22), Oogopslag (23), Risico (23), Stuwmeer (24).
• Gert Jan Hemmink: De samenwerking van Reinhoud en Hugo Claus. (33-55) [Tien gedichten van Hugo Claus bij etsen van Reinhoud D'Haese: Beiden (37), Evennaasten (39), Schaduw (41), Een mensenvriend (43), Olifantig (45), Wat zij zei (47), Hij en zij (49), Spel (51), Ouderschap (53), Rouw (55).
• Paul Gellings: La Roche des Fées (61), Avallon (62), September (63), Rodenweg (64), Huwelijk (65).
• Cees Verraak: In de bus (72), Naderend einde (73), Op het balkon (74), In naam van de liefde (75).

Jrg. 41, nr. 9, september 1993

• Jos Versteegen: Voorbode (61), Kermis (62), Noerejev (63), Morgenland (64).

Jrg. 41, nr. 10/11/12, oktober/november/december 1993 – Vlaanderennummer

• Leonard Nolens: Achttien, 1 t/m 3. (3-4)
• Erik Heyman: Afspraak I t/m III. (17-19)
• Peter Ghyssaert: Aanbevelingsbrief voor Franz Liszt. (20)
• Hugo Brems: Vlaamse literatuur. Poëzieopvattingen in Vlaanderen. (21-30)
• Ivo Michiels: Rendez-vous op de vluchtstrook, langszij de hoofdstukken. (33)
• Hedwig Speliers: Heen: Bach (41), Broer (42), Adolescent (42), Debuut (43), De omvang van God (43), Op weg (44).
• Gust Gils, drie prozagedichten: Een leerzame ervaring / Een voorwerp van onenigheid / De spottende terechtstelling. (45)
• Herman de Coninck: Mechelen: 1958, 1 en 2 (55-56), 1965, 1 t/m 4 (57-60), 1984 (61).
• Ivo van Strijtem: Toen (70), Zomer (71), De sprong (71).
• Eddy van Vliet: Den Haag (80), De bal (81), Shomré Hadass (82), Het schoolmuseum (83).
• Gwy Mandelinck: Pijnbank (103), Lokatie (104), Het verlies (104), Erfenis (104).
• Miriam Van hee: Slapeloos (122), Restaurant (123), Tuin (123).
• Watou ’93, Poëzie rond Roger Raveel: Christine D'haen: Genesis (131) / Eddy van Vliet: De stad (133) / Dirk van Bastelaere: Anja's kast 2 (135) / Anton van Wilderode: Twee dorpen (137) / Roland Jooris: Uithoek, 1 t/m 5 (139) / Luuk Gruwez: De monniken van Sénanque (141) / Hugo Claus: Ezel (143) / Leonard Nolens: Krop (145) / Charles Ducal: Voorbeeld (147) / Herman de Coninck [eerste regel:] Hij had gehoopt dat het zonder herfst kon (149) / Jozef Deleu [eerste regel:] Nooit zag ik eerder (151).
• Roland Jooris: De religie van het leven. Bij de gelijknamige schilderingen van Raveel in een kapel te Machelen-aan-de-Leie (153-154).
• Pol Hoste: Een spoorweg is een lijn: Reizen is een landkaart lezen (165-166) – Een trein is een verbinding (166-167) – Een rijtuig is een stilstand in beweging (167-168) – Een spoorweg is een lijn (169).
• Erik Spinoy: L'auto de la mort (179), De kracht van positief denken (181), Le déjeuner sur l’herbe (182), Oog in oog (182).
• Luuk Gruwez: Mongolië (189), Tante in gesticht te W. (190), Kortrijk (191).
• Herman Leenders: Kleermaker (201), Kerstavond (201), Was (202), Wip (202).
• Koen Stassijns: De apotheker, 1 en 2 (207-208), Pars poëtica, 1 en 2 (209).
• Hubert van Herreweghen: Fluitekruid (221), Dood (222), Uit het testament van een buskenblazer (223), vier kwatrijnen: Strand – Stal – Zintuigen – Lavei (224).
• Peter Verhelst [eerste regels:] In de loden hitte (New York) heb ik gebloeid (234), Denk ik soms, een vinger in een vlezige perzik (235), Op het moment dat je hoofd erop neergevlijd werd (236).
• Christine D'haen: Het zevende uiteindelijk sonnet. (237)

De jaargangen hierboven zijn te raadplegen in de DBNL. Daarnaast zijn van de daaropvolgende jaargangen de volgende nummers aanwezig bij het PcN:

Jrg. 42, nr. 1, januari 1994

• Hester Knibbe: Val, gedichten: Kamer 1 (41), Delftse Hout (42), Café Tango (42), Terras (43), Kamer 2 (43), wat was (44).
• Cees Verraak: Wraak (63), De verschijningen van Emma Peel (63).
• Sara Dinter: Blindenoptocht. (68)

Jrg. 42, nr. 2, februari 1994

• Harmen Wind: Bericht (30), Maart (31), Remedie (31).
• Rob Schouten: Niet onopgemerkt gebleven (57), Non (58), T.O.A. (58).
• Erik Heyman: Gier (76), Dagmaat (77), Het huis (78), Schrik (79)

Jrg. 42, nr. 3/4, maart-april 1994
Themanummer ‘Nieuwe poëzie – gedichten en bijdragen over gedichten’

• Martin Reints: Omgeving. (3)
• Leonard Nolens: Opgroeiende gedichten. Drie dagboeknotities. (4-7) Met weergave van Nolens’ gedicht ‘Haan’.
• Elisabeth Eybers: Bejaarde liefde (8), Relaas (9), Rekenskap (10), Muitery (11).
• Herman de Coninck: Vijf zeegedichten [eerste regels:] I. Zoals de zee zichzelf weerlegt, nee, juist legt – II. Waarlangs je vijf kilometer wandelt – III. Als zee die woest van Engeland is vertrokken – IV. Lucht jaagt zijn grijzen voorbij, alle – V. Kleurfoto’s van Patrick de Spiegelaere. (12-16)
• Elma van Haren: Patience, I en II. (17-20)
• Herman Leenders: Na Blakkeveld (21), Schouwen en Duiveland (22), Afleggen (23).
• Esther Jansma: Tektoniek (24), Slaapliedje (25), Hecate (26).
• Rob Schouten: Natuur met een stiefmoeders hand. Klimaatverandering en verstedelijking in de Nederlandse poëzie. (27-35)
• Anton Ent: Pelgrim, I t/m IV. (36-39)
• Rob Schouten: Domesticus (40), Boeiend gefilmd (41), Beschonken naakt (41).
• Marijke Kruisinga: Nachtwerk (42), Museum van de kou (43), [eerste regel:] licht schoffeert de schuwe (43).
• Co Woudsma: Thuis (44), Herdenking (45), Lente (tweede klasse) (45), Souvenir d’Argentenay (46).
• Tom Lanoye: Amnesie. (47)
• Ed Leeflang: Portfolio / De school der poëzie. (48) [Inleiding op zestien facsimile afgedrukte gedichten van kinderen van een basisschool in Bussum: Laura Blanken, Huibert van Hövell, Pieter Hooghoudt, Wendy Gerrits, Vera Bartels, Daphne Steenvoorden, Gerdien de Jong, Jur Schreuder, Taco, en 7 anonieme jonge dichters. (49-64)
• Luc Gruwez: Een man en een vrouw. (65)
• Rutger Kopland [eerste regel:] Wereld je bent een geduldig woord (80), Vijver (81).
• H.H. ter Balkt: Uitzicht op zee; bladerval; noorderstorm (82-83), Laaglandse hymnen / oud kwart voor vier (83).
• Koos Geerds [eerste regel:] God schrijft zijn Naam in water uit. (84-85)
• Jan Kal, vier Nederlandse kunstenaarssonnetten: Het zingend hart van onze letterkunde (1859-1941) [Hélène Swarth] (86), Adwaita (1863-1919) en betelgeur [Dèr Mouw] (87), Het vrijheidsmonument in Elst [Marina van der Kooi] (88), De fakirstoel van Mirko Krabbé (89).
• Paul Gellings: Het jaar (94), Sprookje (95), Jonge sperwer (96).
• Rogi Wieg: Zo zwart als het heelal kan een man zijn (97), Liefde van schrik (98), Ontvangers en gevers (98), Lunchen met jouw (99), Weer lunchen met jou (99).
• Frank Koenegracht: Meiregen, maak dat ik groter word (100-101), Epigram (101-102), Days of ‘59 (102).
• Leendert Witvliet: Het ontstaan van een idee: een nieuw pandje: Op een borrel – Het Bureau vrede – De grijze cel – Later. (103-106)
• Martin Veltman: December. Zeven kwatrijnen [eerste regels:] Het was in de winter – Het neonlicht schiep van – Hij ging door het donker – Van handen de zachtheid – Waar is de geliefde? – Hij ging naar de zolder – Elegisch verklonken.(107-108)
• Marc van Will: Hand, hersenen. (109)
• Geert van Istendael: Muur van gestapelde stenen (110), Romeins olielampje (110).
• J. Eijkelboom: Kuipershaven (111), Die fröhliche Wissenschaft (112).
• Anna Enquist Dochter, dochter, I t/m IV. (113-116)
• Eva Gerlach: Op bezoek. (117)
• Joost Zwagerman [eerste regel:] Ik wilde weten hoe het zat en wat het was (118), [eerste regel:] Geef graag aan bedelaars. Noten, een vrucht (118), [eerste regel:] Stoort het (119), Op zaal (119).
• Guillaume van der Graft: zes kwatrijnen [eerste regels:] I. Het wordt hoog tijd dat ik mijn dagen pluk – II. Was mij gevraagd, zeventig jaar voor dezen – III. In Paradisum te, ten paradijze – IV. Geheime vrees: dat er een wereld is – V. De zon is opgestaan, wij kunnen weer – VI. Wanneer ik bij haar lig en haar bemin. (120-121)
• Anne Vegter: Van het land (122), De roos en haar man (122), Hummm (123), ’s Ochtends kijkt Ruud naar mijn kaakgewricht (123).
• J.W. Oerlemans [eerste regel:] Tegen het hersenlicht (124), Neigend tot verdwijning, cirkelend (124), Weinig heeft het water (125), Zozeer gedaan en gelaten (125), Hoeveel schedel nog (126), Zo verging het hem. Zeewind (126), De waanmens (126), Toen de wijngaard was neergeslagen (127), Ergens onderaan de ranglijst (127), Met de lasso van de horizon (127).
• Peter Ghyssaert: Opdracht. (128-129)
• Ienne Biemans: Jij. Ik hier [eerste regels:] Nu zijn de mummies, de luchte (130), Kreeg ze toegeregen (131), Van je meisje loos gezongen (131).
• Hester Knibbe: Badjongen van Yiannaki (132), Kerkje op Paros (132-133), Het oor (133).
• Herman Leenders: De voetsporen van Adriaan Roland Holst. (134-137) [Bespreking van het Schrijversprentenboek 1. A. Roland Holst.]
• Marieke Jonkman: Begrafenis (138), Inzicht (138), Geel, zwart en goud (139).
• Ed Leeflang: Wachtend op het lied. (140)

Jrg. 42, nr. 6, juni 1994

• Anna Enquist, vier gedichten over de longen: Cartografie (12), Kerstziekte (13), Ineens (14), Herstel (15).
• Lauri van ’t Lam: Zoekplaatje. (25)
• Pim Hofstra: Aanzeggen van de wacht (44-45), Pinocchio (46-47), De schoonheid (47), De herfstweg (48).
• Esther Jansma: De val. (60-61)

Jrg. 42, nr. 7, juli 1994

• Jo Govaerts [eerste regels:] Dit is een hoofd en (5), Waar ik naar verlang vandaag (6), Ik zou u veel willen vragen (6), Hij heeft het over (7).
• Esther Jansma: De geliefden (18), Elfje (19).
• Herman Leenders: Aalter (24), Volle maan (25), Avondzegen (26).
• Cees Verraak: Elizabeth Bishop nota bene (41), In afwachting van de vrouwen (41).
• Harmen Wind: Overweging (68), Existentie, I en II (69).

Jrg. 42, nr. 10, oktober 1994

• Th.A. Sontrop: Rijnlandse geseling. (32)
• Paul van Capelleveen: Gerrit Komrij en het Vrije Vers. (44-49)
• Eriek Verpale: Hoog bezoek (49), Zwembad 1967 (50), Nachten van Beiroet (51).
• Luuk Gruwez: Oma's rest. (72)

Jrg. 43, nr. 1, januari 1995

• Ilse Starkenburg: De woede over een verloren geldstuk (24), Krakend pand (25), Hoofd op hol (26), Valscherm (27).
• Cees Verraak: Ophelia exit (44), De afspraak (44), Religieus (45), Projectie (45), Zijn dagen (46), Zelfs de liefde kent een gezicht (46).
• Peter Ghyssaert: De zelfgemaakte pauk (54), Avondwandeling (54), In de smidse (55), De waterval (55-56), Divertimento (56), Het verkochte huis (56-57), Het huishouden (57), Brief aan een musicus (57).

Jrg. 43, nr. 2, februari 1995

• Jaap Harten: Brief van een in Groningen gelegerde soldaat aan Geachte muizenpoot (15), Helga Ruebsamen in smoking (16), Pavane pour une infante défunte (Ravel) (17) .
• Paul Gellings: Alter ego (36), December (37).
• Lauri van ’t Lam: [eerste regel] Vannacht, ja (55), Stroom (55), In gesprek met de dichter (56).
• Marc Tritsmans: Beeldkracht: I. Familieportret (ca. 1700) (67) – II. Foto (67) – III. Super 8 film (68) – IV. Video (68).

