1
april
Max Nord (1916-2008)
Paul van Leeuwenkamp (1955)
Kees Winkler (1927-2004)
Max Nord (1916-2008)
Paul van Leeuwenkamp (1955)
Kees Winkler (1927-2004)
Uitzicht
Vertel mij niets. Ik heb het nu begrepen.
Wat stelt het voor? Een uitzicht over zee.
Wie kijkt ziet niets. Hij krijgt onzichtbaar nee.
Wat levend is verdwijnt. Ik ken de knepen.
Wat blijft is fantasie, een horizon.
Die ga ik tegemoet, de ogen open.
Men moet bij helder weer de zee inlopen.
Vertel mij niets. Ik wou dat ik het kon.
Max Nord
Uit: Verzen (1994)
Marcel Obiak (1936)
Jeanine Hoedemakers (1954)
Rik Wouters (1956)
Guido Utermark (1960
Anneke Claus (1979)
Hoe het komt dat ik Duitse gedichten schrijf
Uit de messenslijper an sich kwam, afgezien van het mes, weinig dat
aangemerkt kon worden als van kapitaal belang.
Het meeste was de moeite van het veilen niet eens waard, zo
hermetisch. Zelf had ik er geen plaats meer voor. Alleen de zwarte doos
ging mee.
De laatste tape bevatte vooral interviews. Iemand vroeg de
Messenslijper wie zijn messen überhaupt sleep. Dat was niet nodig,
antwoordde hij eenvoudig. Mensen zoals hij hadden de oorlog im
Grunde altijd bij zich.
Het deed me denken aan die keer dat hij me meenam naar het circus.
Halverwege de leeuwenact liep ik weg, ik vond het zielig voor de
dieren. Je kon wel merken, riep de messenslijper me na, dat ik van na de Wende was.
Anneke Claus
In: Begrafenis van de mannen (2016)
Frederik van Eeden (1860-1932)
Bert Bakker (1912-1969)
J.M.W. Scheltema (1921-1947)
Karel N.L. Grazell (1928-2020)
Fleur Bourgonje (1946)
Charles Ducal (1952)
Huub van der Lubbe (1953)
Adriaan Jaeggi (1963-2008)
Ida Vos (1931-2006)
nachtmerrieblues
ik werd wakker met mijn hoofd
in een emmer vol gezeur
ik werd wakker met mijn hoofd
in een emmer vol gezeur
ze hingen aan mijn telefoon
ze hengstten op mijn deur
ze wilden weten wie ik was
en wat ik eraan deed
ze wilden weten wie ik was
en wat ik eraan deed
het wassen midden in een winter
maar de vloer werd gloeiend heet
ze hadden al die vragen
ik wou dat ik het wist
ze hadden strikte orders
ik heb me vaak vergist
ze hadden hun methodes
en ik kan niet tegen pijn
het is niet eenvoudig om onschuldig te zijn
het is niet eenvoudig om onschuldig te zijn
het is niet eenvoudig om onschuldig te zijn
toen deden ze hun jas uit
ze hadden alle tijd
toen deden ze hun jassen uit
ze hadden alle tijd
ik wou de kapstok wijzen
maar ik was mijn overtuiging kwijt
al heb je nergens om gevraagd
tot je nek zit je erin
al heb je nergens om gevraagd
tot je nek zit je erin
hoop dat deze nachtmerrie voorbij is
voordat mijn boze droom begint
ze hadden al die vragen
ik wou dat ik het wist
ze hadden strikte orders
ik heb me vaak vergist
ze hadden hun methodes
en ik heb alleen de schijn
het is niet meer mogelijk om onschuldig te zijn
het is niet meer mogelijk om onschuldig te zijn
het is niet meer mogelijk om onschuldig te zijn
ik word wakker met mijn hoofd
in een emmer vol gezeur
ik word wakker met mijn hoofd
in een emmer vol gezeur
terwijl ik probeerde wat te slapen
is er weer veel gebeurd
Huub van der Lubbe
In: Melkboer met de blues (2002)
Albert Bontridder (1921-2015)
Bernardo Ashetu (1929-1982)
Toon Brouwers (1943)
Fred Penninga (1945)
Mariet Lems (1946
Michiel van Kempen (1957)
Yentl van Stokkum (1991)
Bert Willems (1916-1993)
F. ten Harmsen van der Beek (1927-2009)
Rudy Kousbroek (1929-2010)
Redbad Fokkema (1938-2000)
Wim Brands (1959-2016)
en wij die binnen de klanken van dit waterland
wonen, laten geen traan, want wat niet zinkt
en wat niet drijft en wat niet zweeft
en wat geen teken is maar leeft
en is en is en is, begraaft de waan
het is van geen betekenis geweest
Michiel van Kempen
In: wat geen teken is maar leeft (2012)
Hugo Claus (1929-2008)
E. Brent Besemer (1933-2009)
Martin Reints (1950)
Mieke van Zonneveld (1989)
Simone Dubois (1910-2001)
Nico Scheepmaker (1930-1990)
ALS men ertoe zou kunnen komen
van éen mens werkelijk te houden
dan werd het leven op deze aarde
misschien wel weer goed.
