Meer informatie
Compleet aanwezig in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL).
INHOUD, voor zover (over) Nederlandstalige poëzie na 1880
(in hedendaagse spelling)
Jrg. 1, nr. 1, 1932
- Richard Minne: Vade-mecum voor de dichter (23), Vaarwel (24).
- H. Marsman: Maannacht (42), Verzet (43).
- E. du Perron: Somewhere. (52)
Jrg. 1, nr. 2, februari 1932
- Jan Greshoff: De najaarsopruiming, I t/m XII. (77-82)
- Richard Minne: Verordening (102), Geslacht ligt dieper dan cultuur (103).
- R. van Aart [= R.A.J. van Lier]: De gestorven scholier. (123)
Jrg. 1, nr. 3, maart 1932
- S. Vestdijk: De kasplant (151), Haar broer (152).
- J. van Nijlen: De planter, I en II. (169)
- J. Slauerhoff: Ziekentroost. (184)
- E. du Perron: Hulde. (203)
Jrg. 1, nr. 4, april 1932
- S. Vestdijk: De parasiet, I t/m VI. (205-210)
- E. du Perron: De bierpiraat (235), Voor een paradijsvaarder (236), Twee filmsirenen (237).
- M. Mok: De verstandige. (262)
- C. van Nieuwenhuyzen: Dood kindje. (263)
- A.W. Grauls: Par retour du Courrier. (272) [Reactie op ‘Hulde’ van Du Perron in het vorige nummer.]
Jrg. 1, nr. 5, mei 1932
- J. Greshoff: Liedjes in de volkstoon, I en II. (290-291)
- Hendrik de Vries: Kerkelijke liederen van het Spaanse volk (297-301), Doodsgedichten van het Spaanse volk (302).
- R. van Aart [= R.A.J. van Lier]: De ballade van Mientje Maanster. (314-315)
- J. Slauerhoff [eerste regel:] ‘Gij heren der kritiek, schrijft nimmer over Schotman’. (336)
Jrg. 1, nr. 6, juni 1932
- Hendrik de Vries: Gevangenisliederen van het Spaanse volk. (349)
- Jaap van Gelderen: Noodklok. (361-365)
- Jan Engelman: Ambrosia. (380-381) [eerste regel: ‘Vervoer mij tot de rozen’.]
- Jan Vercammen: In memoriam Rik. (389)
- J. Slauerhoff: Epitaaf (390), Volkswijze (391).
Jrg. 1, nr. 7, juli 1932
- S. Vestdijk: De zanger. (424)
- Victor E. van Vriesland: Na een jaar. (442)
- J. Greshoff: Opdracht. (450)
Jrg. 1, nr. 8, augustus 1932
- J. Greshoff: Janus Bifrons. Voor A. Roland Holst. (469-473)
- Cl. Bloem [= Clara Eggink] [eerste regels:] Wij lopen met zwerversvoeten op netgeharkte paden (499), De mensen en hun huizen zijn oud (500).
- S. Vestdijk: De vlinder. (519-520)
- Louis de Bourbon: Zeilavond. (525)
- Hendrik de Vries: Antikritiek. (526) [Reactie op de elders gepubliceerde kritiek van Nijhoff op de ‘Spaanse volksliederen’ van De Vries.]
Jrg. 1, nr. 9, september 1932
- Hendrik de Vries: Schimp- en vloekverzen van het Spaanse volk. (553-556)
- Jan van Nijlen: Scottish terrier in een koffiehuis (584), Circuslicht (585).
Jrg. 1, nr. 10, oktober 1932
- S. Vestdijk: De onderbroken wandeling (627), De opvolgster (628-630), De fotografie (631).
- H. Marsman: Vrees. (642)
- Jan H. Eekhout: De waanzinnige. (657)
- Man Arnet [= A.J.A. Etman]: l'Histoire se répète. (658)
Jrg. 1, nr. 11, november 1932
- Willem Elsschot: Verzen van vroeger: Moeder (665, eerste regel: Mijn moederken, ik kan het niet verkroppen), De baggerman (666), Bij het doodsbed van een kind (667), Moeder (668, eerste regel: Als vader slaapt gelijk een rustig beest), Tot de arme (669, eerste regel: Gij met uw weiflende handen), De bedelaar (670).
- Jan Engelman: Afscheid. (697)
- J.J. van Geuns: Idibus Martii. (719)
- Richard Minne: Heineke Vos en zijn biograaf (2). (724) [Hierin de gedichten [eerste regel:] ‘De meersen staan zo mals’ (731), ‘Vrijheid’ (736), en ‘Romance’ (736).]