Jrg. 43, nr. 3, maart 1995

• J. Eijkelboom: Holle weg. (33)
• Hanke Schermer: Bloedsomloop (48), Zeegezicht (48), I.C. (49), A4 (50).
• Paul Gellings: Boekenbal. (51)
• Marco Daane: Stekeldieren tegen de patisseriestiji. Het erts van Richard Minne en Louis Paul Boon, literaire wapenbroeders. (52-65) [Met weergave van het gedicht [eerste regel:] ‘Met dichten is het uit’ van Minne, p. 57.]
• Th. van Os: Beurtzang (66), Hoop en liefde (67), Amicus Plato (68).

Jrg. 43, nr. 4, april 1995

• Anne Schipper: Hoedje wip (52), Onze hulpe (53).
• Pem Rutgers-Sluijter: Nieuwjaar (54-55), Joodse dichteres (56), Centrum (57).
• Joanan Rutgers: Natuurmens. Voor Jan Wolkers. (58-59) [Rectificatie in nr. 6: In het gedicht ‘Natuurmens’, regel 16, staat het woord 'zandkust' in plaats van 'zandkunst'.]
• Harmen Wind: Verloren voorwerpen. (60)

Jrg. 43, nr. 6, juni 1995

• Lernert Engelberts: Dierenarts. (28-29)
• Koos Geerds: Buizerd (47-48), Odysseus (49).
• Mathilde Lippens: Oude man in Turks bad (62), Reis (63).

Jrg. 44, nr. 6, [juni] 1996

• J. Eijkelboom: Anatomische les (7), Holle weg (8), De omgekeerde zuilen van Venasque (9).
• Emma Crebolder: Vos, 1 t/m 6. (10-13)
• Harmen Wind: Laatste eer (14), Bonjour (15).
• John Müller: Verzameld werk (1961-1996) [eerste regels:] 1. In de buiken waait een lentewind (16) – 2. Gelovigen in rode horden (16) – 3. Het houten water drijft voorbij (17) – 4. Marga blauwe haren, kuiten blond als paardehaar (17).
• Dewijch Griffioen: Huize solide. (18-20)
• Redbad Fokkema: Van kwade reuk tot wierook. Postmodernisme in Nederlandse poëzie sinds 1960. (21-36)
• Pim Hofstra: Winter (37), Feest (37), Nablijven (38).
• Paul Gellings: Haarlemmerplein (39), Schilderles (40), Tussen winter en lente (41).
• Rob Schouten: De ongeslachtelijke voortplanting van Gepetto (42), Emigrant (43), Troost der natuur (44), Fin d’amors (45).
• Th. van Os: Kut (46), Dood hout (47), Afscheid (48).
• Esther Jansma: Dit hier. (49)
• Henk Pröpper, drie voetbalgedichten: Het debuut (50) – De kleedkamer (51) – Grensrechter, 57 jaar (52).
• Gert Jan de Vries: Over vijfentwintig jaar ... zal ik jou nog steeds beminnen. Toekomst en recent verleden van de Nederlandse poëzie. (53-63)
• Chrétien Breukers: De donkerharige, 1 t/m 3. (64-65)
• Peter Ghyssaert: Virgo (66-67), Het winkelmeisje (68), De hondebeet (69).
• Victor Schiferli: De geur der rozen (70), I. [eerste regel:] Laatst zong ik nog een regel, maar die was (70-71), II. [eerste regel:] Wij hadden ons gedachtengoed ontleend (71).
• Mustafa Stitou [eerste regels:] Het orakel Kleusien (72), Op terrasjes zit wel eens zo’n filosoof (73), Zekere kliniek krijgt te doen met Koos Christus (73), Jij blond doorzichtig en beknopt gezichtje (74).
• Joris van Casteren: Smetstof. (75)
• Lernert Engelberts: Ineens. (76)

Jrg. 44, nr. 9, [september] 1996

• Stella Napels: Genesis (16), Hemelvaart (17).
• Driek van Wissen: Roodkapje (22-23) [Weergegeven in: Em. Kummer: Door de ogen van de man, pp. 18-27.]
• Hendrik Carette: Pact met Pound (60), Een wijze van zijn (61), De kunst van het falen (62).

Jrg. 44, nr. 10, [oktober] 1994

• Jos Steegstra: Fin de siècle, 1 en 2. (36-37)
• Kreek Daey Ouwens, prozagedichten: De lompenman (48), De sterren (49).
• Albert Hagenaars: De tempel van de liefde, I t/m III. (55-57)
• Y. Né, gedichten en tekeningen: DBBSTN (58), Ontwerp een netvleugelige voor elk moment (60).
• Marijke van Hooff: Vaders kindje (82), Blijde boodschap (83).
• Cees Verraak: Het oog van Buñuel (84), Dirty old life (85).
• Maarten van den Elzen: Het goud wordt door steeds andere lichamen gedragen (101), Dagen van volledig gerijpt fruit (102).

Jrg. 46, nr. 1, [januari] 1998

• Bert Jan Flim: Uit de rails gelopen. Het oorlogsverhaal van twee jodenhelpsters. (32-39) [Met weergave van de gedichten ‘Een nieuw onderduikadres’ van de negenjarige Ruth Jourgrau (p. 35), ‘Als de moffen willen beletten’ en [eerste regel:] ‘In Ravensbrück bij strafappel’ van Hetty Voûte en Gisela Söhnlein (resp. pp. 37-38 en p. 39).
• Piet Gerbrandy: Poëzie die als een jas met je meegaat. Remco Campert on the road. (40-45)
• Sara Dinter: Drijfmeisjes. (47)
• Juliën Holtrigter: Een graatmager gedicht belde mij op (48), Leven (49).
• Paul Busselen: Boodschap. (56)
• Theo van der Wacht: Ultima Thule. (57)
• Hanneke van Schooten: Voltooid (63), Bewaar (63).
• Redbad Fokkema: De melodieuze traan. Aanzet tot een poëtografie van Hans Lodeizen (1924-1950). (64-77)

Jrg. 47, nr. 3, [maart] 1999

• Gert Jan de Vries: Many clocks: een interview met Leo Vroman. (10-20) [Met weergave van Vromans gedicht ‘Wonder vooruit’.]
• Ilja Leonard Pfeijffer: Overtocht (37), Koningin Hatsheput (38-39), Alman (40).
• Rogi Wieg: Dagboek van de bloem, 1 t/m 6. (52-57)
• Victor Schiferli: Drie jeugdfoto’s: I. Waterleidingduinen (66) – II. Lago Maggiore (66) – III. Gezinsportret in de Alpen (67), Aartsvader (68), Over de dag (69), Rekwisieten (70).
• Han van der Vegt: Drift. (71-73)
• Liesbeth Lagemaat: Kas op zondag (74), Geen slaapkameridylle (75).

Laatst bijgewerkt op  24 september 2022

Meer informatie

Ondertitel tot en met nr. 4:  Tijdschrift voor internationale avantgarde en etno-literatuur

AANWEZIG

• Nr. 1, lente 1975
• Nr. 3, december 1975
• Nr. 4, april 1976
• Nr. 5, juli 1976
• Nr. 7, januari-februari-maart 1978
• Nr. 8, september 1978
• Jrg. III, 1979/1980: nrs. 1, 2, 3 (1980) en 4 (1980)
• Jrg. IV, 1980, nr. 2 (1980)

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Nr. 1, lente 1975

• Peter Nijmeijer: Rust ( naar een collage van Max Ernst) (22), De fotograaf gelooft niet in ’t toeval (23), De eerste zon (26).
• Peter Schuddeboom: Als het huis zijn inwoner avond haalt (36), Ze beslisten voor mij anders (37), Gelukkige buren, waren flats de toekomst (38-39).
• Peter H. van Lieshout: De ijsvogelzang, 1 t/m 8 (44-47), Kapers in de lucht (48-49).

Nr. 3, december 1975

• Edgar Cairo [personalia op p. 30] [eerste regel:] eeejj… (31) [Sranan-Tongo met vertaling naar het Nederlands.]
• Huub Beurskens: Een strenge les in onrust (uit de dagboeken van R. Crusoe), I t/m XIII. (38-43)

Nr. 4, april 1976

• Sjoerd Kuyper: Dagen uit het leven, I t/m III. (20-23)

Nr. 5, juli 1976

• Wim van Binsbergen: Een kind krijgen (67-68), Dodewake voor chief Mulimba (68-69).

Nr. 7, januari-februari-maart 1977

• Erika Dedinszky: Zigeunerlied voor Engelandvaarders. (9)
• Wim van Binsbergen: Hij spreekt hier een soort Engels (23), Marcus Aurelius Augustinus (23).
• Peter H. van Lieshout: De omgang, 1 t/m 6. (28-29)
• Peter Nijmeijer: Het geheim van Magritte (40), De liefde (41), Bijv. De Chirico (41).
• Vernie February: Daggaroker (64), Reaksie (65). [Afrikaans]
• Ton Geelen: Leegstand (71), Afterbeat (71).
• Miel Vanstreels [eerste regels:] Het rotten van de bladeren (75), Het ruikt er al naar de dood (75).
• Wiel Kusters: Landschap (83), Allerzielen (83).
• Sjoerd Kuyper: De ontmoeting. (89)

Nr. 8, september 1978

• Peter Nijmeijer: Interview met Huub Beurskens. (3-9) [Met weergave van Beurskens gedichten ‘Vorsttocht I’ en ‘Stilleven 1’ .]
• Joop Verhaaren: Randschap (schetsen), 1 t/m 6. (42-44)
• Peter Piscaer: Cittie 76 (45), De commune van Amsterdam (45), Ruimtelijke ordening (46).
• Rene Tenkink [eerste regels:] Op de gele lippen de vochtige (47), Hoe moet het met de vrouw? (47), Een hoek van het vlees (47).
• Leo van der Zalm: Verschil in alfabetisme. (48)

Jrg. III, nr. 1, 1979 – Themanummer ‘Poëzie op de tocht’

• Met twee inliggende krantenknipsels met bespreking van dit Mandalanummer: Graa Boomsma: Mandala: tijdschrift met gezicht. De Waarheid, 8 mei 1979, en Lidy van Marissing: Het nut van poëzie. de Volkskrant, 21 april 1979.
• Jos Knipscheer en Peter Nijmeijer: Poëzie op de tocht. (5-7) [Voorwoord bij dit themanummer.]
• H.H. ter Balkt: Katten bouwden de kathedralen. (8-11)
• Arie van den Berg: Blijmoedig aan het graf te denken (fragment). (12-17)
• Louis Ferron: Ballade van het jaar 9 n.C. (18-21)
• Wiel Kusters: Twaalf dichters over ‘tijd’. (22-34) [Essay, aan de orde komen Mulisch, Kouwenaar, Kuyper, Tentije, Ter Balkt, Van den Berg, Van de Waarsenburg, Beurskens, Bernlef, Van Lieshout, Nijmeijer, Zonderland.]. Met weergave van (fragmenten van) hun gedichten.]
• Wiel Kusters: IJzer (39-41), Carbone notata, 1 t/m 4. (42-43)
• Peter Zonderland: Afwezig (44), Afscheid, 1 en 2 (45), [eerste regel:] je vertrouwt op je anker hoorbaar (46), [eerste regel:] uiteindelijk ergens arriveren (47), Smalfilm (48).
• Peter Nijmeijer: De schilder (49), Barrage (50), Moment voor de pas op de plaats (51), Moment na de pas op de plaats (52), Stilleven afgebroken (in zeven stadia) (53).
• Huub Beurskens: Het geëmancipeerde gedicht. (54-59) [Essay]
• Huub Beurskens: Reigers, I t/m VII. (60-63)
• Peter H. van Lieshout: Niet niks, 1 t/m 7. (64-67)
• Th. van Schoonhoven: Omver. (68-69)
• Jos Knipscheer, Wiel Kusters en Peter Nijmeijer: Sjoerd Kuyper – Altijd als het noodlot toeslaat: Poëzie. (71-82) [Interview met Kuyper.]
• Sjoerd Kuyper: Het westen (fragmenten). (87-91)
• Hans van Waarsenburg: Tweeluik, 1 en 2 (93), Droom, in tijd van de gejaagde – een drieluik met epiloog (94-97).
• Margriet Poort [eerste regels:] Ik begeer de geschapen man (99), (100), Het slaafse gebaar van zijn stoel hindert (101), Wee de zoon die zijn mamma behaagt (102), Gebaren verstrijken de tijd (102).
• Joop Verhaaren: Reservaat / De stroper, 1 t/m 5. (103-105)
• Hans van Pinxteren: Woestijn. (106-110)
• Wim van Binsbergen: Wetenschap en dichterschap (een brief). (115-121)
• Wim van Binsbergen: Uitweg, 1 t/m 3. (122-124)
• Harry Hoogstraten: uit ‘Winterboek’ (een pleidooi). (130-132)
• Erika Dedinszky: Dromen: 1. De angst is de vader van je droom (135) – 2. De droom van het vuur is je moeder (136-139) – 3. De droom van je moeder is dood (139-140) – 4. [eerste regel:] Wie niet dood is wordt gezien (140).
• Erika Dedinszky: Proletkult in Nederland. (145-159) [Essay over volk en kunst, vergelijking van de culturele situaties van Hongarije en Nederland. Met weergave van het gedicht ‘Bericht van een woonwagenbewoner’ van Jan Boelens.]