Maar zij die over liefde spreken,
denken alleen en gros.
Zij vergeten dat ieder enkelvoud
vanzelf een meervoud heeft.
Of zou dat telkens weer
een wonder zijn?
Simone Dubois
In: Van de aarde (1987)
Mien Labberton (1883-1966)
Peter Winkels (1984-2021)
Overgave.
Daar is een stille weemoed in mijn hart,
Om wat verloren ging en niet zal keeren,
Om 's levens droefenis, niet af te weren,
Om 't eigen lot, in raadselen verward.
Wee wie tè lachend 't groot Gebeuren tart,
Alsof geen onheilschicht zijn hoofd kon deren;
Hem treft te feller 't allerdiepst ontberen,
Schier doodend weegt hem 't zware wicht der smart.
Ik heb wel lang gevoeld die wonde schrijning....
Nu wordt der wilde golven bitterst branden
Door U ter rust gewiegd in zachte deining.
Gij hebt in mij een nieuw geluk ontvouwd;
Mijn innigst leven leg ik in Uw handen,
't Verleden, 't heden, 't zij U gansch vertrouwd.
Mien Labberton
In: Onze Eeuw, jaargang 15 (1915)
Willem van Lookeren Campagne (1919)
Mak Zeiler (1928-2001)
Albert Hagenaars (1955)
Rozalie Hirs (1965)
Max Croiset (1912-1993)
LOCUS
Ik neem je mee naar binnen -
de vogels drinken het vocht van
de bladeren - de duisternis is er
als bloesem sluit -
sommige knoppen vallen.
Je roert in mijn navel -
ondermaanse navel zeg je,
waar de nacht zich samenbalt,
ontploft in duizend slokken most.
We lopen vooruit op de kraal
van onpartijdige voldoening -
het ongeregene rolt
over onze huid
in druppels gelijkenis.
Als de tak in de zoutmijn
overnacht, wordt hij zout
in de vorm van een tak -
met houten hart.
Buiten wordt de schemering
uitgelaten - de vogels schreeuwen
om de ochtend - onze zinnen
verbergen zich als kringen
in stilstaand water.
Rozalie Hirs
In: Locus (1998)
Bouke Jagt (1929-1982)
René van Loenen (1950)
Kees Spiering (1958)
Hanz Mirck (1970)
Erik van Ruysbeeck (1915-2004)
Gerard Reve (1923-2006)
Hans Reddingius (1930-2022)
In de ochtend komt ze altijd weer terug
Alles was een test, zeg je. Repetitie nagekeken,
docent in de deuropening. Een gedicht van Gezelle,
de ziel een bladje, drijvend op het water. Mijn ziel
onder zijn arm, langzaam dichterbij
Wie hopeloos faalden - ze waren geslaagd, wie hoopte
keek zinkend naar hem op. Straks kreeg ik mij terug,
zou ik bidden, hielp dat nog vandaag? Of was ik ook daarmee
weer te laat begonnen? Mijn toekomst één schuine rode streep
omlaag. Het was een test, zeg je nu, dat je wegging, weer
terugkwam. Kon ik opstaan, me blanco inleveren, de zon in?
Dus zo maak jij het goed, vinger op mijn lippen, ogen
in mijn ogen, langzaam dichterbij. Met jou is er alleen maar
nu. Drijven is vergeten hoe je drijven zou
Mijn blaadje hoef ik niet terug, het is voor jou
Hans Mirck
In: Gedichten (2009)
Karel Jonckheere (1906-1993)
Henk Chr.Puls (1937)
Eva Gerlach (1948)
Karin Lachmising (1964)
Henri-Floris Jespers (1944-2017)
Ik tuimel in de afgrond.