Jrg. 1, nr. 12, december 1932
- J. Greshoff: Pro domo, 1 t/m 26. (756-768)
- Ernest Michel: Liefde aan de zee. (773-774)
- Louis van Loo: Verveling (798), Heimwee naar het zuiden (799), Circus (800).
- R. van Aart [= R.A.J. van Lier]: Vakantie. (807)
Jrg. 2, nr. 1, januari 1933
- Willem Elsschot: Verzen van vroeger: Tot de arme (34, eerste regel: de langen dag en heel uw leven), De bult spreekt (35), De klacht van de oude (36-37), Het huwelijk (38).
- S. Vestdijk: Tuinen bij wind en weer, I en II. (50-53)
- H. Marsman: ‘Naamloos en ongekend’. (54-56) [Proza, Marsman kijkt terug op zijn dichtwerk.]
- Hendrik de Vries: Nagekomen opdrachten, te plakken in het nieuwste werk van Du Perron (74, eerste regel: ‘Dit 's Eduard, fiks hoofd van Forum's dichtrenkroeg’).
Jrg. 2, nr. 2, februari 1933
- Louis de Bourbon: Enfantine (109), Salome (110), Desperado (111), Late rit (112).
- J. Greshoff: A.C. Willink. (113)
- Anoniem: Wilhelmus van Nassouwe / Verschyne ick weer cordaet. (161-162)
Jrg. 2, nr. 3, maart 1933
- S. Vestdijk: Hovelingen (202-203), De verleider (204), De kermismeid (205), Narcissus (206).
- Simon Vestdijk: Klacht (244, eerste regel: ‘Hoe 'k pennelik en knies’.)
Jrg. 2, nr. 4, april 1933
- J. Slauerhoff: Nachtelijke wapenschouwing (249-251), Dialogue mystique. (253-255).
- R. van Aart [= R.A.J. van Lier]: Op een scheikundeleraar. (291)
- E. du Perron: Een Hollander dicht een Spaanse ballade. (318-324) [Bespreking van J.W.F. Werumeus Buning: Mária Lécina, een lied in honderd verzen met een zangwijs.]
- Hendrik de Vries: Troost. (328)
Jrg. 2, nr. 5, mei 1933
- Victor E. van Vriesland: Inleidende aantekening. (329-330) [Bij de hiernavolgende gedichten van Dèr Mouw.]
- Joh. Andreas dèr Mouw: Nagelaten verzen, 1 t/m 17 [eerste regels:] 1. 'T is lang geleden; 'k was nog maar een kind (331), 2. Zo zou ik eenmaal naar de hemel gaan (331), 3. Maar - één ding was er, dat 'k niet prettig vond (332), 4. Die Joden - Ja; die waren vreeslijk raar (332), 5. Vaak wou 'k een Jood zijn, om de zaterdag (333), 6. En voor den eten, 's middags, werd de zegen (333), 7. De zondag kwam altijd net als een feest (334), 8. Dan las ik weer van 't leel'ke, jonge eendje (334), 9. Ja, laat heb ik 't ontdekt: Ik ben een zwaan (335), 10. Nog scheurde wijdjagende valk met schaars (335), 11. Ruik ik daar niet de lucht, die wrang en sterk (336), 12. Want met Poseidon's hoogzwalpende haat (336), 13. 'K hoor ruisen ons moeras - zo noemden wij 't (337), 14. Ik werd al aardig knap, want 'k leerde Frans (337), 15. J'aime le son du cor - De Pyrenaeën (338), 16. En 'k las van Titurel en Parcival (338), 17. Ik wenste toen een oudgraaflijk kasteel (339) [Met toevoeging van varianten, p. 340.]
- Man Arnet [= A.J.A. Etman]: Ik en de saxofonist. (372)
- H. Marsman: Parool (407-408), Rood front (408), De prolet arise dichter, 1 en 2 (408-409). [Drie gedichten onder de naam S. Waas door Marsman aan ‘Links richten’ toegezonden, om te bewijzen dat ‘burgerlijke critici’ revolutionaire poëzie kunnen schrijven. Met reactie van Jef Last in het volgende Forum-nummer.]
Jrg. 2, nr. 6, juni 1933
- Jan van Nijlen: Treurmars voor twee ooms (413), Het ziekenhuis (414), De oude idealist (415), Ziekte (416).