Jrg. III, nr. 2, 1979 – P78 Anthologie

[Verslag van het internationale poëziefestival ‘P 78 One World Poetry’, in de Kosmos en Paradiso, Amsterdam. Met tal van foto’s van de optredende dichters (v/m).]

• Harry Hoogstraten: from Come Again. (22-25) [Meertalig gedicht.]
• Peter Nijmeijer: Ontbijt op de horizon. (63)
• Erika Dedinszky: Litanie voor de vrouw (64), Epileerloog (65), Vlakland (65).
• Paul Schaaps: Noorderzon. (98)
• Edgar Cairo: Dagwe (125), [eerste regel:] … dron!! (126-127). [Sranan-Tongo, met vertaling naar het Nederlands].
• Vernie Febuary [eerste regel:] Ek het vandag my drie-eenheid in my kamer opgehang. (128-129)
• Wim van Binsbergen: Ouder geworden. (132)
• Mignon van Ingen: Ik ben niet bang voor de slang. (148)
• Steef Davidson: Een is altijd de mooiste (184), Punk Rules, OK? (185).
• Jules Deelder: Python Place, deel 4711. (186-188) [Uit ‘Moderne gedichten’.]
• Robert Paul Flipse: uit ‘Het epos van Kreatorius I’: IV Het Leidseplein. (189)
• Hans Wesseling: Tarot, 1 t/m 21. (194-195)
• Sjoerd Kuyper: Haar luister. (197)
• Alex Holst: Het kindvrouwtje Shakti. (198)
• Simon Vinkenoog: Poëzie: oh zie, oh zie wat ik ook zie! Een kijkje achter de schermen van P78. (212-213) [Facsimile van een tekst-met-correcties uit: De waterman. Kommunikatieblad voor alternatieve levenswijzen / Stichting De Nieuwe Wereld Hobbitstee, 25/1978.]

Jrg. III, nr. 3, 1980 – Themanummer Franstalige Caribische literatuur

• Hierin: bibliografie Edgar Cairo. (159) Verder geen bijdragen met/over oorspronkelijk Nederlandstalige poëzie na 1880.

Jrg. III, nr. 4, 1980

• Huub Beurskens: Hoe lang kan de dichter zijn zelfmoord uit de weg? (25-29) [Essay]
• Job Degenaar [eerste regels:] hoe je naar behoren onderuitging, de beek (30), er zijn wel vogels maar zij zingen niet, er is (30), vooraf gaat een vertekening afstand (31), en profil: (31).
• Hans van Pinxteren: Vluchtig schuinschrift, I t/m VI. (86-91)
• Arend Slagman: Hengelo / de dorpskroegen: t Pleintje (103) – Bar Dancing Copacabana (104) – De trap (& ‘Fashion’ zoals later bleek) (105) – Babylon (106).
• Joop Verhaaren: Vrijstaande eik na de herfst. (123)
• Hans Vlek: Laagland, 1 t/m 4. (124-127)

Jrg. IV, nr. 2, 1980

• Het ideale gedicht is een partituur. Von Bohemen in gesprek met vertaler en dichter Hans van Pinxteren. (9-16)
• Joop Verhaaren: Huis, Verhuizing. (20-27)
• Jacques Schmitz: Utopia Nu (47), Iets groots (48-49), Reisplan: (50), Scheppen: (51).
• Graa Boonsma: Ierland verbouwt (52), Gebroken wit gebouw met zwarte gaten (53), Museum (54), Gevonden gedicht (aan de echo van Hans Lodeizen) (55-56), [eerste regel:] De verwonde dichter? (56), Westfriesland (57).
• Hans van Waarsenburg: (Sardijns) Avondlandschap IV. (90-96)
• Peter van Lieshout: De plekken. (97-98)
• Wim van Binsbergen: Gedichten bij Daglicht (140): Mary (141-143) – Bij een meisje uit Zuid-Afrika (144) – Rembrandt: weinig bekend etsje van een naakte vrouw (145) – Simon (146-147) – Lucht (148) – Muze (149).
• Hans Vlek: Satisfaction (154), Zin (154), Alle eer aan de schepper (154), De dwangneurose van een dichter (155), Man is the measure of all things (155), O no Onan (156), Dissipal (156), The rising Hope (157), Maya (157).
• Hans Plomp: Slangevel (158), Welkom, Heer Pluto (159-160), Venus in Holland (161).
• Harry Hoogstraten: 7 uit: ‘Dante’s Folio en de Voltameter’ (180) [eerste regels:] neem nu de maat van zoete tranen aan het raam (180) – achter ons het éénoog (181) – stomgeslagen (181) – donde sta in de stroom (182) – schraal geluk (182) – zwaar bepakt zoals we natuurlijk waren (183) - strooiuit van open venster (183).
• Jerome Rothenberg: De nacht dat de maan een spin was (219), Drie landschappen, I t/m III (220), Woorden (221-222).

Laatst bijgewerkt op 7 september 2022

Meer informatie

AANWEZIG

• Jrg. 5, 1977: nr. 3/4 (december)
• Jrg. 6, 1978: nrs. 1 (april), 2 (augustus), 3 (oktober) en 4 (december).

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Jrg. 5, nr. 3/4, december 1977

• Car Flanders: requiem voor jotie. (4)
• Johanna Kruit [eerste regel:] de oude man sprak (5), de zonen (6).
• Gust Gils: de ontzetting (7), dood van een atleet (8), de man met wratten (9).
• Norbert de Winne: kraai. (10)
• Ruud Blauwveld: kaat (11), avondmijmering (12), objektief verraad (13), brief aan karien en karien (14), [eerste regel:] ik proef van lege straten (14), [eerste regel:] onze wateren worden bevroren (15), panta rhei (16).
• Car Flanders: Een kind van dromen. (38-41) [Bespreking van de bundel ‘Hier is mijn eiland’ van Johanna Kruit. Met weergave van (fragmenten van) Kruits gedichten.]
• Car Flanders: En verder waait de wind. (42-43) [Bespreking van de bundel ‘Tussen water en droom’ van Johanna Kruit en Romain John van de Maele. Met weergave van (fragmenten van) hun gedichten.]
• Car Flanders: Een rode draad tussen pijn en vreugde. (43-46) [Bespreking van de bundel ‘Op zoek naar Atlantis’ van Romain John van de Maele. Met weergave van (fragmenten van) Van Maeles gedichten.]
• Car Flanders: Herinneringen sprokkelen tussen de najaarsbomen. (47-50) [Bespreking van de bundel ‘Leie-Lief en Leed’ van Romain John van de Maele. Met weergave van (fragmenten van) Van Maeles gedichten.]
• Car Flanders: Anders dan gisteren is het vandaag. (50-54) [Bespreking van de bundel ‘Nabij de afstand’ van Nel de Roo. Met weergave van (fragmenten van) De Roo’s gedichten.]
• Car Flanders: Vluchtig het leven, tastbaar de dood. (54-61) [Bespreking van de bundel ‘Morgenvrouw’ van Max le Roy. Met weergave van (fragmenten van) Le Roys gedichten.]
• Car Flanders: Gie Luyten weet waar Abraham de mosterd haalde. (62-65) [Bespreking van de bundel ‘Menuet voor twee nachtvogels’ van Guy Luyten. Met weergave van (fragmenten van) Luytens gedichten.]

Jrg. 6, nr. 1, april 1978

• Johanna Kruit [eerste regel:] ik zag mijn moeder door de avond gaan. (4)
• Thierry Deleu: Bergmeer (5), De zwarte vogel (6), Na de dageraad (7).
• Wouter Kotte: M(omen)t (8),Transformatie (9).
• Dirk Kroon: na ons de zondvloed (10), windvlaag (11).
• Han Grüschke: wadden (12), vriendin (13), vrienden (14).
• Ruud Blauwveld: Ardense melodie (15), Aan Isa Bella (16).
• J. Daelman: Dit gedicht is een vlies. (17)
• Romain John van de Maele: Sociale poëzie. (27-41) [Essay, met onder meer weergave van de gedichten [eerste regel:] ’Vergeet dan’ van Marc Braet en ‘Onder meer Bangla Desh’ van Jan Braet.
• Johanna Kruit: De satirische muggebeten van Bas Almekinders. (48-50) [Bespreking van de bundel ‘Muggebeten op sap’ van Bas Almekinders. Met weergave van (fragmenten van) Almekinders’ gedichten.]
• Johanna Kruit: ‘Ontbolstering’ van Silva Ley. (50-54) [Bespreking van genoemde bundel, met weergave van (fragmenten van) Leys gedichten.]

Jrg. 6, nr. 2, augustus 1978

• Ann van Berkum [eerste regel:] Al sprekende. (4)
• Car Flanders, gedichten bij citaten uit het werk van Hugo Claus en van Erik van Ruysbeek [eerste regels:] ingebed tussen de stenen (5), alles wat ik zeggen kan (6), de trage tang der dagen (7), als op een foto zie ik je (8), aan mij voorbij (9), ik ben de glibberige kinkhoorn (10).
• Walter Giraldo: Arena (11), Ademloos (12), Vragen (13).
• Johanna Kruit: Wel-uitgaven. (56-58) [Bespreking van bundels uitgebracht door de stichting ‘Wel’: Henk Huisman: Elke tijd een eigen geluid / Bert Bevers: Prachtig beheersen / Nicoline Hooymans: Madeliefjes / Pieter Luikx: Een meervoudige wereld.]
• Car Flanders: Dichter zijn is een beetje dood zijn. (59-62) [Bespreking van de bundel ‘Ik, een naaktloper’ van Thierry Deleu. Met weergave van (fragmenten van) Deleu’s gedichten.]
• Car Flanders: Een schrijn van weemoed. (62-67) [Bespreking van de bundel ‘De Roemeense Ring’ van Norbert de Winne. Met weergave van (fragmenten van) De Winnes gedichten.]
• Car Flanders: De vlag dekt de lading niet (meer). (67-71) [Bespreking van de bundel ‘Bloesemwolkjes en muggebeten’ van Bert Willems. Met weergave van (fragmenten van) Willems’ gedichten.]

Jrg. 6, nr. 3, oktober 1978

• Erik van Ruysbeek: Kruimels, zes korte gedichten (4-5), Shiva (6-7).
• Guido Wulms: november. (8)
• Angelo di Berardino: andante, als toen. (9)
• Car Flanders: Mijn hand schrijft slechts wat flarden neer in oude woorden. (29-32) [Bespreking van de bundel ‘Verdronken water’ van Johanna Kruit. Met weergave van (fragmenten van) Kruits gedichten.]
• Car Flanders: Onderhuids kreunt wellustig het wentelend het willoze woord. (32-37) [Bespreking van de bundel ‘Vluchtig als de jaren’ van Jean-Marie de Smet. Met weergave van (fragmenten van) De Smets gedichten.]
• Car Flanders: Waarom kruipt ’s morgens mijn angst zoals jij ’s nachts zo in mijn kleren? (37-42) [Bespreking van de bundel ‘Het is hopeloos, maar voor de rest gaat alles goed’ van Daniël Billiet. Met weergave van (fragmenten van) Billiets gedichten.]

Jrg. 6, nr. 4, december 1978

• Guy van Hoof [eerste regels:] Helden zei hij (Tom Verlaine), woorden (4), Een dorst naar rode regen die zacht (5), Gedachten overeind gezet, gelijnd (6), Na de gebaren die hij maakte (7).
• Car Flanders: Schiet je zorgen met een lachkanon tot achter de horizon. (38-41) [Bespreking van de bundel ‘Uit een tuin van verwondering’ van Johan Bovyn. Met weergave van (fragmenten van) Bovyns gedichten.]
• Car Flanders: Seconde na seconde trekt het leven voorbij. (41-42) [Bespreking van de bundel ‘Liefdesvuur’ van Raoul M. de Puydt. Met weergave van (fragmenten van) De Puydts gedichten.]

Laatst bijgewerkt op 6 september 2022

Meer informatie

 AANWEZIG

• Jrg. 4, 1963: nrs. 3 (juni), en 4 (november).
• Jrg. 5, 1964: nrs. 2 (mei), 3 (augustus-september) en 4 (november).
• Jrg. 6, 1965: nrs. 9 (blijkens voorwoord eerste nummer van 1965) en 10 (na 5 juni 1965, zie p. 16).

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Jrg. 4, nr. 3, juni 1963
[geen paginanummers]

• riët amesz: mijmering. [6]
• joanne bijlsma-vriens: muur. [7]
• annemarie burenga [eerste regel:] onze stad spoelt nu haar wegen. [8]
• marijke graus: zonnespel. [9]
• silva ley: wereld-beschouwing. [10]
• paul lucas: zonder. [11]
• lucie van rnaurik: gedicht, [eerste regel:] verder over de glinsterende zeeën. [14]
• peter mutsaers [eerste regel:] in de kern van je levensbewegingen. [15]
• hans ophof [eerste regel:] geluk. [16]
• joop oversteegen: intrige. [17]
• peter schuddeboom: bali-beg me. [18]
• robert hans schuddeboom: gouden woud, [19]
• piet smissaert: diamant. [20]
• maria smulders: illusoir. [21]
• hans van de waarsenburg [eerste regel:] men stelt in dit leven. [22]

Jrg. 4, nr. 4, november 1963
[geen paginanummers]

• hans van der dennen [eerste regel:] stomverbaasd hang ik mezelf uit. [4-5]
• elsa frank: afscheid. [7]
• silva ley [eerste regel:] ik wil moedig ingaan. [8]
• Anne Machiel: Mensenstem [9], Een Lila WeeMoedssluier [10], Mitlan [12].
• rené meulensteen [eerste regel:] dat ik de dood niet ken [13], de stenen kring [14].
• jan van ommeren [eerste regel:] geen deur. [15]
• joop oversteegen: vernieuwing [16], na-na [17], nacht [18].
• peter schuddeboom: de dichter en zijn werk. [19-20] [Proza, woord vooraf bij de volgende gedichten.]
• peter schuddeboom: alba [21], efda ([eerste regel:] getrouwd gaan) [23], baragolt [24], efda ([eerste regel:] mama morgen) [25].
• Marja de Smet Vercauteren: Winter [26], [eerste regel:] Als ik er eens niet meer [27].
• maria smulders [eerste regel:] puur [28], akwarel [29].
• Lieve van Damme [eerste regel:] Niet wat er staat. [35] [Overgenomen uit het eerste nummer van het literaire tijdschrift ‘Trefpunt’.]