Mijn neuronen verspreiden zich
In de lege, donkere hemel van uw
Onbestaan.
Ik weet niets meer
Dan tenzij, ternauwernood en ten slotte
Niets is stelliger, allesteisterender
Dan een bereidheid die duurt.
Henri-Floris Jespers
In: De Wetten van de Verdrukking (1980)
Leo Vroman (1915-2014)
Marcel van Maele (1931-2009)
Geert de Haan (1946)
Tom Van De Voorde (1974)
P.N. van Eyck (1887-1954)
Jan Vermeulen (1923-1985)
Hans Verhagen (1939-2020)
Paul Marijnis (1946-2008)
Verlangen
Dan is er nog dit vaag Verlangen,
Waarin geen ding mij zéker blijft,
Dat als een vlottend, niet te vangen
Geril der lucht rondom mij drijft.
Het doet de dingen om mij henen
Als onvoldane vragen staan,
Door ’t wankel twijfellicht beschenen
Van bange lamp en bleeke maan.
’t Is zelf gewis het langzaam loomen
Van stervensreeden kaarseschijn,
Of een vermoeden licht door boomen,
Die in de nanacht roerloos zijn.
Ik tast in grijze schemeringen
Naar iets dat, onbestemd en mat,
Steeds weer vervliet, zoek vreemde dingen
Al ongerust maar weet niet wat ….
P.N. van Eyck
In: De getooide doolhof (1909)
Koos van den Kerkhof (1946-2021)
Leonard Nolens (1947)
Patrick Cornillie (1961)
Erik Bindervoet (1962)
Bergen
Zo verwonderd groet ons jongste
dochtertje die eerste dag de dingen.
De bergen pardoes op de grond gedonderd,
daarover de alpenweiden als een speeldeken
neergestreken, de huizen uit een getuimelde
blokkendoos ordeloos op hun plaats gerold.
Hoog boven dit alles de wolken,
die als handdoeken droog hangen te waaien.
En de volgende ochtend, de waterval
aan de overkant van het dal.
Een kraantje dat men de avond voordien
was vergeten dicht te draaien.
Patrick Cornillie
In: Stapvoets verkeer (2011)
Leo van der Zalm (1942-2002)
Peter Holvoet-Hanssen (1960)
Johanna Geels (1968)
Roza en de lichtmatroos
tijd vliegt door de luchtspiegel
en in de wind drijft de zon
de stad is een kat in de nacht
een hand in de stroom
Duizendoog aan het roer
maar Roza is mijn engel
mijn klok met gouden wijzers
haar vleugels aangedreven door een droom
‘leven wij of zijn wij wolkjes voor de maan’
ik zeg Roza mijn schat
wij zijn groter dan onze hersenen
wij zijn niet verkocht aan Amerika
wij zijn verbonden met de lijster in ons hoofd
mijn engel zingt in het hart
op het pleintje van de verloren ganzen
smeltend naar beneden
ik hoor haar voetjes
ze dansen
in stilte
Peter Holvoet-Hanssen
In: Gedichten voor de kleine reus (2016)
Bert Peleman (1915-1995)
Tim Krabbé (1943)
Rob H. Bekker (1957)
Nachoem M. Wijnberg (1961)
Jan Elemans (1924-2019)
wachtend op een driehoekige vrouw
de ogen op slot rol je weg, van de tafel af
lopen, van de stoel schuiven, van de oren
krijgen we goede berichten door
van het bed af liggen
het was met gebogen knieën kilometers lang
ploegen over schemervelden, schreeuw
van het gras en wie greep die
stevig onder de oksels
Rob H. Bekker
In: Kruisigingen (2002)
Enny IJskes-Kooger (1913-2010)
Inge Lievaart (1917-2012)
Tjitse Hofman (1974)
Riekus Waskowsky (1932-1977)
Wouter Donath Tieges (1945-1996)
Lieve Liesbeth (3)
Gaat wat jou betreft
in konijnenjargon
worteltrekken ook
voor vermenigvuldigen?