- H. Marsman: Terugkeer uit de vreemde (429-430), Ontmoeting in het donker (431).
- M.B. Frenkel: Boef. (453)
- H. Marsman: Katholieke poëzie. (488) [Bespreking van Anton van Duinkerken (red.): Bloemlezing uit de katholieke poëzie, van de vroegste tijden tot heden.]
- Ludovicus van der Key: Acht vaderlandse versjes. (491-493)
Jrg. 2, nr. 7, juli 1933
- Hendrik de Vries: De verbijsterde. (518)
- Louis de Bourbon: Moeder, I t/m IV. (529-531)
- E. du Perron: Aan Ambrosia. (550-555) [Bespreking van ‘Tuin van Eros’ door Jan Engelman.]
Jrg. 2, nr. 8, augustus 1933
- S. Vestdijk: Kampong in Soerabaia (593), Potifar's vrouw (594).
- R. van Aart [= R.A.J. van Lier] [eerste regel:] Uit vrees mijn eigen stem te horen. (613)
Jrg. 2, nr. 9, september 1933
- J. Slauerhoff: Samenval (638-639), Fernando Po (640).
- Taeke de Groot: Zondagmiddag-emotie. (685)
Jrg. 2, nr. 10, oktober 1933
- Louis de Bourbon: Spahi (723), Nocturne (724).
- M.B. Frenkel: De minnaar (741), Noordwijk (742).
Jrg. 2, nr. 11, november 1933
- D.A.M. Binnendijk: Het portret. (780)
- J. Greshoff: Bruine liedjes, I t/m III. (794-796)
- Albert C.A. Voortman: Als tante Aagje heeft nagedacht. (810)
- E. du Perron [eerste regel:] Wij dragen àllen weer ons hart. (830) [Reactie in rijm op een kritiek van Werumeus Buning op het alomheersende negativisme.]
Jrg. 2, nr. 12, december 1933
- J. Slauerhoff: Oud (836), Nog (837), Nocturne (838-839), Territorio (840).
- J. van Nijlen: Carpe Diem (862), De desperate dronkaard (863).
- Hendrik de Vries: Schimp- en vloekverzen en fuifliederen van het Spaanse volk. (880-884)
- Frans Buyle: Uitbloei. (888)
- Louis de Bourbon: Klacht. (889)
- Eric van der Steen: Zuidelijke bloemenmarkt. (895)
Jrg. 3, nr. 1, januari 1934
- Victor E. van Vriesland: Projectie (15), De oude dichter (16)
- S. Vestdijk: Maan achter lommerrijke bomen (24-25), Op een gekleurde stuiter (26), Danaë (naar Titiaan) (27).
- J. Slauerhoff: De dwangarbeiders (37-38), Fado's: Liefdewoorden – Maneschijn – Fado (39).
- Marnix Gijsen: Bij een sterfbed. (44)
- R. Minne: Brief. (45)
- André Demedts: Lof van mijn land. (62)
- Karel Leroux: Albast van hare leest. (63)
- R. Herreman: Dorheid. (81)
- P.: De stervende avonturier. (82)
- Aug. van Houtte [eerste regel:] Hoop niet dat ik u van die specerijen. (83)
Jrg. 3, nr. 2, februari 1934
- R. Herreman: Over Gezelle. Zang. (105)
- Richard Minne: Over Gezelle. Tegenzang (106), Hoveniersgedicht (107), ‘Heineke vos’ (108, eerste regel: ‘Een roman zal 't niet zijn’), Anti-Amerikaans (108), Dodensantje (108).
- Paul Rogghé: Ze woonden saam. (120)
- P. [eerste regel:] De nachten storten neer uit grauw omboste rotsen. (121)
- D.A.M. Binnendijk: Novembermiddag (136), Sterfbed (137-138).
- S. Vestdijk: Grafschrift. (158)
Jrg. 3, nr. 3, maart 1934
- Jaap van Gelderen: De deftige Disselaars (193-194), Brood en spel (195).
- M.B. Frenkel: Veel kleine waarden. (212)
- Taeke de Groot: Interieur. (213)
- R. van Aart [= R.A.J. van Lier]: Scherzo (234), St. Nicolaasavond (235).
- Cola Debrodt: Desoriëntatie. (250)
- P.: Herberg in het woud. (252)
- Karel Jonckheere: Hangmat. (253)
- W. Elsschot: Brief. (254-255)
- Paul Verbruggen: Ik weet het huis. (260)
- R. Herreman: De geur van verre rozen (261), Geluk (262), Ik zal weldra (262).