Jrg. 5, nr. 2, mei 1964
[geen paginanummers]

• eric de preester: nieuw rouwlied [3], mannelijk wenen [4].
• jacques j. besançon [eerste regel:] woorden. [4]
• hans van der dennen: non-figuratief. [5]
• e.j. sekrève: blue sea blues. [6]
• hans vlek: boodschap [7], billy holiday [8].
• joan th. stakenburg [eerste regel:] storm neem mij op. [9]
• peter mutsaers [eerste regel:] wie ben ik. [10]
• charles geelen: kanaalzwemmer – een reportage. [11-13]
• fonny boesmans: herinneringen [14], dromen [14].
• silva ley: lente. [15]
• ton van reen: telefoondraden. [15]
• hans ophof: coltrane. [18-19]
• wyter boer: solingen. [26]
• jan van ommeren: vandaag. [26]
• anne machiel: morgen-stad. [27]
• fred-v de swert: niantara, mijn lied. [27]
• marijke graus [eerste regel:] ik zou vanavond. [28]
• jan paul bresser: geloven. [28]
• marja de smet vercauteren: dorsen. [29]
• rené meulensteen [eerste regel:] onwetendheid zij mijn [29], [eerste regel:] dan is [31].
• peter schuddeboom: vraag & aanbod [32], openbaringen [32], duracque [33], dutch co [33].

Jrg. 5, nr. 3, augustus-september 1964
[geen paginanummers]

• marc braet [eerste regel:] ik vraag niet dat de nacht dag zou worden. [6]
• hans vlek: regionale bevrijding [13], liever koud paar [25], het lichaam liefde [27].
• rené meulensteen: slaap. [13]
• silva ley: samenzijn [25], tot [28].
• pieter assink: re-kapitulatie. [28]
• fred-v de swert: het einde. [29]
• anne-marie depoorter [eerste regel:] dement zijn. [31]
• peter schuddeboom: revolutie. [32]
• eric de preester: eenzaamheid. [32]

Jrg. 5, nr. 4, november 1964

• [zonder naamsvermelding]: omhelsing in technicolor. (5)
• wouter d. tieges: de kruisdragers. (5) [Prozagedicht]
• marcel vandevelde: omtrent mijn graf. (8)
• joop oversteegen: in memoriam marcel vandevelde. (8-9)
• boy schulting: begin in, 1 t/m 4. (15)
• anne machiel: winonah (16), ... want de oceaan is vergankelijk (16), dea-puella (16).
• roger slegers: de laatste dag. (16)
• frans pointl: telefoon. (16)
• eric de preester: de wilde dans (25), overmoed (25).
• marcel koops: taal noch teken. (25)
• p. zonderland: geologisch verdriet. (31)
• jacques p. heyen: Mijn vrienden en ik (32), organizing (32), voor de zoveelste maal generatie (32).
• eric de preester: bespreking van de bundels ‘Stemmen’ en ‘Spiralen’ van Joannes Marijnen. (35-36)
• fonny boesmans: twijfel (36), schaamte (36).
• e.j. sekrève: der olle august moto cross +. (37)

Jrg. 6, nr. 9, blijkens voorwoord het eerste nummer van 1965

• branko hassels: carnalis (5), profetie (5).
• hans van de waarsenburg: groot gedicht. (10)
• silva ley: stad (36), dringend (36).
• fred-v de swerf: de vrouw die verdween. (42)
• eric de preester: bespreking van de bundel ‘Dagdroom in D-klein’ van Julius Meinl. (43)
• hans van de waarsenburg: bespreking van Peter Berger (sam.): Paradox – profiel van een generatie. (43-44)

Jrg. 6, 1965, nr. 10, verschenen na 5 juni 1965, zie p. 16.

• h. dodewaard: de letter alfa (5), geboorte (6).
• rené reniers: klokslag (7), beweging (7), zonder jaren (7).
• hans van der dennen: fragment van zang no 2. (9)
• hans van de waarsenburg [eerste regel:] de juiste poëzie (10-11), laatste groei (11).
• peter schuddeboom: coming (12), pretty annemarie (12), papers (12), bonker (13).
• hans vlek: fase der gestalte (14), remington blues, 1 t/m 3 (14), dichters & gangsters, 1 t/m 6 (15).
• joan th. stakenburg: ziek in de herfst. (29)
• silva ley: vriendschap (29), enquête (29).
• frans kuipers: uzi 11. (32)
• jeanne jansen: klein verhaal, 1 t/m 4. (32)

Laatst bijgewerkt op 5 april 2022

Meer informatie

AANWEZIG

• Jrg. 3, 1993: nr. 4 (zomer).
• Jrg. 4, 1994: nrs. 5 (voorjaar) en 6 (najaar).
• Jrg. 5, 1995: nr. 7 (voorjaar).

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Nr. 4 – Jrg. 3, zomer 1993

• Susan van den Bergh: Gevleugeld (7), [eerste regel:] Als ik naar je handen kijk (7).
• Mariëtte F. van Wamel: terugkeer naar S. (8), vanaf de Waalbandijk (9).
• Jaco Brons: Zomeravond in Zandvoort (10), Klokhuis (12).
• Aya Rijlaarsdam: Vrede (13), Treinreis (13).
• Pieter A. Kuyk: Achteraf (14), In memoriam Wanda, 1 en 2 (15).
• Nora Wery: Het ongrijpbare gedicht (17), Verloren (17).
• Gaijus (= Gerard Castricum): Lente (18), Ontgroening (19).
• Marianne van Raalt: Mortuarium (20), Madame Tussaud (21).
• Fekke Bijlsma: Eenvoudig te doorgronden? (23), Voor wie van muizen houdt (23).
• Anneke Lohman: De Rustenburgerbrug (24), Indian summer (25).
• Agnès Snitker: Ik heb je gezien, God (26), Dialoog (27).
• Menno Borghreve: De laatste dagen. (29)
• Johan Brouwer: Flexibiliteit (30), Westen van Friesland (30).
• Jos Zegwaart-Rooijers: Glaswerk (31), Onderling verlangen (31).
• Richard Frisart [eerste regel:] als ik wakker word. (34)
• Freek van Leeuwen: De stad. (35)
• Mark van Slooten [eerste regel:] Ik heb de kracht. (37)
• Elly van Breugel: Côte d'Azur. (38)
• Rob Smit: Plaatselijk nieuws. (40)
• Leo Stilma: vlak na zijn dood. (41)
• Karin Ottenhoff [eerste regels:] In overvolle trams (42), Vragen zingen rond (43).
• Hermina A. Rijnink-Jonckers: Zee-den. (45)
• Paulien van Roon: ik had met je willen vrijen. (46)
• Paulien van Roon (tekst) / Anke Peddemors (beeld) [eerste regel:] zon en. (47)
• Peter van Rooijen: Oude jaar. (49)
• Robert Muis: Gent (50), ... and I need an Indian summer ... (51).

Nr. 5 – Jrg. 4, voorjaar 1994

• Gegevens over de dichters in dit nummer: Menno Borghreve – René van der Hoofd – Jos Kunne – Pieter Kuyk – Michel Martinus (= Joz Brummans) – Karin Ottenhoff – Agnès Snitker – Leo Stilma – Mariëtte F. van Wamel. (6-8)
• Agnès Snitker: Bespiegeling (9), Uit steen, 1 t/m 7 (10-11), Roepende (12), Leven tegemoet (13).
• Leo Stilma: verliefdheid (14), een winterdag (15), [eerste regel:] de oude dichter (16), westerbork (17).
• Jos Kunne: sint elmsvuur (19), om wie je bent (20), onbeweeglijk brons (21), ontwaken (22).
• Michel Martinus (gedichten) / Roeland Wels (foto’s): Het zijn de contouren, de lijnen (24), Haar stem wordt mij tot vuur (25), Streelzacht strijklicht (27).
• Pieter Kuyk: Dat kind in mij (28), Verzilverd (29), Zondagmorgen (30), Diorama (31), Ik ben er niet meer als je komt (32).
• Menno Borghreve: Dag na gisteren (34), Elfstedentocht (35), Gedreven 1 (36), Gedreven 2 (36), Het woord voeren (37), Ik rij op een gedicht gezeten (38).
• Mariëtte F. van Wamel: De leraar (39), Otterlose Zand (40), Voralp (41), Onaangeroerd (42), Om Bjorn (43).
• René van der Hoofd: eenzame reiziger (44), Yakandra (45), uit de cyclus ‘Grijs middengebied’ [eerste regel:] hoe vluchtig (47) – [eerste regel:] hier ging ik (48) – omstanders (49) – [eerste regel:] hoe vluchtig (50).
• Karin Ottenhoff [eerste regel:] Ik zie je staan (51), O, mijn tuin van Eden (52), [eerste regel:] Welk kind droomt niet van vliegen (53), Zeebanket (54), Herfst (55).

Nr. 5 – Jrg. 4, najaar 1994

• Gegevens over de dichters in dit nummer: Wilma Beun – Jaco Brons – Gré Buitenwerf – Fekke Bijlsma – Richard Frisart – Nicoloeschja Kniese – Robert Muis – Marianne van Raalt – Peter van Rooijen – Aya Rijlaarsdam – Ina Stabergh (= Berthy Stas) – Leo Stilma – Gie van den Vonder – Nora Wery – Ria Zifkamp. (5-8)
• Robert Muis [eerste regels:] De sneeuwlucht drukt een steengrijze stolp. Bouwvallen (9), De nacht kruit tegen het huis, traag botsen (10), De luiken dicht. Ik sluit mij in (11), Licht breekt binnen, werpt (12).
• Nicoloeschja Kniese [eerste regel:] In deze kou (14), vakantietijd (15), zon (16).
• Peter van Rooijen: Gevleugelde gedachten. (17)
• Gie van den Vonder: Lascaux II (18), Beeld (19), Geschreven leven (20), Meneer Parkinson (21).
• Ina Stabergh (= Berthy Stas) [eerste regels:] Ook met sneeuw in het gouden straatje (22), Een van de duizend vogels (23), Langs de trap in de kille kamer, touw aan de muur (24), Er hangt zo'n vaagheid (25).
• Jaco Brons: vier tanka’s, over de componisten Gershwin, Beethoven, Bach en Moessorgski. (28-29)
• Gré Buitenwerf: Louwmaand (30), De zorg om het hiernamaals (31), Welterusten (32).
• Marianne van Raalt [eerste regel:] Mijn windhandel. (33)
• Leo Stilma: oude vrouw (34), moeder (35).
• Nora Wery: Recreatie (36), Vernieuwing (37), Na de bui (38).
• Wilma Beun: Ameland (39), voor Machiel (40), laat in de zomer (41).
• Richard Frisart: Meteora II. (42)
• Aya Rijlaarsdam: Droom (44), Concert (45), [eerste regel:] Zang van merels zou (46), De vlieger (47).
• Ria Zifkamp: L'animal triste. (48)
• Fekke Bijlsma: Aandacht (49), Vergeefs beminnen (50), Zoals altijd (51).

Nr. 7 – Jrg. 5, voorjaar 1995

• Gegevens over de dichters in dit nummer: Emmy van Beest – Elly van Breugel – Gaijus (= Gerard Castricum) – Yvonne Koldewijn – Peter Kok – Erik Kramer – Pieter A. Kuyk – Karin Ottenhoff – Thom Schrijer – Cor Barend Termaat – Isabelle Vloeberghs – Katrien Vloeberghs – Mariëtte F. van Wamel. (5-8)
• Yvonne Koldewijn: Novemberwit (9), Cork (10), Irish Mist (11).
• Cor Barend Termaat: Sonatine voor fluit: I. mei – II. "Mei" – III. Kees, de jongen (12), Bergtocht (13), Vermoeide held (14).
• Isabelle Vloeberghs [eerste regel:] Ik mag weer (16), bij de aardappelrooister (V. van Gogh) (17), Huize Avondrood (18).
• Katrien Vloeberghs: zelfs geen sleutelkind (19), Hodgkin (20).
• Pieter A. Kuyk: Op de vingers (22), Dilemma (23), Celibatair (24).
• Erik Kramer: Winter (25), [eerste regel:] De boot trekt een spoor (26), [eerste regel:] Onze gevoelens (26), Ontmoeting (27).
• Emmy van Beest: Slot. (28)
• Thom Schrijer [eerste regel:] Stille zee (30), kust (31), polder (32), regen (33), stad (34), berg (35).
• Peter Kok [eerste regel:] Onderweg uit Moskou. (36)
• Karin Ottenhoff: Grensovergangen (38), Wit (39), Haat (40).
• Mariëtte F. van Wamel: zomerdijk (41), [eerste regel:] we holden duinen af (42), niets (43).
• Elly van Breugel: De dag is nieuw (44), Lichtdans (45), Omzien (46).
• Gaijus (= Gerard Castricum): Zwart (48), Koel (49).

