Recensies:
Interview met Kees Hermis over de bundel Op de Snaren van het Licht.
Kees Hermis (Hulst, 1941) was werkzaam in het onderwijs, exposeerde houtsculpturen en publiceerde vrijwel uitsluitend poëzie. Hij woont en werkt in Rockanje.
Zijn eerste werk kwam in 1977 bij uitgeverij De Beuk uit onder de titel Vrijgesproken. Door de jaren heen was er elke anderhalf jaar een nieuwe bundel, waarmee een rijk oeuvre is opgebouwd. Zijn laatste bundel bij uitgeverij Boekscout heeft als titel ‘Op de Snaren van het Licht’ en is van 2020.
In de jaren zestig is hij begonnen met dichten en werd hij geïnspireerd door de beweging van de Vijftigers. Zijn eerste publicaties waren tamelijk ‘ongecontroleerde emotionele erupties’ geschreven in vrije versvorm. Daarna ontwikkelde Kees zich als dichter en maakte vaker meer gebruik van klassieke rijmschema’s en terugkerende refreinen. De gedichten in ‘Op de Snaren van het Licht’, zijn weer meer in een vrije versvorm geschreven, toegankelijker ook dan de meer cryptische vorm van vroeger. In deze vorm kan hij beter verwoorden wat hem persoonlijk bezighoudt.
Het licht is in het werk van Kees Hermis een hoofdthema. De gedichten in de bundel raken de essentie van het leven uitgedrukt in het woord licht. Kees vindt die woorden door alle zintuigen, antennes & sensoren waar een mens over beschikt naar binnen en buiten open te zetten om vervolgens ruimte te maken voor de innerlijke stem. Dichten is voor Kees een essentiële vorm van leven: zo adequaat en authentiek mogelijk antwoord trachten te geven op wat hem uit de binnen- en buitenwereld raakt.
Orde scheppen in een chaotische werkelijkheid, om het leven enigszins draaglijk te maken. Zo staat hij in zijn gedichten zowel dicht bij de geboorte als bij de dood en de weg daartussen in: “er is geen kwaad, geen goed, er is slechts leven waar ik wat mee moet.”
Dichters als Hans Lodeizen, Hans Andreus, Maurits Mok, Ed Hoornik, Rutger Kopland, Tomas Transtrõmer, Wislawa Szymborska, Pablo Neruda en Carlos Drummond de Andrade inspireren hem.
De gedichten in de bundel zijn harmonisch geschreven. Hij beschouwt muziek als de eerste, oudste, meest oorspronkelijke vorm van expressie en daarmee de hoogste kunstvorm. Een aantal teksten in de bundel zijn door componisten van muziek voorzien - en enkele malen door een cantorij ten gehore gebracht.
Door de ervaring en de ontwikkeling tijdens zijn leven wordt de betekenis van het licht, steeds meer een tijdloos licht waar mensen na hun dood naar terugkeren. Dat wil voor hem ook zeggen dat ‘leven uit licht geboren is, en zonder licht geen leven mogelijk is’.
Het volgende gedicht is een voorbeeld van hoe Kees woorden vindt bij de cyclus van het leven:
Adempauze
Hoe ver gegaan
de stroom is al verder
kent geen rust, wacht niet
iemand blijft staan
neemt tijd, ademt uit
een volle dag, een nacht
ziet het bewegen van water
het stromen van leven en licht
drinkt het in
weet zich op weg waar naartoe
van voorbijgaan gemaakt proeft
hij ieder moment hoe
niets blijft, alles eindigt
in een voortdurend begin.
Kees is vaak met zijn poëzie betrokken bij de levensomstandigheden van zijn lezers. Vooral
als die lezers meer zijn dan vluchtige voorbijgangers en hij persoonlijk deelgenoot wordt gemaakt van hun lief en leed is poëzie meer dan een middel om te laten weten dat het leven van de ander hem niet onverschillig laat.
Debby Hertsenberg