Jrg. 3, nr. 4, april 1934
- Richard Minne: Bij de dood van Pijper, handelsreiziger. (303)
- Karel Leroux: Aanwezigheid. (304)
- P.: Ode aan de geliefde. (330)
- Man Arnet [= A.J.A. Etman]: Spel. (354)
- Cola Debrot [eerste regel:] Ik hoor u door de grote kamers dwalen. (355)
- Camp de Basschaerde [= Barend de Goede]: Oude van dagen. (363)
Jrg. 3, nr. 5, mei 1934
- Siegfried E. van Praag: Judas. (386)
- F.C. Terborgh: De balling (404), Aranjuez (405).
- S. Vestdijk: De Soedannegerin reist met de Hadji's mee (406-407), Het lied van de rivierschipper (408).
- D.A.M. Binnendijk: Twee rondelen [eerste regels:] I. Milder dan het licht der zon – (419) II. Vloek, zegen en juweel (420).
- P.: Er is een grafje gedolven. (446-447)
- André Demedts: In memoriam. (458)
- Karel Leroux: Coccinella. (459)
Jrg. 3, nr. 6, juni 1934
- Urb. van de Voorde: Willem Kloos. (486-492) [Proza]
- J.C. Bloem: Vroege voorjaarsavond. (542)
- A. van Roosenburg: Dubbel uitzicht. (543)
Jrg. 3, nr. 7, juli 1934
- M.B. Frenkel: Belijdenis (600), Klaaglied (601).
- S. Vestdijk: Vrouwendienst (618), Een visioen van Tondale (naar Hieronymus Bosch) (619)
- P.: Os en hert. (650)
Jrg. 3, nr. 8, augustus 1934
- J. Verbruggen: De gek in de regenton. (693)
- R. Herreman: Het eerste van de drie liederen (700), Het tweede lied (701), Het derde lied (702), Armoede (703).
- S. Vestdijk: De mooie woordjes wier ritme ik nareken. (728-733) [Over de dissertatie van G. Stuiveling: Versbouw en ritme in de tijd van '80.]
- Albert C.A. Voortman: Uit mijn jeugd. (734)
- D.A.M. Binnendijk: Rondeel. (765, eerste regel: Geen vrucht, hoe glanzend aan haar tak.)
- H. Marsman: Drievoudig afscheid. (766)
- Matth. Giroldi: Meretricula. (779)
- Jrg. 3, nr. 9, september 1934
- S. Vestdijk: Jonge Romeinse negerslavin. (801) [Voorpublicatie uit ‘Vrouwendienst.’]
- C.L. Sciarone: Idylle. (821)
- Reinold Kuipers: Mijn schedel (839), Stad bij avond (840).
Jrg. 3, nr. 10, oktober 1934
- R. Herreman: Dageraad (886), De blijde liefde (887), Vaarwel aan de poëzie (888), Vaarwel aan mijn vrienden (889).
- Aug. van Houtte [eerste regel:] Waarom, voorover-leunend op de vlonder. (908)
- J. Slauerhoff: De ontdekking der Nieuwe Hebriden, I t/m VII (928-931), O Konakry! (932), Herfst (933), Billet doux (934).
- J. Greshoff: Jan van Nijlen. (935-940) [Voorpublicatie van de inleiding bij een uitgebreide keuze uit de lierdichten van J. van Nijlen.]
Jrg. 3, nr. 11, november 1934
- H.W.J.M. Keuls: Seringen (1045), [eerste regel:] O laat ons scheiden, voor de dag begint (1046), [eerste regel:] Zo is mijn hart door u geworden (1047), [eerste regel:] Weer is een zomer heengegaan (1048), Kwatrijnen: I. Rijs op, geslagene, uit uwen val – II. Wat is de glimlach mij, waarmee gij praalt! – III. Plukt gij de bloem, dan gaat de vrucht verloren – IV. God nam mij op zijn hand, het grote licht (1049).
- N.A. Drojine [= A.G. Christiaens]: Café-Concert (1084), Celibaat (1085-1086).
Jrg. 3, nr. 12, december 1934
- André Demedts: Niets dan een droom. (1110)
- Jan Vercammen: Hij bleef alleen. (1124)
- Frank van den Wijngaert: Oud park. (1125)
- Marnix Gijsen: Ervaringen van een bloemlezer. (1126) [Over (het gebrek aan) kwaliteit van de te vele bloemlezingen.]