Laatst bijgewerkt op 30 april 2022

Meer informatie

AANWEZIG

• Jrg. 1, 1979: nrs. 1 (januari) en 2 (mei).

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Nr. 1, januari 1979

• hans heesen, auke leistra & gerlof leistra: de mythe van gerard reve benaderd; een gesprek met simon carmiggelt. (1-14) [Carmiggelt uitgebreid aan het woord over Reve, onder meer over hun vroege jaren bij Het Parool; op p. 5-6 Carmiggelt over Reves dichterschap: “hij is een groot dichter, vind ik. hij is één van de weinige mensen die die blanke versen zo kan schrijven, dat het allemaal poëzie is, terwijl blanke versen heel makkelijk in proza verwateren, dat je gewoon korte zinnetjes zegt. ik zeg: is dat poëzie? nou u zegt het. maar bij hem zijn het geen stukjes proza. er zit zo’n enorme stijlkracht in zijn gedichten, in die hele korte versjes van hem, dat is… dat zijn prachtige verzen, schitterend.”

Nr. 2, mei 1979

• Hermien Manger [eerste regel:] wat jij zegt (11), [eerste regel:] wie o wie (12), Goden-astronauten? (12).
• F.E. van Straten: Utrecht deze winter [eerste regels:] ik moet de straat op en er is geen water (16), eens als heer van de torens (17).
• Hans Heesen & Jan Kamp: Dirkje Kuik: (23-27) [Interview. Met onder meer herinneringen van Kuijk aan Jan Engelman.]

Laatste bijgewerkt 30 april 2022

Meer informatie

AANWEZIG

Compleet, van jaargang 1 (= 1962-1963) t/m jaargang 4 (= 1966) aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), met uitzondering van enkele prozabijdragen en meerdere gedichten van Hamelink, die om privacyredenen niet getoond worden.

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Jrg. 1, nr. 1, november 1962

• H.U. Jessurun d'Oliveira: Een ballade van liefde en dood. (3-22) [Analyse van het gedicht ‘ballade’ van Leo Vroman.]
• Mischa de Vreede: autobiografisch. (28, uit de bundel ‘Met huid en hand’). [Hier door Kees Fens aangehaald in zijn bijdrage ‘Mijn ei en ik. Kanttekeningen van een romanlezer’ als voorbeeld van ‘lyriek van vooral jonge dichteressen’ waarin ‘kwetsbaarheid en weerloosheid’ een centrale rol vervullen.]
• Leo Vroman: Een liedje van toen, met handelingen. (34-35), De muren (36-37, zie ook de rectificatie in het volgende nummer, nr. 2, p. 37).
• Lucebert: Adieu tropenweelde (38), Noach (39), Communiqué (40).

Jrg. 1, nr. 2, januari 1963

• H.U. Jessurun d'Oliveira: De limiet van het middenwit. (38-54) [Analyse van het (op een los vel bijgevoegde) gedicht ‘op het gors’ van Lucebert. Zie ook de reactie van W. Bronzwaer in het volgende nummer, nr. 3, p. 73. Zie ook de bespreking van d’Oliveira’s analyse door Jan Noordzij in nr. 6.]
• Lucebert: het gelijk – een chanson (55), gij zult rondtasten in de middaghitte (56), topkonferentie (57-58).

Jrg. 1, nr. 3, maart 1963

• H.U. Jessurun d'Oliveira: Bericht uit het hiervoormaals. (1-20) [Analyse van twee versies van het (op een los vel bijgevoegde) gedicht ‘Depersonalisatie’ van Achterberg. Zie ook de reactie van J. Fontein in het volgende nummer, nr. 4, p. 70.]
• C.W. van de Watering: Sectie op een visser. (54-64) [Analyse van het gedicht ‘visser van ma yuan’ van Lucebert.]

Jrg. 1, nr. 4, mei 1963

• H.U. Jessurun d'Oliveira: Het boegbeeld: de ziel. Een polemische analyse. (18-42) [Analyse van het (op een los vel bijgevoegde) gedicht ‘Het boegbeeld: de ziel’ van J. Slauerhoff.]
•  J.J. Oversteegen: De ledige uren van een dogmaticus. (63-70) [Analyse van het gedicht ‘Polonaise’ van Van Ostaijen.]
• Aldert Walrecht: Vivisectie op een visser. (71-80) [Weerlegging van de analyse door C.W. van de Watering van het gedicht ‘visser van ma yuan’ van Lucebert, in het vorige nummer, nr. 3. Zie ook de repliek van Van de Watering in het volgende nummer, nr. 5, p. 88.]

Jrg. 1, nr. 5, augustus 1963

• C.W. van de Watering: Ik beproef het te lezen. Bij een programmatische cyclus van Kouwenaar. (37-64) [Analyse van het (op een los vel bijgevoegde) gedicht ‘Klein essay, 1 t/m 8’ van Gerrit Kouwenaar. Zie ook de analyse van hetzelfde gedicht door Rein Bloem in jrg. 2, nr. 3.]
• Hugo Raes, prozagedicht [eerste regel:] van A naar M loopt de rechte. (65-67)
• H.C. ten Berge: middag met Antonius (68), dorp in lentestemming (69), bijtijds kinds (70).
• Leo Vroman: Mag ik zomaar een beetje? (71-74)

Jrg. 1, nr. 6, oktober 1963

• H.U. Jessurun d'Oliveira: Nouveauté's van Vroman. (1-19) [Over enkele kenmerken van Vromans poëzie.]
• Jacques Hamelink: Zeemorgen (46-47), De bittere geur van de zomer (48-49), Voor een jeugd (50), Standbeeld (51), Keerkring (52), Raccourcis (53), Betrekkende mens (54), Gebeuren (55). [Zie ook 1) de bijdrage van H.C. ten Berge in jrg. 2, nr. 1, 52-54: ‘De vertraagde dubbele film’, waarin hij wijst op de te vele overeenkomsten tussen Hamelinks gedichten ‘De bittere geur van de zomer’ en ‘Voor een jeugd’ met het gedicht ‘Fern Hill’ van Dylan Thomas; 2) de daaropvolgende reactie op Ten Berge door de Merlyn-redactie ‘Dylan Thomas op de Voeten gevolgd?’ (55-61)]
• Jan Noordzij: The words on the page. (56-65) [Bespreking van d’Oliveira’s analyse van ‘op het gors’ van Lucebert in nr. 2.]
• H.U. Jessurun d'Oliveira: Commentaar. (65-81) [Reactie op het voorgaande artikel van Noordzij.]

Jrg. 2, nr. 1, november 1963

• Leo Vroman: De reactie van plasma thromboplastin antecedent (PTA) met hageman factor (HF). (22-24)
• H.C. ten Berge: ontmoeting (25), groenlands fossiel / een ijzige dichter (26), gedicht [eerste regel:] Brandmerk van mummel] (27), bewoner en landschap met spin (28).
• H.U. Jessurun d'Oliveira: ‘“Dit dal” is een dal’. (45-51) [Weerlegging van een analyse door J. Kamerbeek Jr. van vijf gedichten van J.C. Bloem. Zie ook de reactie van Kamerbeek onder de titel ‘Eppure’ in Merlyn, jrg. 2, nr. 3, 54-61, en daarop aansluitend d’Oliveira’s antwoord ‘... si muove?’, 62-68. Met vervolgens een weerwoord van J. Kamerbeek Jr. onder de titel ‘Tussentijdse balans’ in jrg. 2, nr. 5, 56-59, gevolgd door de reactie ‘Uitverkoop’ van d'Oliveira, pp. 60-63.]

Jrg. 2, nr. 2, januari 1964

• R.P. Meijer: Querido's Achterberg. (71-74) [Bespreking van (de gebreken in) de ‘Verzamelde gedichten’ van Gerrit Achterberg, onlangs uitgegeven door Querido.]

Jrg. 2, nr. 3, maart 1964

• H.U. Jessurun d'Oliveira: Het gedicht als wereld. (1-23) [Analyse van het gedicht ‘Titan in ruste’ van Lucebert, voorafgegaan door een verhandeling over het duiden van gedichten.]
• Leo Vroman: Iets voor morgen. (33-34)
• J. van de Sande: Onsterfelijk behang. (47-53) [Bespreking van het gedicht ‘Rath & Doodeheefver’ van Gerrit Achterberg.]
• Rein Bloem: De derde beproeving. (73-83) [Analyse van het gedicht ‘Klein essay’ van Gerrit Kouwenaar, in dialoog met de analyse door C.W. van de Watering van hetzelfde gedicht in jrg. 1, nr. 5. Zie ook het weerwoord van Van de Watering in het volgende nummer, nr. 4, 75-77, onder de titel ‘Lezen en lezen is op zijn hoogst anderhalf of: naar aanleiding van de Bloem-lezing’.]

Jrg. 2, nr. 4, mei 1964

• H.C. ten Berge: in het jaar van de pest. (52-53), emeritaat (54), ‘water en schaduw, schaduw en water’ (55).
• Reinout Vreijling: Mausoleum (56), Reislust (57).
• C.W. van de Watering: Een stukje traditie bij Claus. (66-69) [Over de bewerking door Hugo Claus van het rondeel ‘Le retour du printemps’ van Charles d’Orleans, opgenomen in Claus’ gedicht ‘Het teken van de hamster’.]

Jrg. 2, nr. 5, juli 1964

• C.W. van de Watering: What's in a title? (46-55) [Bespreking van Hugo Claus: Een geverfde ruiter. Gedichten.]
• Kees Fens: Scheppende kroketten. [Hekeling van het vers ‘De kroketten in het restaurant / zijn aan de kleine kant’ van Cornelis Bastiaan Vaandrager.]

Jrg. 2, nr. 6, september 1964

• Dirk W. Dijkhuis: Nijhoff en Eliot / Eliot en Nijhoff. (1-24) [Vergelijking van beider oeuvres.]
• Enno Endt: Een meisje van Gorter. (25-31) [Analyse van Gorters (op een los vel bijgevoegde) gedicht ‘Een meisje’.]
• H.U. Jessurun d'Oliveira: Het ochlokratisch realisme van Piet Calis. Bespreking van Piet Calis: Daling van temperatuur. (32-45)
• Leo Vroman: Moet het verzachting zijn. (46-47)
• Jacq Firmin Vogelaar: Jonas (48), J'ai prié pour le pauvre Gaspard ... (49).
• A.P.F. Angevaare: ik zou graag op een eiland willen wonen (50), gesprek (51), grijsaard (52), sommige meisjes op naaldhakken (53), dorado (54).

Jrg. 3, nr. 1, januari 1965

• E. d'Oliveira: De betekenis van de organische minderwaardigheid voor Van Deyssels stijl. (2-28) [Interpretatie van persoon en werk van Van Deyssel vanuit Alfred Adlers opvattingen over orgaanminderwaardigheid en daaruit voortvloeiende (over)compensaties.]
• H.U. Jessurun d'Oliveira: Wanneer was toen? (38-47) [Analyse van de gedichten ‘Utrecht: Bemuurde Weerd’ en ‘De sluis’ van J.C. Bloem. Zie ook de reactie van F. Balk-Smit Duyzentkunst ‘Wat werd ontvloden?’ in jrg 3, nr. 2, 153-154, gevolgd door een naschrift van H.U. Jessurun d'Oliveira, 154-156.]

Jrg. 3, nr. 2, maart 1965

• Dirk W. Dijkhuis: Het wereldbeeld en de coquetterie. (146-152) [Analyse van het gedicht ‘Wij-materie’ van Sybren Polet. Zie ook de reactie van P.H. Schrijvers: Omtrent Deedee's ‘Wereldbeeld en coquetterie’. Complementie-artikel, in jrg. 3, nr. 4, 310-320.]

Jrg. 3, nr. 3, mei 1965

• H.U. Jessurun d'Oliveira: Visfilet. (181-213) [Analyse van het gedicht ‘De vis’ van Ed. Hoornik, voorafgegaan door een verhandeling over de wisselwerkingen tussen verteller, verhaal en publiek.
• Leo Vroman: ontsnapte luchtpost. (223-224)
• H.C. ten Berge: kockyn. een kermiskroniek: steile wand (226) – kockyn (227) – labyrint (228) – tempel der waarheid (229) – [eerste regel:] Geen meid geen mos die mij bedilt (230) – [eerste regel:] Vesta wenkt mij maar ik scharrel (231) – ochtend / het gebeuren (232) – lange loys en mooie ydovye (233-234) – steile wand 2 (235) – [eerste regel:] Nog haast ik mij naar het teater (236). [Zie ook de bijdrage van H.U. Jessurun d'Oliveira: Van miniatuur tot kleinbeeld. Over Kockyn, een kermiskroniek van H.C. ten Berge, in Merlyn, november 1966]
• W.A. Wilmink: Raadselachtigheid en onvolledigheid in enkele gedichten van Hendrik de Vries. (243-248) [Analyse van de gedichten ‘Mijn broer’, ‘Nocturne ([eerste regel:] Wanneer ik zoek met een licht)’ en ‘Nocturne ([eerste regel:] Ik zag hem. Zijn gezicht was grauw beschreid)’ van Hendrik de Vries. Zie ook de reactie van J.J. Wesselo in het volgende nummer, nr. 4, 293-298: De dood van mijn broer. Naar aanleiding van: W.A. Wilmink - Raadselachtigheid en onvolledigheid in enkele gedichten van Hendrik de Vries, en aansluitend: J.J. Oversteegen: ‘Mijn broer’ in de steigers (299-309.]