Tjitse Hofman
In: Ajaa (2008)
Pol de Mont (1857-1931)
Wouter Donath Tieges (1945-1996)
Pit van Nes (1955)
Patrick Bernauw (1962)
Han G. Hoekstra (1906-1988)
Joan Th. Stakenburg (1917-1980)
Als ze lacht
is zij een ander.
Als hij lacht
is hij een ander.
Pluk de parels
uit de voorhoofdswond!
Wie zeult de koeltas
met paperassen mee?
Als zij lachten
zijn ze een ander;
maar vóór hen zo veel wachtenden
voor de start van het late nieuws.
Wouter Donath Tieges
In: Witte adel (1991)
Renée Curias Pasture (1927-2010)
Herman Moscoviter (1943-2017)
Patricia De Martelaere (1957-2009)
Laurens Ham (1985)
dat kind die mars door de strot
bloed- en bodemloos
terwijl mijn scheur in de lucht wordt dichtgenaaid
de pers internationaal
breeduit op schoot in slaap
gromt eenmaal zijn tanden bloot
sluimert alweer
ingesnoerd in het ijle hang ik
verzekerd als ik ben
van een strand
van alle smetten vrij
ik avonturier die achter gesloten oogleden
de bergwand ziet
en nadert
Laurens Ham
In: Mijn grote schuld (2017)
Daniël Billiet (1950)
Luk Gybels (1962)
Mark van der Schaaf (1966)
Jeroen van Rooij (1979)
Sven Staelens (1979)
Max Greyson (1988)
J.C. van Schagen (1891-1985)
Als ze dit doen, bewegen ze
Beitelt zich in haar lichaam vast in de vorm van een grote
ster. De beelding van de ruimte is zonder licht niet denkbaar.
Meer dan zeshonderd bewegingen per uur en toch gevallen.
Wil je me dragen? Uit deze meditatie ontstaat het universum,
leiden deze herhaalde bewegingen tot diepere lijnen in je
ritme vinden. En al die toeschouwers zweepten mij ook op.
Deze verklevingen - het lichaam in zijn transparant omhulsel
ziet er geweldig uit en voel u goed en tegelijkertijd zag ik delen
van mijn systeem opgeslagen in herhaalde, identieke bewegingen.
Niemand had er enig idee van wat er aan de hand was, en niemand deed iets.
Jeroen van Rooij
In: Niemand had er enig idee van wat er aan de hand was (2014)
Antony Kok (1882-1969)
René Verbeeck (1904-1979)
Clara Eggink (1906-1991)
In al zijn delen
In al zijn delen
roept uw lichaam
om nieuwe namen
ik wil een lied zijn
met lippen en tanden
dat bijt zich vast in u
bovenhuids en onderhuids
dat schiet met uw bloed
uw aders door
uw pezen door
de gehoorzame spieren in
tot het vlees is in het woord
tot de daad is in het woord.
René Verbeek
In: Liefdesliedjes (2009)
Johan van Delden (1919-2006)
Anna Vali (1921-2005)
Anna Wiersma (1945)
Marijke Foncke (1957)
Marjoleine de Vos (1957)
Roel Reintjes (1923-2003)
Reisdoel
Heeft u mijn leven ook gezien, het is verdwaald.
Op weg naar ergens plotseling linksaf gegaan.
Het koos een pad, het pad koos hem, het ging.
Het kwam wel telkens aan, maar waar? Het bleef
steeds onderweg, verstrooid op zoek naar
waarvandaan de reis begon. Daar staat
het lang verlaten doel, het oude huis,
daar hoort het thuis.
Ach zie zijn wegen krullen op de kaart
mijn leven dwaalt zo sierlijk: elke omweg
lijkt de moeite waard.
Marjoleine de Vos
Bij: Ontmoet de dichter (2013)
M. Nijhoff (1894-1953)
Rein Bloem (1932-2008)
Jozef Deleu (1937);
Jean Pierre Rawie (1951)
Rob van Uden (1960)
Marieke Lucas Rijneveld (1991)
Marcel Wauters (1921-2005)
Joop van den Bos (1928-2019)
Tot iemand mij overtrekt
Iemand heeft de jager in de stoel gezet, zijn jas op de verwarming
te drogen gelegd, ik heb voor de zekerheid van tevoren de
avond in mijn boek geschetst en de zusters in witte zakdoeken
gewikkeld; het kostuum van een naderend afscheid.