- Raymond Herreman: Verloochening (1130), De vrouwen (1131), De dronkenschap (1132), De kinderen (1133).
- A. Roland Holst, gedichten uit ‘Een winter aan Zee’ [eerste regels:] Golven, de dood voor ogen (1169), Afnemend omoorlogen (1170).
- Victor E. van Vriesland: Rue de l'Écluse. (1188)
Jrg. 4, nr. 1, januari 1935
- Camp de Basschaerde [= Barend de Goede]: Najaar. (17)
- C.L. Sciarone: De oud-officier. (18)
- E. du Perron: De jonge Indiesman. (19)
- D.A.M. Binnendijk: Locarno (31), Candria (Lago di Lugano) (32).
- R. van Eck: Nederland-Insulinde 1811-1816. (64) [Hekelend gepresenteerd door Du Perron.]
- Raymond Herreman: Verrassing (66), Herinneringen (67).
- Amand Simoens: Terug uit de ballingschap. (72)
- Victor J. Brunclair: Marine. (73)
- Karel Vertommen: Drie Koningen. (74)
Jrg. 4, nr. 2, februari 1935
- Raymond Herreman: De moeilijke vreugde (107), Wankelmoed (108), De haven (109), Verlangen zonder naam (110), Een naam (111), Jong verdriet (112).
- P. Rogghé: Na het feest (119), Het moment (120), De finale (120).
- Marnix Gijsen: Sadisme en poëzie. (152-153) [Over de latere verwerping door Gilliams van een eigen gedicht, gevolgd door de weergave van Gilliams gedicht ‘Mee naar onze akker’, p. 153.]
- Jan H. Eekhout: Sonnetten van Michel-Angelo: Sonnet der rijke roekeloosheid (162) – Sonnet van de ontleding mijns wezens (163) – Sonnet van de prijs der schoonheid (164).
- H. Marsman: Kritiek van de blauwe knoop. (165-170) [Kritiek op de opvattingen van Ter Braak over poëzie en poëten.]
- Menno ter Braak: Repliek van de nuchtere Dyonisos. H. Marsman als moralist der poëzie. (171-177)
- J. van Hattum: Orthodoxie (178-179), Gebed voor de vrek (180), Kwatrijnen [eerste regels:] Lyriek wordt epiek onder één beding – Tussen Uw ‘hier-zijn’ en Uw ‘weder-komen’ (181).
Jrg. 4, nr. 3, maart 1935
- S. Vestdijk: Hippodrome provincial (208), Stad aan de Wadden (209), Het kind en de stervende zeeanemoon (210).
- B. Roest Crollius [eerste regel:] De zee wordt verloren in nevel. (225)
- Reinold Kuipers: De oude man spreekt. (226)
- F.W. van Heerikhuizen: Treurwilg in de lente. (227)
- Panopticum: reacties van V.E. van Vriesland en E. du. Perron op de poëziediscussie tussen Marsman en Ter Braak, in nr. 2. (250-252)
- H.: De dubbel-zatte. (254) [Reactie op de poëziediscussie tussen Marsman en Ter Braak in nr. 2.]
- René Verbeeck: Liefdegedicht. Uw leven. (263) [Zie ook de reactie ‘Nota’ van Jan Engelman in het meinummer, pp. 506-508.]
- Jan Vercammen: Het dode kindje Eric, I en II. (264-265)
- N.A. Drojine [= A.G. Christiaens: De criticasters (288), Parabel (289)
Jrg. 4, nr. 4, april 1935
- Fritz Francken: Levenskroniek van Oom Maurits, met een korte bespiegeling, door zijn neef, de waterklerk. (309-311)
- Victor E. van Vriesland: Avondlijk tweegesprek tussen de dichter en de harmonica. (363-365) [Voorpublicatie uit ‘Herhalingsoefeningen’.]
- Jan Engelman: Verwachting van Pasen. (366)
- Hendrik de Vries: Invernal. (391)
- Matth. Giroldi: Common sense (392), Estheet (393).
Jrg. 4, nr. 5, mei 1935
- J.C. Noordstar: Laat geluk. (427)
- Nine van der Schaaf: De schone nacht. (428)
- Matth. Giroldi: Zéro. (429)
- René Verbeeck: Februari. (488)
- N.A. Drojine [= A.G. Christiaens] [eerste regel:] O smartlijk jaar van nutteloos betrachten! (495)
- Pieter G. Buckinx: Kleine ballade. (496)
Jrg. 4, nr. 6, juni 1935
- Bert Decorte: De ruiters. (510-513)
- Jan Vercammen: Nog een dag met Eric. (534)
- S. Vestdijk: Voor vijftig jaar in Amsterdam (568), Kale takken op muur (569), In de duinen bij Waalsdorp (570).