Jrg. 3, nr. 4, juli 1965

• J.J. Oversteegen: Analyse en oordeel II. Autonomie. (268-) [Over de vraag ‘staat een gedicht los van de maker ja of nee’. Met weergave van het gedicht ‘Jong landschap’ van Paul van Ostaijen.]
• H. van Teylingen, zeven korte gedichten: Overbuur – Geboortedorp – Narcissus – Zwaan – Zweefduik – Grafdelving – Epitaaf. (277-278)
• Wim Gijsen: Gevens, Gegevens, Gegevens, Gegevens, Ge- (279), Tao (280), Lief paardje (281).

Jrg. 3, nr. 5, september 1965

• R.A. Cornets de Groot: Vestdijks Mnemosyne in de bergen. [I] (333-361) [Analyse van het genoemde gedicht.]
• Jacq Firmin Vogelaar: Soupçon (395), Renaissance II (396), Slaper (397), Breekbaar grondschrift (398).
• W. Blok: Boutens’ Nacht-Stilte. (399-405) [Analyse van het genoemde gedicht.]

Jrg. 3, nr. 6, november 1965

• R.A. Cornets de Groot: Vestdijks Mnemosyne in de bergen. [II] (436-456) [Vervolg analyse van het genoemde gedicht.]
• H.C. ten Berge: -88.3°. voor e. shackleton en e.t. tolstikov: Endurance (458) – Luchtverkeer (459) – Logboek/-88.3° – Boring (461) – Antenne (462) – Antarktiese konvergentie (463) – Niemand (464) – Nachtkijker (465) – Morbus aedificandi (466).
• Ad Zuiderent: Zuidhollands Ochtendblad: Proloog, I t/m VII. (467-474).
• Rein Bloem: Frankenstein (475).

Jrg. 4, nr. 1, januari 1966

• H.U. Jessurun d'Oliveira: Twee werelden aan zee. (3-28) [Analyse van het (op een los vel bijgevoegde) gedicht ‘Zeemorgen’van Jacques Hamelink. Zie ook het addendum in het volgende nummer, nr. 2.]
• J. van de Sande: De structuur van Achterbergs bundel ‘Autodroom’. (29-64)
• Jacques Hamelink: De bomen werden sinds eeuwen (65), Zoals in de decemberbossen (66), Vliegende tering (67), Nu zesentwintig jaar her ontschaald (68), Onder de steeds bewegingloze schorsschubben (69), Soms wanneer ik (70), Op het verkoold houten veld (71). [Met uitzondering van 'De bomen werden sinds eeuwen' en 'Vliegende tering' niet in de DBNL getoond. Als pdf aanwezig bij het PcN.]
• H.U. Jessurun d’Oliveira: Vis en visjesmaat. Een repliek. (72-80) [Weerwoord tegen een elders gepubliceerde verdediging door Jan van der Vegt van ‘De vis’ van Ed. Hoornik, tegen d’Oliveira’s analyse in jrg. 3, nr. 3.]

Jrg. 4, nr. 2, maart 1966

• Anita Koster: Sterren kijken bij Lodeizen. (120-122) [Analyse van het gedicht ‘voor Jim [eerste regel:] de sterren en het ongeneselijke’.]
• K.C. Numan: p.s. (123), soms (124), veren (125), groot en traag (126).
• Jacques Hamelink: Waar ik ook herberg vind (127), Helder bij vloedtij van slaap (128), De vlam in de aders der bossen (129), Nu al zoveel jaar lang (130), Verward in vleesklamme takken (131), In de nacht die ons bewatert (132). [Deze zes gedichten in de DBNL getoond. Als pdf aanwezig bij het PcN.]
• H.U. Jessurun d'Oliveira: Toetsing door splitsing. Een addendum bij de analyse van Jacques Hamelinks ‘Zeemorgen’. (133-137)

Jrg. 4, nr. 3, mei 1966

• H.C. ten Berge: I / Ondergang van Tenochtitlán (197): In het jaar 13 konijn dacht motecuhzoma / is onze vorst quetzalcóatl gekomen? (198) – I. De priester (199-200) – de ooggetuige (201) – 2. [eerste regel:] Van genoegen knarsten de spanjolen als dieren met hun tanden (202) – de ontmoeting – (203) – het feest (204-205) – dood van m (206) – groensteen (207) – goldrush, I t/m VII (208-211) – Mex. Tenochtitlán, 13 aug./UPI- Tijdens onlusten in ons wingewest M. zijn (212) – Op de dag 1 slang onder het jaarteken 3 huis / legden wij onze schilden neer en waren overwonnen (213) – 3. [eerste regel:] Gebroken speren liggen op de wegen (214) – [eerste regel:] Oorlog wurgt de tenochca (215-216) – [eerste regel:] Kreten van rouw stijgen op (217) – II / Monoloog in het Vinsonmassief. Een kommentaar (218): 1. [eerste regel:] Zo vriezen wij in, dode rijkdom op vierduizend meter (219-220) – 2. [eerste regel:] Mijn grootvader las marx langs de spoorlijn ( 221) – Wie liet bloedroest na in de sneeuw? (222) – trenodie (223-224) – 3. [eerste regel:] Keer terug na de moord op mercedes, zijn lievelingsmos (225-226).

Jrg. 4, nr. 4, juli 1966

• Jacques Hamelink: Moeder; toen je me uitstiet (291), Nu de herfst koud als god (292), Aardbewoner (293), Atlas van Bosch (294), Een wicht gestorven in de holle kom (295), Trek (296) , Niemand die mij strafte (297). Met uitzondering ‘Nu de herfst koud als god’ worden deze gedichten niet in de DBNL getoond. Als pdf aanwezig bij het PcN.]
• P.H.H. Hawinkels: Het leven op aarde. Naar ‘Het hooien’ van Pieter Brueghel (298-299), Historia naturalis (300-301).

Jrg. 4, nr. 5, september 1966

• H.U. Jessurun d'Oliveira: Een lezing lezen. Over Vromans ‘Over de dichtkunst’. (327-360)
• Kees Fens: Awater, leven en leer. (361-382) [Analyse van het gedicht ‘Awater’ van Nijhoff’.]
• J.J. Oversteegen: Op straat. (391-404) [Analyse van het gedicht ‘Der menschen hoogste smart is wonderbaar’ van Willem Kloos, nr. XXXIV uit diens bundel ‘Verzen’.]
• Enno Endt: Nog een meisje van Gorter. (405-410) [Analyse van het (op een los vel bijgevoegde) gedicht ‘Een meisje’ van Gorter.]
• B.M. Salman: Het woord van de dichter. (411-412) [Over het gedicht ‘Kanaän’ van Jan Engelman als voorloper van diens latere cantilene ‘Ambrosia’.]
• Kees Fens: Een Apothekerspraatje. (413-415) [Over enkele door A. Roland Holst aan Nijhoff voorgestelde wijzigingen in diens gedicht [eerste regel:] ‘Wat is dit een zoete verbintenis’.]
• C.W. van de Watering: Eenvouds dubbele bodem. (416-418) [Over de woordspeling op de naam ‘Donkersloot’ in het gedicht [eerste regel:] ‘ik tracht op poëtische wijze’ van Lucebert.]

Jrg. 4, nr. 6, november 1966

• H.U. Jessurun d'Oliveira: Van miniatuur tot kleinbeeld. Over Kockyn, een kermiskroniek van H.C. ten Berge. (423-439) [Over een aantal aspecten in H.C. ten Berge: kockyn. een kermiskroniek, in Merlyn, mei 1965.]
• Jacques Hamelink: Alaska (466), Huiverman (477), Horen (468), Equilibrium (469), Bivak (470), Kindergedicht (471). [Met uitzondering van ‘Equilibrium’ en ‘Bivak’ niet in de DBNL getoond. Als pdf bij het PcN aanwezig.]
• H.C. ten Berge: Ekstravaganten. (473-474)
• Gerrit Kouwenaar: Vrienden, geloof het woordenboek, 1 t/m 5 (475-479), Een dikke minuut (480), Bijvoorbeeld (481), Diep ademhalen (482).
• Pé Hawinkels: Naar bed. Naar John Donne (1572-1631). (483-484)
• Leo Vroman: Neem b.v. een buurvrouw van ons. (485-487)
• Ad Zuiderent: Death Valley. (488)

Laatst bijgewerkt op 4 mei 2022

Meer informatie

AANWEZIG

• Jrg. 1, 1993: nrs. 2 (november) en 3 (december).
• Jrg. 2, 1994: nrs. 1 (januari), 2 (februari), 3 (maart) en 4 (april, laatst verschenen nummer).

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Jrg. 1, nr. 2, november 1993

• Wim Hofman: Sneeuwwitje. (9)
• Rob Chrispijn: De groene glibberzwam. (11)
• [Karel Eykman?]: Het Waaggebouw. Gedicht voor op de wc van het nieuwe Kinderboekencentrum. (15)
• Daniel Billiet: Bij het raam (16), Aan zee (16).

Jrg. 1, nr. 3, december 1993

• Jasper Kindt, 7 jaar: Jasper is mijn naam. (2)
• Karl Dirix, 10 jaar: Vakantie. (2)
• Joke van Leeuwen: Zorgen. (7)
• Wim Hofman, tekst en tekeningen: Hans en Grietje. (14)
• Imme Dros, met tekeningen van Jaap de Vries: De Pofbroekprins. (18-19)
• Riet Wille: Jarig. (22)

Jrg. 2, nr. 1, januari 1994

• Omar Belamdoni, 10 jaar: Marokko. (2)
• Arothi Lovrez, 11 jaar: Ik ben … (2)
• Tarik Akka, 10 jaar [eerste regel:] Mijn vriend. (2)
• Radha Bhoep, 10 jaar [eerste regel:] Ik was aan het buitenspelen. (2)
• Wim Hofman, tekst en tekeningen: Klein Duimpje. (11)
• Teatske Burgerjon, 8 jaar: De wolf en de zeven geitjes. (12)
• Frederiek Halbertsma, 9 jaar: Repelsteeltje. (13)
• Mick van Gemert, 10 jaar: Vrouw Holle. (13)
• Johanna Kruit: Zeven zusjes. (15)
• Joris Denoo: Woordenaar. (22)

Jrg. 2, nr. 2, februari 1994

• Leendert Witvliet, met tekening van Geert Vervaeke: Groot en klein. (9)
• Ted van Lieshout: Boerenkielekind. (15)
• Imme Dros: Carnaval. (15)
• Koos Meinderts: De mienterglop. (22)

Jrg. 2, nr. 3, maart 1994

• Kevin Hauser, 6 jaar [eerste regel:] Ik vind het leuk. (2)
• Anneliek Rovers, 8 jaar: Samen. (2)
• Merlijn Groenenboom, 11 jaar: Mijn wolkevriendje. (2)
• Stephanie Groeneberg, 7 jaar [eerste regel:] Twee vogels zitten samen op twee takken. (2)
• Hans Dorrestijn: Mijn kat. (16)

Jrg. 2, nr. 4, april 1994, laatst verschenen nummer

• Daniel Billiet: Zo tover ik (9), De nacht (9).
• Rob Chrispijn: Van school af. (11)

Laatst bijgewerkt op 20 april 2022

Meer informatie

AANWEZIG

• Jrg. 1, 1993: 0 (zomer) en 1 (oktober).
• Jrg. 2, 1994: nrs. 2 (lente), 3 (zomer) en 4 (herfst).

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Nr. 0 – Jrg. 1, zomer 1993

• Serge van Duijnhoven: Sporen van bewustzijn en begrip. (67) [Over het geploeter waarmee zijn gedichten tot stand komen.]
• Serge van Duijnhoven: Nyctalope (68), De komst van de Spoetnik, 1 (70), De komst van de Spoetnik, 2 (72). [Voorpublicatie uit ‘Het paleis van de slaap’.]
• Ludo Blok: De ruimte van het volledig leven. (74) [Over kunst.]
• Ludo Blok [eerste regel:] toen je stond, in nevel gehuld (75), [eerste regel:] als de trompetten schetteren (76), Feest (77).
• Maarten van den Elzen: Het innerlijke is poëzie. (78) [Over zijn dichtwerk.]
• Maarten van den Elzen: Zelfportret van Verlangen (79), Gare de Namur (80), Ik laat mij mijn Goden niet Afnemen (81). [Uit ‘De geheimen van een rivier’.]

Nr. 1 – Jrg. 1, oktober 1993

• Lammert Voos: Het slachthuis. (60) [Hoe een gedicht te schrijven.]
• Lammert Voos: binnenshuis (61), bittere koffie (62), Orca (63).
• Maarten van den Elzen: gedichtencyclus ‘Praagse gedichten’: brief naar Praag (65) – de maan is het oog van een blinde (66) – poorten van mystiek (67).
• Marieke Barnas: Handlangers van de schoonheid. (68) [Over het schrijven van gedichten.]
• Marieke Barnas [eerste regel:] hoge zomers zijn iedereen wel eens (69), klinken stemmen van buiten (70), het water van de Amstel draagt (72).
• Dirk Dupon [eerste regel:] Uit kleine gaten. (99)

Nr. 2, Jrg. 2, lente 1994

• Harmen de Hoop (concept/opzet): Het menselijk lichaam (pp. I-VIII): 1.21 Verbranding – 2.6 De ademhalingsorganen – 3.8 Ons voedsel – 4.10 Het bloed – 5.13 De nieren – 6.14 De bouw van de huid – 7.6 Botten, spieren en gewrichten.
• Ludo Blok: De hel, I t/m III. (140-141) [Met toelichting vooraf.]
• Eric Hermsen: Metropolis (142), Roerloos (143), Vreemd (143). [Uit de bundels ‘Om de woorden heen’ en ‘Nachtlicht’.] [Over het schrijven van poëzie.]
• Kars Feller: Verwondering wees als nooit geboren. (144-146) [Schets van het leven en werk van Remi Overman.]
• Remi Overman: ‘Pas op met die melancholie, meneer!’ (147, uit ‘Honing en gif’), Het ik (I) (147, uit ‘De last van ik’), Een langzame herfst (148, uit ‘Herfstkwartier’).