Moedertje, fluister ik zachtjes, de wolven staan bij de deur te wachten
op een schot, en ik lig hier met een lichaam van carbonpapier tot
iemand mij overtrekt voor een betere winter van mezelf. Ik zou
hem willen zeggen dat de stoel alleen voor bezoek is, voor goed
volk, iets anders verdraagt hij amper, ja enkel soms een stapeltje
schone kleding voor speciale gelegenheden, maar geen jagers met
vogelzware gedachten. Vanuit mijn raam zie ik de zee die troebel
is van gemis nu ik niet meer aan zijn zijde loop maar als een
kokmeeuw boven hem zweef, en ik kijk weer naar de jager in de
stoel, hij zit wat lafjes door mijn eerste dichtbundel te bladeren
alsof het plakjes vleeswaren zijn die hij op versheid test, citeert
af en toe een zin die ik bij veel mensen vind passen maar niet
meer bij mezelf, de jager lacht om alles wat ik over de dood, zo
jong nog in hoe ik mezelf het overleven toeschreef en ik weet: als ik
hem zat ben kan ik hem zo weer laten gaan, hem zeggen dat hij nog
niet nodig is, niet nu, want ik ben het die hem heeft geschetst.
Marieke Lucas Rijneveld
In: Fantoommerrie
Peter Zonderland (1947)
Nannie Kuiper (1939)
Thijs Kersten (2002)
Vliegen
Als vliegende vogel kun je verdwalen,
als vliegende vlieger natuurlijk niet gauw.
Dan zullen ze jou aan je eigen touw
van hoog uit de lucht naar beneden halen!
Nannie Kuiper
In: Soms zie ik 1000 lichtjes (2001)
Jos De Haes (1920-1974)
Gie De Vos (1952)
Nanne Nauta (1959)
Saskia van Leendert (1972)
Quirien van Haelen (1981)
Bertus Aafjes (1914-1993)
Toon Hermans (1916-2000)
Tip Marugg (1923-2006)
H.J. de Roy van Zuydewijn (1927-2019)
Martin Bril (1959-2009)
MTV
Wauw, dat is een lage
Heupbroektatoeage
Quirien van Haelen
In: ZAP (2010)
Jan Paul Bresser (1941-2015)
Jos Steegstra (1940-2002)
Het zachte alfabet
Wie in deze maatschappij
durft te vertellen dat vrouwen
hoge postduiven zijn
kinderen duinwater en
liefde doorzichtig glas
mag zeggen dat het leven
zonlicht te dansen vraagt
en de maan als boot gebruikt
om naar de sterren te varen
kristallen havens geluk
Ik heb alles durven geloven
van het metalen kinderverdriet
tot het brekende water van vrouwen
zelfs het voordeel van mijzelf
heb ik vanzelfsprekend geacht
hoewel ik de pijn van een ander
voorzag
zelfs de robot nam ik tot vriend
kuste zijn ijzeren handen
negeerde het huilen om vlees
Vroeger wandelde ik zondags
aan de pratende hand van mijn moeder
ik voel nog steeds dat zachte alfabet
Jan Paul Bresser
In: Stilte heeft het laatste woord (2017)
Peter Zonderland (1947)
Annemarie Estor (1973)
Bas Belleman (1978)
W.E.G. Louw (1913-1980)
Willem Lofvers (1930-2007)
Eugène van Itterbeek (1934-2012)
Doorzichtiger
Juist als ik de winkel met planeten binnenstap,
staat daar op de tegels achter mij: een man.
Jij bent het, maar voorzichtiger.
Ik haal de strikken uit mijn haar,
waai onverklaarbaar naar je toe.
Ik laat mijn linten in je knoopsgat glijden,
zodat hun kleur naar buiten springt.
Nu dwalen mijn ogen van je knopen
naar je linkeroog. Ik zie door je heen.
Geruisloos rijdt een auto op de huizen in
Annemarie Estor
In: Vuurdoorn me (2010)
Erik van Ruysbeeck (1915-2004)
J.P. Guépin (1929-2006)
Erik Menkveld (1959-2014)
Pieter Stroop van Rhenen (1967)
Maurice Roelants (1895-1966)
Gerrit Kamphuis (1906-1998)
Paul De Vree (1909-1982)
Paul van Vliet (1935-2023)
Twee vragen van de dierenbescherming
Draagt u als Pegasus
pak en duikbril
tijdens onderwaterpaardrijles?