- Hendrik de Vries: Adagio's [eerste regels:] Voor 't eerst in 't beweegbare toverwoud – Ik wandel door dichte hoven – Bezweringen moet ik zingen. (586)
- Matth. Giroldi: Oude vrouw. (587)
Jrg. 4, nr. 7, juli 1935
- S. Vestdijk: Albert Verwey en de Idee. (610) [Over individualisme en anti-individualisme bij Verwey, Kloos, Gorter en Boutens. Met weergave van het gedicht ‘Cirkelloop’ van Verwey.]
- J. van Hattum [eerste regel:] Ik dacht mij in en droomde een Heel-Al (630-631), Adreswijziging (632), 140 Pond (633).
- J. Verbrugge: Zelfmoord des zeemans. (679)
- Ludo Poplemont: De gevangene. (680)
- Paul Rogghé: Korte duur. (681)
Jrg. 4, nr. 8, augustus 1935
- André Demedts: De paarden. (710-711)
- Paul de Vree: Overgave en rust. (720)
- R. Herreman: Vaarwel aan de jeugd. (721)
- Ed. Hoornik: Sterilisatie, I t/m III. (778-779)
- Taeke de Groot: Stilleven in café. (789)
- R. Escher: The Man who kept his Form. (790)
- Simon Vestdijk: Wetenschappelijke bijdrage tot de rhythmologie. (819-822)
Jrg. 4, nr. 9 september 1935
- S. Vestdijk: De enthousiast (826), Het schip Merula (827).
- C.L. Sciarone: Homo academicus (856), De ouders (857).
- V.J. Brunclair: De slotvoogdes (908), De knecht (909).
- Maurits L. Peeters: Oosters landschap. (929)
- P. Rogghe: Het aanschijn van het leven. (930)
Jrg. 4, nr. 10, oktober 1935
- J. Verbruggen: De onverschillige. (939)
- Victor E. van Vriesland: Gedragslijn. (982)
- P. Verhoog: Gamma. (983)
- Hendrik de Vries: Volgorde van versregels. (1025-1026) [Reactie op Vestdijk: Wetenschappelijke bijdrage tot de rhythmologie, in nr. 8.]
- Simon Vestdijk: ‘Het komt mij voor ...’ (1027-1028) [Reactie op voorgaande bijdrage van De Vries.]
Jrg. 4, nr. 11, november 1935
- S. Vestdijk: Hemelse en aardse poëzie (1). (1032-1048) [Naar aanleiding van J. Greshoff: Gedichten, 1907-1934.]
- Willem Elsland [= Gilbert Degroote]: Inhuldiging (1096), Fabriekschacht (1097).
- N.A. Drojine [= A.G. Christiaens]: Aan P. van Langendonck. (1098)
- M. de Doncker: Uitverkoop. (1106)
- Bert Decorte: Moederschap, I en II. (1107-1108)
Jrg. 4, nr. 12, december 1935
- Armand Simoens: Vervoering. (1144)
- N.A. Drojine [= A.G. Christiaens]: Irrequietum, I en II. (1145)
- R. Herreman: De eerste bloei (1146), Liefde tot de duisternis ((1147), Wie zijn dag niet bemint zal ten onder gaan (1148).
- J. Verbruggen: De simpele nachtegaal. (1149)
- Pieter G. Buckinx: Zeg mij nog niet vaarwel (1150), Voorbij de grenzen (1151), Cap Ferrat (1152).
- Jan Vercammen: Voor-Herfst. (1153)
- S. Vestdijk: Zwaan (1179-1181), Noord-Tirol (1182), Innsbrück (1183), Familieportret uit de 80-er Jaren (1184).
- G. van Gelder: Zondeval. (1185)
- S. Vestdijk: Hemelse en aardse poëzie (slot). (1186-1203) [Met weergave van Greshoffs gedicht ‘Voor een onbekende’.]
- P. Verhoog: Bui in het Kanaal (1204), Bar in Havana (1205-1206).
- M. Mok: De versmade dichter. (1207)
- J.B. Besançon: Exit. (1219)
- Adriaan Morriën: Geestelijke. (1220)
- Man Arnet [= A.J.A. Etman]: Caprice. (1221)
Laatst bijgewerkt op 26 februari 2022