Nr. 3 – Jrg. 2, zomer 1994

• Peter Verhelst [eerste regels:] Zakdoek voor de mond, gehandschoend, spiegelbril (C/100), Je laten opsluiten in een eivolle tram (CI/101).
• Jan Perquy: Brief aan dokter (CIII/103), Bekering (CIV/104).
• Marieke Barnas [eerste regels:] je draagt je lichaam als een te nauw gesneden pak (CVI/106), wat ik in de hand houdt is niet meer (CVII/107).
• Ludo Blok: Boeren sterven (CIX/109), Majesteit (CX/110).
• Mo El-Kharoïti [eerste regels:] Kijken doet ze gewapend (CXII/112), Licht breekt het (CXIII/113).
• Young de Ruiter [eerste regel:] Ik, die met mijn grote mond, haar tot de nek (CXV/115), Ziekte onvermijdelijke ziekte waarin waaraan je niets anders kan niets anders kan (CXVI/116).

Nr. 4 – Jrg. 2, herfst 1994

• Dirk Dupon [eerste regels:] Het is een traject, een droom (94), Hier is het als elders (95), Het zaakje vergaat (95).
• Marieke Barnas [eerste regels:] jij met wrikkende kiezen gelooft niet (96), met zijn vuisten in mijn schoot (97), weinig spreekt hem aan (98).
• Serge van Duijnhoven [eerste regel:] Ranja noemde je het (100), Anorexie (101), Het relaas van de kleinzoon (101-102).
• Ludo Blok: Vallei. (103)

Laatst bijgewerkt op 20 april 2022

Meer informatie

AANWEZIG

• Jrg. 1, 1986: nr. 3 (winter)

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Nr. 3, winter 1986

• Armando [eerste regels:] 1. deze boom is haast groter dan een wolk, de (21), 2. Een been en meer dan zeven rompen als (21), ja, de groep rekt zich uit (22), en of wij nooit in uniform het een en ander zagen (23), dacht je dat. Dat wij nooit met tegenzin (24).
• Frans Budé: Ultima Thule, 1 t/m 3 (46-49), Vuurland, 1 t/m 9 (50-52).
• Erik Spinoy: Atlantiden: 1. Ile de Berder (96) – 2. Cote sauvage (97), Le golfe (98).

Laatst bijgewerkt op 3 mei 2022

Meer informatie

Voortzetting van Schrijverscollectief. In maart 1996 verscheen nr. 15 als eerste nummer van Mondzeer en de Reuzenkreeft.

AANWEZIG (COMPLEET)

• 1996: nrs. 15 (maart-april), 16 (mei-juni), 17 (zomer), 18 (september-oktober) en 19 (november-december).
• 1997: nrs. 20 (januari-februari), 21 (april-mei), 22 (juni-juli) en 23 (oktober-november).
• 1998: nrs. 24 (winter) en 25 (zomer).
• 1999: slotnummer, twee delen (mei).

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Nr. 15, maart-april 1996

• Jan de Mytholoog [= Mark Boog en Hans Tiland]: 1.1. Poëzie (uit: Verworvenheden: 1. Kunsten). (2)
• Voorheuvel [= Henk C. Achterberg]: Helmgras (8), De predikbeurten (9).
• Hans Tiland & Mark Boog: Schaduwen (twee series op elkaar reagerende gedichten), I en II, nrs. 13 en 14. (10)
• Emile Op de Coul: Dromenland (11), Raadgeving (12), Opgave (13).
• Rudy Meijer [eerste regel:] Begint iemand met verlaten, hem wacht (18-19).
• Mark Boog [eerste regel:] Het is dan de stad die mij verkozen (20), Jaarlijks uitzicht (21), [eerste regel:] De vlakverdeling van de zee (22), [eerste regel:] Ik heb een raam open gezet, om (23).
• Patty Scholten: Roggen (24), De steenvis (25), Het maanvogeltje (26).

Nr. 16, mei-juni 1996

• Hans Tiland: De mensen (2), Wegen (3).
• Hans Tiland & Mark Boog: Schaduwen (twee series op elkaar reagerende gedichten), nrs. 15 en 16. (9)
• Emile Op de Coul [eerste regels:] Binnen vier muren (10), Het is warm (11), In een stralend licht (12), Een ander ontwikkelt (13).
• C.P. Vincentius: In gelukkiger dagen (14), Tussen hijgen, tijdens jaren jacht (15).
• Jan de Mytholoog [= Mark Boog + Hans Tiland]: 4. Poëzie (uit: Enge dingen) (19), 2. Ochtend (vroeg) (uit: Dagdelen in de kullige volgorde) (20), 1. Moeder (uit: Brieven van familieleden Jans) (21).
• Mark Boog [eerste regels:] Er zwerft als zoekende verlies (22), In geval van onmachtig stoelgezit (23), Zeker, bewustzijn is te prijzen. Men (24), Dit, een tuin, of een huis (25).

Nr. 17, zomer 1996

• Mark Boog: Uitputtingsslagen (2), Verdwijnpunten (3), Zuid-Frankrijk (4).
• Patty Scholten: De octopus (8), Zwarte panter (9), De uil (10).
• Joanan Rutgers: Een ufo. (11)
• Hans Tiland & Mark Boog: Schaduwen (twee series op elkaar reagerende gedichten), nrs. 17 en 18. (15)
• Emile Op de Coul [eerste regels:] Wat doet een ijsverkoper (16), Waartoe beperkt zich (17).
• Hendrik Beens-Beensma: Tegenzin. (27)

Nr. 18, september-oktober 1996

• Patty Scholten: Blauw. (2)
• Willem Desmense: Maaltijd (8), [eerste regel:] Je wordt wakker en je bent de laatste mens (9, uit de bundel ‘Stad en Land’).
• Emile Op de Coul [eerste regels:] In mijn huis herken ik (10), De put is dagen terug echt (11).
• Hans Tiland & Mark Boog: Schaduwen (twee series op elkaar reagerende gedichten), nrs. 19 en 20. (15)
• Ingmar Heytze: Zeiklijster (16), Cafe Geen Idee (17).
• Fred Wittenberg: Om de hoek van het verdriet. (18)
• Mark Boog: Als aan een stilgelegde zee (19), Het beweegt niet (20), Als eerste boven (21).

Nr. 19, november-december 1996

• Emile Op de Coul: Sterfgeval (8), Doe het zelf (9).
• Jan Oegema: gedicht voor een zeiler. (12)
• Hans Tiland & Mark Boog: Schaduwen (twee series op elkaar reagerende gedichten), I en II, nrs. 21 en 22. (13)
• Mark Boog: Huidloos huiswaarts (20), Lichtval (21), [eerste regel:] Als we toch maar gaan rusten (22), De schuld van de taal (23).

Nr. 20, januari-februari 1997

• Simon Rygg: Spaanse gedichten: (Dos Hermanos) (6), (Granada) (7), (Marbella) (8, [eerste regel:] Het gevecht met de zon verloren, en de), Marbella (9, [eerste regel:] De kinderen met de blauwe oren).
• Paul van Leeuwenkamp: Een buikig spreken. (10)
• Hans Tiland & Mark Boog: Schaduwen (twee series op elkaar reagerende gedichten), nrs. 23 en 24. (16)
• Mark Boog: Wijsheid, Deugd, Geloof en aanverwante zaken (17), Verzuchting I (17), De mens (17), Crematoriumwandtegel (18), De post (18), Leed (18), Poging tot zingeving (19), In een trein (19), Helderheid (19), Motregen (20), Wat beweegt u? (20), Levenslust (20), Leeftijdsdiscriminatie (21), Lot (21), Aan de poëzie te zien (21).
• Emile Op de Coul: Vooruitzien. (22)

Nr. 21, april-mei 1997

• Grégor Kapszicz [eerste regel:] Zie een man voor een lege hut. (5)
• Frouke Hansum: Na vullen. (6)
• Mark Boog: Onbehagen (21), Vooravond (22), Net zo goed (23).

Nr. 22, juni-juli 1997

• Henk C. Achterberg: Bruidegom (5), Denkbeeld (6), Winterlandschap (7).
• Leo Stilma: Gezichtsbedrog (8), Mijn dochter en ik (9), Geboorte (10).
• Jasper Henderson: Raam huis wolken, a t/m e. (18-19)
• Mark Boog: Voltooid uitzicht (23), Drie minuten (24), Herhaling (25).

Nr. 23, oktober-november 1997

• M. Akdeniz [eerste regel:] Al die tijd dat Eenzaamheid (3), [eerste regel:] Onhandig kijk ik naar wat men (4), Haven (5).
• Mark Boog: Je redt me (6), Een doodgewone dag (7), Er is honger (8), Onvervaard de dag (9).
• Herman Winter [eerste regels:] Betekenis zien in de ooit eigenhandig-vergeet dat! (10), Groot verzameld resultaat van verplaatsing staan hier (11), Bezien wij de werkelijkheid een kwartslag gekanteld (12), Deel van mijn kennis bezit ik in jouw vorm. Ik heb, als (13).
• Lisa van Basten (= Mark Boog): Het Hooglied herschreven, I t/m VI. (14-19)
• Alexander Jiessens, uit ‘Aaneengeklonken’: 12. Je komt opvallend vaak – 13. Schiet graag maar slecht inrichten – 14. Er was mij weinig eigen – 15. Voortdurend kijk ik rond – 16. Het zal al stortbaden – 17. Je eredienst verzuimend – 18. Je aanroepen, dat kon ik weten – 19. Zoals land in andere landen heuvels – 20. Dan zeg je pesterig: pen ’s. (20-23)
• Marijke Heerema [eerste regels:] Toereikend zijn slechts de vork, het bord (24), Niet vaak passen mensen bij elkaar als vaker (25), Langs wegen. Om niets te kunnen vergeten zich (26).

Nr. 24, winter 1998

• Piet Labian: Pionierstijd (2), Mijn wahinee op Tahiti (3), Eventjes weg van de cineraria (4), De profundis (5), Innerlijk spel met tweeën (6), Jugendstil (7).

Nr. 25, zomer 1998

• Mark Boog: Gevangenschap, 1 t/m 4. (12-15)

Slotnummer, (twee delen), mei 1999
Het beste uit Schrijverscollectief en Mondzeer en de Reuzenkreeft 1993-1998

Deel 1

• Hans Tiland [eerste regel:] Tussen vuren vaag te zien. (4)
• Emile Op de Coule [eerste regels:] en weten dat de nacht maar een keer valt (vijf), Ik zie de maan en zij de maan (vijf).
• Hans Tiland [eerste regel:] En dan nogmaals. (6)
• Ingmar Heytze: Ansicht (7), Uitzet (8).
• Marijne van Dam: Dag Oma. (10)
• Anne Bouw [eerste regel:] Mooie woorden zoek ik niet. (11)
• Emile Op de Coule [eerste regel:] Mijn angst voor het moment. (12)
• Mark Boog: Ongedaan. (16)
• Jan de Mytholoog [= Mark Boog + Hans Tiland]: 5. Knus – 2. Sluitspierstoornis in het openbaar – 1. Ambitie – 2. Zuivere geest – 1. Help, daar komt het – 10. Knak – 2. Op 2. Wat leidt tot wat? (17-18)
• Abel Bergman: Boekbrand. (20)
• Hans Tiland: Reis. (21)
• Jan de Mytholoog [= Mark Boog + Hans Tiland]: 1.1 Poëzie. (22)
• Henk C. Achterberg: De predikbeurten. (23)
• Patty Scholten: Roggen. (24)
• Hans Tiland: Wegen. (25)
• Emile Op de Coule [eerste regel:] Binnen vier muren. (26)
• C.P. Vincentius: In gelukkiger dagen. (27)
• Patty Scholten: De octopus. (31)
• Willem Desmense [eerste regel:] Je wordt wakker en je bent de laatste mens. (32)

Deel 2

• Emile Op de Coule: Sterfgeval. (39)
• Jan Oegema: gedicht voor een zeiler. (40)
• Mark Boog: Lichtval (41), Vooravond (43).
• Leo Stilma: Geboorte. (49)
• Jasper Henderson: Raam huiswolken, a t/m e. (50-51)
• M. Akdeniz [eerste regel:] al de tijd dat Eenzaamheid. (55)
• Mark Boog: Het Hooglied herschreven, I t/m VI. (56-59)
• Piet Labian: Pionierstijd (62), Eventjes weg van de cineraria (63), Innerlijk spel met tweeën (64).

Laatst bijgewerkt op 3 juni 2022

Meer informatie

AANWEZIG

• Jrg. 2, 1986: nr. 4 (april)

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Jrg. 2, nr. 4, april 1986

• Aarnout de Bruyne: Herinnering aan het verdwenen licht. (15-17) [Bespreking van de gelijknamige bundel van Jacques Hamelink. Pdf aanwezig bij PcN.]
• Jacques Hamelink: Sarcofaag. (17) [Pdf aanwezig bij PcN.]