Gebruikt u een snorkel
of een fles?
Erik Menkveld
In: Schapen nu! (2001)
Kees van Duinen (1907-1950)
Theun de Vries (1907-2005)
Carel Swinkels (1921-1996)
Kreek Daey Ouwens (1942)
Peter Nijmeijer (1947-2016)
Marianne Aartsen (1950)
Ilse Starkenburg (1963-2019)
Wij hebben nooit gevraagd:
Waar is Guillaume?
Wij vulden het huis met lawaai.
Wij hoefden niet weg.
Kreek Daey Ouwens
In: Guillaume (2020)
Robert Anker (1946-2017)
Astridh Roemer (1947)
Paul Hautmans (1948)
Bies van Ede (1957)
W.F. Hermans (1921-1995)
Seizoen 1914 - 1918
Het is een eenvoudig spel:
Geef de idioot een wapen, geef de
tweede idioot een beter wapen,
en allebei de opdracht: schiet.
Om het spel gewicht te geven
moeten we een oorzaak vinden
en een reden; alles wat het logisch maakt,
zodat ze later zeggen zullen:
Het was nogal ingewikkeld, maar zo zat het.
Verklaar het onverklaarbare
en er kan gevochten worden.
Wat zijn negen miljoen gekken
vergeleken met één waanzin?
Als er maar geschoten wordt.
En als het spel is afgelopen
hebben we een les geleerd:
Hoe sneller doden feiten worden
des te sneller zijn het getallen,
niet eerder
des te eerder.
Bies van Ede
In: Wachten tot de wereld rond is (2019)
Jan Boelens (1928)
Wam de Moor (1936-2015);
Wim Hazeu (1940)
Kees van Kalmthout (1948-1991)
Lilian Zielstra (1991)
Ton Ven (=F. Bordewijk, 1884-1965)
Niet het begin is moeilijk maar het einde
niet de jacht maar de opgejaagde
niet de toon maar het instrument
het nu het steeds weer achterhaalde.
Jan Boelens
In: Tussen nacht en morgen (1984)
Simone Dubois (1910-2001)
Guus Vleugel (1932-1998)
Wannes Van de Velde (1937-2008)
Jacqueline van der Waals (1868-1922)
Bernard Verhoeven (1897-1965)
Willem Brandt (1905-1981)
Pierrot
Toen heeft dit late, onverhoorde hart
zijn kinderdroom hartstochtelijk gevraagd.
Roekeloos. En een hand grijpt naar een smart
die alle wanhoop der vergeefschheid draagt.
Een eeuwig onvervuld verlangen zijn,
dat nóg een smeeken hief, star werd, en stond
rechtop: Pierrot. Een blind-verbeten pijn.
Een eenzaam mensch en weerloos en gewond.
De laatste sneeuw der bloesems woei zijn kil
gelaat voorbij. En de herinnering.
Maar hij was onherroep’lijk wit en stil.
Zwijgen, woestijnzand en vertwijfeling.
Bernard Verhoeven
In: De hof van rozen en olijven (1941)
Co ’t Hart (1929-2015)
Anton Gerits (1930)
Jos van Hest (1946)
Frits Criens (1949)
Marcus Heeresma (1936-1991)
Bert Verm (1945-1984)
Topografie
In mijn vak was het meisje een der besten
Maar zij was steeds opstandig in de klas
Als leidster van een stel verwaande nesten
Ze kwam uit Veulen en om haar te testen
Vroeg ik haar langs mijn neus weg waar dat was
Ze hapte en gaf blazend tegengas
Alsof ik haar met opzet wilde pesten
Bij Venray, beet ze, dat weet zelfs mijn jas
Akkoord, zei ik, maar speel eens voor kompas
Ten noorden, oosten, zuiden of ten westen
Ze gaf een antwoord dat je tenen kromt:
Het ligt eraan van welke kant je komt
Frits Criens
In: Eeuwig rijzen (2011)
Voer uw e-mail adres en uw wachtwoord in om u op de website te identificeren.
Voer uw e-mailadres in en klik op herstellen. Als u met het ingevoerde adres inderdaad al een account heeft bij ons zult u per e-mail een nieuw wachtwoord ontvangen.