Laatst bijgewerkt op 4 mei 2022

Meer informatie

AANWEZIG

• Nr. 26 – Jrg. 5, 1971, nr. 2 (maart-april-mei).
• Nr. 27 – Jrg. 5, 1971, nr. 3 (jun-juli-oogst).
• Nr. 28/29/30 – Jrg. 5, 1971, nr. 4/5/6 (september-oktober-november-december).
• Nr. 31 – Jrg. 6, 1972, nr. 1, januari-februari-maart 1972

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Nr. 26. Jrg. 5, nr. 2, maart-april-mei 1971

• Hedwig Verlinde: Lezend uit de kreeft (fragmenten), 1 en 2. (15-16)
• Wilfried Adams [eerste regel:] Brandend. (17)
• Jurrie Roossien: 1. de nacht – 2. mist – 3. het stadje een gedicht – 4. gaan slapen en wakker worden. (18-19)
• Ton Luiting: Samenzwering tegen het eigen ik. (20)
• Ben van Hattum [eerste regels:] een kruis waar die christus (21), Ze hebben hout gekapt uit de bossen (22).
• Luc van Hoeylandt: Bij het heengaan, I en II. (23)
• Leopold M. van den Brande: Ontgraving, 1 t/m 3. (24-25) [Uit: Moulin Rouge, 1971]
• Wilfried Adams: bespreking van Rob Goswin: De huid van Mechelen. (27-29)
• Leopold M. van den Brande: besprekingen van Fred de Swert: De rust van de duif (30-32) / Lucienne Stassaert: Het dagelijkse feest (32-34).

Nr. 27. Jrg. 5, nr. 3, juni-juli-oogst 1971

• Pieter Aerts: Het midden van de stem (16), De tonen van verdriet (17).
• Herwig Verleyen: Uit het lichaam geschreven (18), Het verdwijnt niet vlug (19), Er zijn seizoenen (20), Geliefden (21).
• Rob Goswin: De reis van de lichamen (22-23), Een vrouw kwam uit de aarde (24), Logos angelus, en de vrouw ook zij (25).
• Leopold M. van den Brande: besprekingen van 1) Walter Haesaert: ‘droevig feest’ & ‘koudbloedig’ (29-31) / 2) Gust Vermeille: ‘De vliegenier van lood’ (31-40).

Nr. 28/29/30. Jrg. 5, nr. 4/5/6, september-oktober-november-december 1971

• Wilfried Adams [eerste regel:] Na de verwoede schemering, de brand die alle beelden. (1-2)
• Jan Algoet [eerste regel:] De oude orgelbloem. (2)

Nr. 31 – Jrg. 6, nr. 1, januari-februari-maart 1972

• Leopold M. van den Brande: The doors of perception: Iste Paneel (1-2), IIde Paneel (2), IIIde Paneel (3).
• Wilfried Adams [eerste regel:] Naar het water gaan, ontdaan van ijzer. (4)
• Wouter Kotte [eerste regels:] I. Ik heb een samenzwering gebouwd (5), II. Met een harige sleutel open ik elke morgen (6).
• Rob Goswin: Zwanger (7), Schede (8).
• Dirk Christiaens: Offer (9), Vertikale vrouw (10), Een maagd van zand (10).
• Ignaas Veys [eerste regel:] Elke avond schuift tussen de vreemdelingen. (11-12)
• Pieter Aerts: Het vloeiend woud (13), Ik raap de zomer op (14), De stilte in het brood (15).
• Guy van Hoof [eerste regel:] Langzaam worden al mijn sporen uitgewist. (16)
• Bart Crusener: Gedicht voor Janis. (16)
• Roger Serras : Gedenkschriften voor een rebels politieker. (17-20)
• Jean-Marie Maes: Letsel voor de levenden, 1 t/m 10. (21-24)
• Herwig Verleyen: Het altoos weerzien (24), Des nachts (25).
• Leopold M. Van den Brande: besprekingen van Pieter Aerts: Een dag, een koninkrijk (33-35) / Luc Van Campenhout: Ardante Marcato (36-37).
• Wilfried Adams: bespreking van Patricia Lasoen: Recepten en verhalen [poëzie] (38-42) / Willie Verhegghe: De Vlaamse guerrillero’s (43-48) / Hedwig Verlinde: Van Eden tot Ararat (49-50).

Laatst bijgewerkt op 6 mei 2022

Meer informatie

AANWEZIG

• Jrg. ?, 1997/1998: nr. 13 (december 1997 – januari & februari 1998).

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Nr. 13, december 1997 – januari & februari 1998

• Lev Bont, uit de bundel ‘Stukgeslagen zaken’: Gevoelens van opwinding (15), Middelbare veldnimfen (15), Janssen BV, groothandel (16), Passie vieren (16), Ik ben het, mama! (17), Miezerig ontmoet men mama (17).
• Stella Bergsma: Bussum I – Bussum II (32), Tarzan (33), Halleluja! (33).
• Eus [van der Wal?]: *Waar het om ging was dat hij de boompjes. (79)

Laatst bijgewerkt op 3 mei 2022

Meer informatie

S.K.H. = Studiegroep der Katolieke Hoogstudenten.

Er verschenen in het totaal 14 nummers: 1 (1965/66) t/m 14 (1970)

AANWEZIG

• Jrg. 3, 1968: nr. 12.

INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880

Jrg. 3, nr. 12 [Bij elke auteur staan korte personalia vermeld.]

• Else Madelon: liefde (697), geluk (697), ach, kind (698), mijn kleine broer (698), Coltrane (699), afscheid (700).
• Magda Buckinx [eerste regel:] omdat ze. (701)
• Jozef Verhaeren, uit ‘mijn macht bij maanlicht’: Zwanger (708), Een masker van was (709), Ogen (709), Mijn onbekende ik (710).
• Fred de Swert, uit de cyclus ‘Liederen voor Jill’: Woorden in de wind wil ik leven. (717-721)
• Renier Pannemans: Daden. (725-726)
• Jos Van Hamme [eerste regels:] omdat mijn handen nog slechts wonden zijn (727), mijn stad (728), laat ons dit land verlaten (728), heb jij al ergens hard horen bidden (730).
• Roger Gilis [eerste regels:] zee en stad (731), halsstarrig (732), Te ruw (732), grijs (733), je duurzame handen (733).
• Ulrich Bouchard: nota (735), vervreemding (736), schrijven (736), dichter (737), laatste orchidee (737), zwanenzang (738).

Laatst bijgewerkt op 3 mei 2022

Meer informatie

MUGzine #1 - Er hangt iets in de lucht…

• Marie-Anne Hermans: Uit het raam (3), Liefst stuurde ik mezelf (5), Aan verdwaalde sokken (7), Poëzie uit het onverwachte [proza] (8-9).
• Wouter van Heiningen: Levitatie (4), Met vis op weg (6), Hoe je vaart (10), De Poëziebus (11), Bus 24 (14).

MUGzine #2 – Pure poëzie… (2020)

• Daniël Dee: Noodgedwongen monoloog (8-9), Stukjes (12-13).
• Pieter Drift: Ezelsoren. (4)
• Wouter van Heiningen: Boom (7), Mist (17), Bos in november en jij (18).
• Marie-Anne Hermans: Vrij zijn (3), Definitief (16).
• Sabine Kars: Eerst was verlies iets om het huis te verlaten (6), Nu is er geen houden meer aan, 1 t/m 3 (14-15).

MUGzine #3 – Ready for take-off (2020)

• Joz Knoop: Jozzonet voor Lizzy Love (7), Wij zoeken de nieuwe leider (14).
• Lies Jo Vandenhende: Barkruk (6), Dingen die niet mee verhuizen (maximale expansie) (13).
• Serge van Duijnhoven: De parel (4-5), Bellum Transit (10-11).
• Wouter van Heiningen: Groeistad (9), Grootstedelijke fietsenstalling (15).
• Marie-Anne Hermans: Tot stilstand. (3)

MUGzine #4 – Het gretige nummer (2020)

• Elfie Tromp: umami (3), dimsum (10-11).
• Mark Boninsegna: Jeugddroom (4-5), Vakantiedag in Tirrenia (16-17).
• Runa Svetlikova: Goddeloos drieluik. (6-7)
• Elianne van Elderen [eerste regels:] ze probeert manieren te vinden om zo dicht mogelijk (12), alles rook naar sinaasappels (14-15).
• Wouter van Heiningen: CS-HS. (9)

MUGzine #5 – The morning-after (2020)

• Mattijs Deraedt: GEWEI (4), LOTUS (9), SARCOFAAG (13).
• Marloes van der Singel: Plaats delict (3), Hoe we verdwijnen (6-7).
• Nele Bruynooghe: Ardennen (5), Ademruimte (11), Siena (14).
• Sara De Lodder: Het leven is geen sprookje (8), Sneeuwjongen (10), Het zwarte lief (15).

MUGzine #6 – Insomnia (2021)

• Maarten Buser: Ongelijk (9), Een compromis (10), Enter the Wu-Tang (15), Hechtwortels (16).
• Marleen De Crée: Slaap (12), 05.30 (17), Droom (19).
• Wouter van Heiningen: Winterpijn. (14)
• Merlijn Huntjens: was ik maar in egmond gebleven (4-5), het lijkt de goede kant op te gaan (11).
• Michaël Van Remoortere: in bed bij hem (3), in bad bij hem (6-7).

MUGzine #7 – Sprookjesgeluk. (2021)

• Bas Belleman: Koning Kat. (5-8)
• Evy Van Eynde: Honderoosjes (5), Alice (11).
• Wouter van Heiningen: Vertelling. (10)
• Marie-Anne Hermans: Ze vraagt. (15)
• Alja Spaan: een kwestie van oefenen (3), een derde maal (12).

MUGzine #8 – De ondraaglijke lichtheid (2021)

• Inge Boulonois: MIJN CEDER – met dank aan Han G. Hoekstra (5), MUG (6), ZZZOMER (16).
• Wim Meyles: Natuurwandeling (3), Tinnitus (9), Doorbijtertje (11).
• Remko Koplamp: Mama (7), De liefde (12), At the office (15).
• Frank van Pamelen: Dodo (8), Pinksteren (10).

MUGzine #9 – Nazomeren (2021)

• Bianca Boer: FYI (7), in het museum is verder alles intact (14).
• Kreek Daey Ouwens [eerste regels:] In het donker lichten de fijne witte haren van mijn grootmoeder (8), ik wil losse haren (8), Zeg me, liefste, waar gaan al die woorden toch naar toe? (9).
• Anouk Smies: De ondergang zelf (3), Complot (4), Zwart (5).
• Mark van Tongele: Samenhangzin (10), Levenstrekharmonie (13).

MUGzine #10 – Goud wat er blinkt (2021)

• Rinske Kegel [eerste regels:] Een wit maar onbekend leger (3), De dreiging begon zich steeds prettiger te voelen (10), De ziekenhuizen zuchtten en bezweken bijna (13).
• Laura Mijnders: Wij (7), Resterend (14-15).
• Jabik Veenbaas: het huisje van simeon ten holt (4-5), ecce homo (8-9).

MUGzine #11 – Een groen geluid (2022)

• Gaël van Heijst: Er komt niemand koffie opgieten (3), Heggevondst (13), in de categorie ‘overig’ (14-15).
• Siel Verhanneman: Achtergrond (7), Bigger Trees Near Warter (9).
• Meliza de Vries: Seizoensgebonden (8), Afhechten (10).

MUGzine #12 – Het is altijd de zee (2022)

• Amina Belôrf: Zwenk (uit de bundel ‘Zonder het licht te breken’) (3), Gestapelde verhalen (9), Troost (14).
• Jana Beranová: Vraag. (8)
• Wim Hofman: Voortijdig einde (7), Poëzieavond (10).
• Anton Korteweg: Artikel zeven (4), Je moet toch iets (13), Happy Hour (15).

MUGzine #13 – De roodgloeiende avondrand (2022)

• Jana Arns: Inzicht (5), Oudste zus (12), Jongste zus (13), Halfzus (14).
• Marie Brummelhuis: Geluk is een moeder en ik het kind (3), Slaapliedje (17), Lingerietherapie (19).
• Shari van Goethem: Kind van de late avond (4-5), schoot (9).
• Wout Waanders: tamara beek (8), toeverlaat (11), zak noemen (16).

MUGzine #14 – Metamorfoseren (2022)

• Monica Boschman: Narratief (4), In kort bestek (9), D-day (13).
• Steven van der Heyden: Knotwilg (3), Aan mensen zit een aflopende kant (7), Doodsvlinder (12).
• Hein van der Schoot: op zoek (6), oude man (10), Vlieger (15).

MUGzine #15 – Dichterlijke overdaad (2022)

• Simon Mulder [eerste regels:] Dit plotselinge, wie heeft het gemaakt (7), Ontwaken en het nieuwe licht begroeten (13).
• Michiel Ris: Penelope aan het werk (3), Prometheus aan het werk (9).
• Lennard van Rij: Zelfportret (6), Naar Luxor (12), Tot ik slaap (15).
• Geert Viaene: Een overdaad aan verval (4), Innerlijke idioten drijven (10).

MUGzine #16 – Gedenk te overstromen (2023)

• Els de Groen: Op de toppen van ons kunnen (3), Flessenpost (10), Jachtoffers (15), Intensive care (19).
• David Troch [eerste regels:] en toen stond er dus plots die beer naast je, groot, bruin, net echt (4), en toen greep je dus gans van streek naar het glas (9), en toen lag je dus plots in een boot van twee keer niks met niets (12), en toen - je sliep in niets dan een slip - sloeg er dus (17).
• Sara Eelen: Opgeworpen aarde. (6-7)
• Alex Gentjens: Vruchtbaar (11), Statistieken (14), Hulpverleners tellen niet (18).

Laatst bijgewerkt op 25 april 2023